Sinds afgelopen zaterdag is de Crucible in Sheffield weer voor twee weken het decor voor het snookerspektakel van de Embassy World Championships. Portret van de drie meest onhandelbare snookergenieën aller tijden.

Alex ‘Hurricane’ Higgins

In 1972 kroont Alex Higgins zich op 23-jarige leeftijd tot wereldkampioen door in de finale van zijn allereerste WK als nobele onbekende John Spencer te verslaan met 37-32. In plaats van het trage, veilige spel van de gevestigde orde presenteert Higgins een compleet onorthodoxe stijl, waarbij hij zowat zijn hele lichaam op de tafel gooit en met de meest roekeloze shots lijkt weg te komen. Het Britse publiek is er meteen weg van en doopt hem ‘Hurricane’. Wanneer hij niet als een razende tekeergaat op het groene doek, lurkt Higgins onophoudelijk aan een sigaret, met een frisse pils binnen handbereik.

Naast de tafel brengt Higgins zijn tijd graag door in hotelbars en goktenten, het liefst in het gezelschap van mooie vrouwen. De Ier haalt dan ook steeds vaker het nieuws met openbare dronkenschap, afgebroken hotelkamers, niet nageleefde contracten en de bijbehorende rechtszaken. In 1976, veel later dan velen verwachtten, speelt Higgins opnieuw een WK-finale. De tegenstander heet Ray Reardon, die Higgins uitput met standvastig en slaapverwekkend snooker. Reeds in de voorlaatste sessie heeft Reardon een onoverbrugbare kloof uitgebouwd : 27-16. In talrijke frames geeft Higgins zich al gewonnen nog voor de rode ballen weggespeeld zijn.

Pas in 1982 zal Higgins zijn tweede en laatste wereldtitel veroveren in de Crucible. Na de halve finale tegen Jimmy White, die kenners nog steeds omschrijven als de beste snookermatch aller tijden, ruimt Higgins in de finale Ray Reardon op met 18-15 en een century break in het laatste frame.

Na de tweede wereldtitel zet de neergang van het snookergenie zich definitief in. In 1986 verkoopt de intussen drankverslaafde Higgins de toernooidirecteur van de Britse kampioenschappen een kopstoot omdat hij geen zin heeft om een urinestaal in te leveren voor een dopingtest. In de wereldbeker snooker van 1990 dreigt hij teamgenoot Dennis Taylor te laten doodschieten en scheldt hij scheidsrechter van dienst John Spencer de huid vol. Het levert hem een boete van 12.000 pond en een schorsing van vijf toernooien op. In 1997 speelt Higgins in Plymouth zijn laatste grote toernooi, maar ook daar wordt hij na ongepast gedrag uit de arena verwijderd. Pas de volgende ochtend duikt een straalbezopen Higgins weer op, iets onduidelijks brabbelend over een steekpartij. Higgins krijgt financiële problemen, raakt sportief kant noch wal en ontwikkelt keelkanker.

Op zijn 57ste is hij nog steeds niet officieel met pensioen, maar het laatste wat van hem vernomen werd, is dat hij voor 20 pond per sessie in een kleine club in Manchester speelt.

Quinten ‘The Wizard of Ozz’ Hann

Hoewel ‘The Wizard of Ozz’ ongetwijfeld een van de meest getalenteerde spelers van zijn generatie is, raakt Quinten Hann bij het brede publiek vooral bekend omwille van zijn periodieke aanvallen van zinsverbijstering op het groene doek. De Australiër is waarschijnlijk de enige speler ter wereld die ooit een frame opgaf met dertien rode ballen op de tafel. In de Grand Prix van 2000 schiet hij de laatste drie frames doelloos in het pak voor hij met 5-0 ten onder gaat tegen Ronnie O’Sullivan. Een maand later speelt hij met een felgele haardos en zonder schoenen op de Britse kampioenschappen omdat hij een gebroken teen heeft overgehouden aan een parachutesprong.

In 2002 knalt Hann tijdens de eerste ronde van het WK tegen Paul Hunter in een vlaag van frustratie in het openingsshot het hele pak uit elkaar. Tot ieders verbazing overleeft Hann het duel, om in de tweede ronde tegen Stephen Lee hetzelfde waanzinnige manoeuvre uit te halen. Op het WK van 2004 moeten Hann en zijn tegenstander Andy Hicks uit elkaar gehaald worden na 10-4-verlies voor Hann. Een jaar later wandelt hij de Crucible binnen met een kater van jewelste en kondigt hij vrolijk aan dat hij niet getraind heeft met zijn nieuwe keu nadat zijn oude gestolen werd en beschadigd werd teruggevonden. Hij verliest de eerste ronde met 10-2 van Peter Ebdon. Commentaar van Hann : “Ik werk tien weken per jaar en daar verdien ik ongeveer 60.000 dollar mee. Ik ben gezegend.”

Ook naast de snookertafel zet Hann zijn roekeloze gedrag vrolijk verder. Dat resulteert in 1999 in een ernstig motorongeval. Een gebroken sleutelbeen kost hem bijna een jaar van zijn carrière. In 2002 wordt hij aangeklaagd door een 21-jarige Zuid-Afrikaanse studente, die beweert door Hann te zijn verkracht in zijn suite van het Savoy Hotel in Londen. De jury acht Hann onschuldig, maar die speelt wel een belangrijke sponsor kwijt door heel de affaire. In 2005 wordt Hann overigens opnieuw vrijgesproken van dubbele aanranding.

Amper een dag na de uitspraak pakt een Engelse tabloid uit met het verhaal dat Hann zich op de China Open van 2005 maar al te graag liet omkopen. Toen een undercoverjournalist Hann 50.000 dollar bood om te verliezen in de eerste ronde, zei die daar geen problemen mee te hebben. Vorige maand veroordeelde de World Professional Billiards and Snooker Association Quinten Hann tot acht jaar schorsing.

Hann woonde de zitting niet bij, hij kondigde twee dagen ervoor zijn officiële afscheid van het profsnooker aan. Naar verluidt wil hij het nu gaan maken in het Amerikaanse poolcircuit.

‘Rocket’ Ronnie O’Sullivan

Ronnie O’Sullivan wordt algemeen beschouwd als de meest getalenteerde snookerspeler aller tijden. Hij maakt zijn eerste century op zijn tiende, zijn eerste 147-break op zijn vijftiende. Ook de twee snelste maximumbreaks uit de geschiedenis staan op naam van ‘The Rocket’. Op het wereldkampioenschap van 1997 maakt hij er eentje in amper vijf minuten en twintig seconden, op het WK van 2003 heeft hij zes minuten en dertig seconden nodig om vijftien rode ballen, telkens gevolgd door de zwarte bal en daarna alle zes de gekleurde ballen te potten. O’Sullivan is hiermee tevens de enige speler die erin slaagde om twee 147-breaks te maken in de Crucible.

O’Sullivan wordt prof op zijn zestiende en wint amper een jaar later – nog steeds als jongste speler ooit – zijn eerste grote titel met het UK Championship. Zijn eerste wereldtitel wint O’Sullivan in 2001, wanneer hij John Higgins met 18-14 verslaat in de finale. Drie jaar later verplettert hij zevenvoudig wereldkampioen Stephen Hendry met 17-4 in de halve finale, om vervolgens de verrassende finalist Greame Dott met 18-8 van de tafel te vegen. Bij de prijsuitreiking draagt Ronnie bij wijze van grap draculatanden.

Privé gaat het O’Sullivan minder voor de wind. In 1995 krijgt zijn vader achttien jaar gevangenisstraf voor moord, een paar jaar later belandt ook zijn moeder in de gevangenis wegens belastingontduiking. O’Sullivan ontwikkelt een depressie die hem jarenlang parten zal spelen en raakt verslaafd aan drank en marihuana. In 1998 kost dat laatste hem de titel en 61.000 pond prijzengeld op de Ierse Masters. Met het snooker ontwikkelde O’Sullivan een haat-liefdeverhouding. “Het kan me niks schelen als ik nooit in mijn hele leven nog een snookertafel zie, het spelletje maakt me doodongelukkig”, zegt hij na het behalen van de wereldtitel in 2001.

In de snookerarena wisselt O’Sullivan briljant en wervelend snooker af met onhandelbaar gedrag. In 1996 valt hij een official aan op het WK : hij krijgt een voorwaardelijke schorsing van twee jaar, een boete van 20.000 pond en het sterke advies om 10.000 pond aan liefdadigheid te schenken. Op hetzelfde WK besluit O’Sullivan om een volledige sessie linkshandig te spelen tegen Alain Robidoux. O’Sullivan wint met 10-3, maar de Canadees en het snookerestablishment kunnen er niet om lachen.

Gedurende zijn depressieve periode lijkt O’Sullivan dezelfde weg op te gaan als Alex Higgins, maar onder invloed van zijn mentor Ray Reardon kickt hij af en gaat hij weer volop voor zijn sport leven. Hij vindt zijn liefde voor het spelletje terug : “Ik zal het snooker nooit verlaten, mijn hart ligt nog steeds in het spelletje en ik wil het goed doen. Mijn doel is om vijftig titels te winnen, zodat mensen mijn naam in dezelfde adem uitspreken als die van andere snookergrootheden.”

O’Sullivan won in zijn carrière dertig titels en speelt nu in de Crucible voor zijn derde wereldtitel.

LOES GEUENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content