Is de massale komst van Oost-Europese spelers naar onze competitie een zegen ? Of werkt ze contraproductief ?

Het afgelopen seizoen was het eerste waarin de clubs een beroep konden doen op Oost-Europese spelers met het statuut van spelers van de Europese Gemeenschap. Zoals te verwachten was, hebben ze daar gretig gebruik van gemaakt. Ook tijdens het tussenseizoen hebben sommigen die weg verder ingeslagen. Of dat altijd de verwachte resultaten opleverde, blijft een open vraag. Meestal zegt men dat een buitenlander interessant is voor onze competitie als hij een meerwaarde kan bieden. Dat was voor sommige spelers zeker het geval. Maar om kwaliteit in huis te halen, moesten de clubs ook de prijs betalen. Bij Oostende werd Virginijus Praskevicius verkozen tot MVP van het seizoen. Maar hij is ook de duurste speler die ooit op onze velden rondliep.

Maar overdaad schaadt en dat is ook in dit verband niet anders. In het putje van de winter zag Johan Vande Lanotte een kans om de Estse spelmaker Rauno Pehka naar de kuststad te halen, tegen het advies van Lucien Van Kersschaever in. Het gevolg was dat Gerrit Major, een van de Belgische basketbalbeloften, nog minder speeltijd kreeg dan voordien en dit terwijl Pehka zich toch niet kon opdringen tot echte vaste waarde. Ook Pepinster deed met de Kroatische coach Niksa Bavcevic gretig een beroep op spelers uit Oost-Europa. Hier speelden vooral budgettaire overwegingen. Dadelijk sterk presterende Belgische spelers vinden tegen dezelfde prijs als de ex-Joegoslaven leek een onmogelijke opdracht, terwijl de Joegoslavische talentvijver onuitputtelijk lijkt. Gelukkig had Pepinster tegelijk ook het goede idee om zelf het opleidingscentrum Pierre Raskin op te richten. De club hoopt de komende jaren daaruit de nodige talenten te halen. Het probleem is immers bekend : goede Belgische spelers zijn zeldzaam en dus ook duur.

In Hasselt is men in de val van de naïviteit getrapt. Allerhande tussenspersonen, die nooit verlegen zitten om op slinkse manier geld te verdienen, hebben daardoor wellicht goed hun zakken kunnen vullen. Ze organiseerden voor spelers die graag naar West-Europa willen verhuizen camps. Tijdens wedstrijden moeten de spelers dan tonen wat ze in hun mars hebben. De bestuurders van Hasselt trokken naar zo’n camp in het Hongaarse Pecs en brachten meteen drie spelers mee. Slechts één ervan kon redelijk mee, de twee anderen waren geen versterking. Louis Casteels, die midden in het seizoen bij de ploeg uit de Limburgse hoofdstad neerstreek, vond dat ze niet sterker waren dan junior Dieter Souveryns.

Ook Gent, dat nochtans altijd over uitstekende jeugdploegen heeft beschikt, deed inkopen in Oost-Europa. Gent zegde in januari zelfs zijn Belgische coach André Maes de wacht aan om hem te vervangen door de Oekraïense coach-manager Bogdan Karebin. Bergen daarentegen weerstond aan de bekoring om voor een gemakkelijkheidsoplossing te kiezen.

Lucien Van Kersschaever is er niet van overtuigd dat de Oost-Europeanen het kampioenschap naar een hoger niveau hebben getild. “Ze hebben vooral de mogelijkheden van de ploegen verruimd. Natuurlijk zijn er enkele jongens die wel erg goed zijn. Ik denk aan Praskevicius en Kullamae, aan Starcevic, aan Galenkin – de pivot van Gent – en aan Vujuc en Samanic, de twee jongens van Pepinster. Maar anderen hebben echt niets bijgebracht. Bij clubs die niet eerst kijken wat ze in de eigen rangen nog hebben rondlopen, staan die buitenlanders de doorbraak van onze Belgische jeugd in de weg. Volgens mij kom je als club het verst als je eerst kijkt wat je hebt en dan pas de puzzel aanvult met buitenlandse spelers. Maar om resultaten te halen met jonge spelers moet je keihard werken en dat werk mag je ook niet onderbreken. Ik vind wel dat de Belgen een kans moeten krijgen. Het probleem voor Gerrit Major bij Oostende heette volgens mij overigens niet Pehka, maar J.R. Holden. Major heeft alles om het te maken als spelverdeler van een eersteklasser, maar daarvoor zou hij een club moeten kiezen waar de weg niet versperd.”

Toen Gerrit Major via de pers de transfer van Pehka vernam, kwam dat hard aan. Major : “Ik had liever gehad dat men het me persoonlijk zou gezegd hebben. Mijn speeltijd was al beperkt, en door de komst van Pehka kwam ik nog minder van de bank af. Bij een topclub is het voor een jonge gast moeilijk om echt door te stoten.”

“Voor Pepinster was het aantrekken van spelers uit Oost-Europa een overgangsmaatregel in afwachting dat we het anders gaan oplossen”, zegt Jean-Pierre Dardin, manager van de club. “Let op ! Ook nu zijn we voor een aantal Belgische spelers gaan informeren maar de prijzen lagen zo hoog, dat we noodgewongen moesten afhaken. Aangezien Niksa Bavcevic perfect de Oost-Europese markt kent, zijn we daar gaan rondneuzen. Jammer genoeg kon Edi Vulic door zijn blessure maar vier wedstrijden spelen. Ik denk dat hij de beste van allemaal is. Maar we hebben in ieder geval een duidelijke visie. Spelers uit het Oostblok zijn bij ons om ons te depanneren in afwachting van de dag dat ons werk met de jongeren begint te lonen. Vanaf het nieuwe seizoen komen er trouwens vier jonge spelers bij de kern.”

“Heel het land kent het verhaal van Hasselt”, meent ex-coach Louis Casteels. “Het Hasseltse bestuur ontdekte Straupis tijdens een camp in Hongarije en zijn manager zei dat hij enkel kwam als ze er ook Stulga en Vileita bijnamen. Straupis is een goede speler, de twee anderen zijn niet beter dan de Belgen en vertrokken in december weer. Het is nu eenmaal het eerste jaar dat de Oost-Europeanen over het statuut van EU-speler beschikten. Dan duiken er onvermijdelijk kinderziektes op. Ik ben ervan overtuigd dat er een natuurlijke selectie komt en dat enkel de besten zullen blijven. Na het openzetten van de Europese grenzen werden we ook overspoeld, met name door Nederlanders. Maar er kwam al vlug een natuurlijke schifting. Persoonlijk ben ik er voorstander van om te zeggen dat elke club maar twee Amerikanen en twee Europeanen uit een ander land mag hebben, maar kan de baksetbalbond ingaan tegen de internationale wetten, waarin het vrij verkeer van personen centraal staat ?”

Tony Van den Bosch, coach van Antwerpen en de nationale ploeg, vreest niet dat er in de toekomst Belgische spelers te kort zullen zijn. “Maar ik vrees wel voor een daling van de kwaliteit. Clubs nemen geen tijd meer om spelers op te leiden en de druk van de sponsors is niet van aard om daar verandering in te brengen. Wie geld investeert, wil op korte termijn resultaten zien. In de Oost-Europese landen zijn er nog goedkope spelers te vinden. De verleiding is dan ook groot om ze daar te halen, maar de prijzen zullen daar ook snel stijgen. Om Praskevicius te halen, moest Oostende al diep in de geldbeugel tasten. Maar erg is dat niet, want hij betekende echt een versterking voor de competitie.”

Anderen zijn niet beter dan de Belgen. Van den Bosch : “Clubleiders zouden moeten beseffen dat het niet is omdat ze een opleiding hebben gekregen in Joegoslavië dat al die spelers even goed zijn als Toni Kukoc. Bij Antwerpen haalden we Babic binnen, een speler met heel veel ervaring. We wisten dat we kwaliteit in huis haalden tegen een redelijke prijs. Hij nam bij ons niet de plaats in van een Belg, want ik had in mijn kern geen spelers van zijn type. Voor het overige probeer ik altijd voorrang te geven aan jongens van de streek.

“Ik vind het ook goed dat een junior zoals Jeffrey Doubels op het einde van het seizoen speeltijd kreeg bij Gent, ook al kwam dat voornamelijk omdat de buitenlanders het waren afgetrapt als gevolg van de financiële moeilijkheden van de club. Bij ons boekte Maarten Goethaert veel vooruitgang. Die jongen kijkt op training op geen inspanning en hij is niet materialistisch ingesteld. Er wordt vaak gezegd dat Belgische spelers duur zijn, maar vergeet niet dat de buitenlanders naast hun salaris ook nog een appartement en een auto willen. Ik denk dat sommige clubs echt wel wat overdreven hebben. Maar er zijn natuurlijk ook steeds meer buitenlandse coaches en die zijn geneigd spelers uit hun eigen land te recruteren. Tussenpersonen verdienen veel geld met het kopen en verkopen van buitenlandse spelers. Dat is de realiteit waar het basketbal mee moet leven.”

door Daniël Devos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content