Vier ex-Ajacieden over voetballen bij Germinal Beerschot. ‘Je denkt : ik kom van Ajax, ik zal daar wel even spelen. Maar zo gemakkelijk gaat het niet.’

Een jaar geleden zat Aaron Mokoena bij Germinal Beerschot op de bank, net als middenvelder Jason Culina en keeper Joey Didulica. Alle drie kwamen ze van Ajax, zonder het te maken in Antwerpen. Culina is inmiddels weg, maar Didulica staat bij Ajax wél in de basis. Mokoena bleef in Antwerpen. Na een geslaagd WK met Zuid-Afrika is hij nu de kapitein van de ploeg. Aan zijn voorbeeld willen de nieuwelingen Americo Walker, Anthony Obodai en Kwame Quansah zich optrekken. Aanvankelijk haalde alleen Obodai de basisploeg : Walker sukkelde met blessures en Quansah leek nog te jong. Maar kijk, inmiddels scoorde laatstgenoemde (tot vóór afgelopen weekend) al acht keer. Alle vier staan ze nu min of meer vast in de basis.

Aan Nederlandse taallessen, die Germinal Beerschot niet verplicht stelt voor zijn buitenlanders, hebben de vier ex-Ajacieden geen behoefte meer. Bij Ajax kregen ze de taal al onder de knie – met een aardig Amsterdams accent bovenop. Maar om het tegenover derden te hanteren, nee, daar is hij niet happig op, zegt Anthony Obodai. “Liever in het Engels.”

Walker : “Komaan, je begrijpt toch Nederlands ?”

Obodai : “Nee.”

Walker, triomfantelijk : “Zie je wel !”

Obodai : “Ik praat alleen Nederlands met Walker. Soms met de trainer.”

Quansah : “Ik praat wel Nederlands. Amsterdams, geen Antwerps.”

Mokoena : “Ik verkies Engels. In Amsterdam kon je met Engels overal terecht. Hier is dat toch minder, hier spreken ze Vlaams of Frans. Ik behelp me in het Nederlands, maar met dat Vlaams heb ik heel veel moeite. Daarom praat ik liever Engels, ook met de trainer. Bij Ajax praatte Jan Olde Riekerink elke dag Nederlands.”

Walker : “In het begin volgde ik vier keer per week Nederlandse les, later één keer. Ik ken geen Engels of Frans.”

Walker : “Ik was kapitein van de Braziliaanse ploeg onder 17. Daar speelde ik samen met Kaka – die op het laatste WK bij de nationale ploeg zat -, met Adriano die nu bij Parma voetbalt, en met Ewerthon van Dortmund. In Brazilië zat ik bij een kleine club, Guarani. Natuurlijk wil je dan naar Ajax als ze je vragen.”

Quansah : “Ik kwam via Karel Brocken bij Ajax. Ik wilde graag naar Frankrijk, maar Brocken ging eerst met mij naar Standard. Daar trainde ik drie dagen. Daarna nam hij me mee naar Nederland. Hij wilde naar Feyenoord, maar ik kende een paar spelers van Ajax, zoals Finidi George en Kanu. Ik wou er even langs om goeiedag te zeggen. Het resultaat was dat ik een week kon meetrainen. Dat viel heel goed mee. Ik heb er leren kaatsen en de bal vasthouden zodat de middenvelders kunnen aansluiten.”

Obodai : “Ik speelde met de Ghanese onder 17 op het WK in Nieuw-Zeeland. Daar me ontdekten ze mij, net als Walker. Na dat WK ging ik terug naar Ghana. Eén dag later al vroegen ze me om te tekenen.”

Mokoena : “Ik voetbalde bij Jomo Cosmos, toen Ajax me uitnodigde voor een test op een zomertoernooi in Groningen. Even later merkte Leverkusen me op, toen ik met de Zuid-Afrikaanse beloftenploeg een toernooi in Toulon speelde. Ik koos voor Ajax omdat die ploeg me meer aansprak. Bij Ajax hebben ze een voetballer van mij gemaakt. Ik was een ruwe tackler die de bal afpakte en meteen doorgaf. Bij Ajax leerde ik er iets nuttigs mee te doen. Dat is de verdienste van Jan Olde Riekerink. Hij was hard, maar als hij me niet op mijn fouten had gewezen, was ik nooit de speler geworden die ik nu ben.”

Obodai : “Bij Ajax zaten we in het tweede team. Dat was niet genoeg, ik voelde me klaar voor het eerste elftal. Na het seizoen zeiden ze dat we beter naar hier kwamen. Mokoena overtuigde me dat dit een goeie stap was, maar het is moeilijk : iedereen verwacht hier veel van je als je van Ajax komt.”

Mokoena : “Ik vroeg zelf om te mogen komen. Ik was Zuid-Afrikaans international, dan volstaat Ajax 2 niet meer. Onder Jan Wauters mocht ik al eens invallen als rechtsback, maar toen Co Adriaanse kwam werd het moeilijk. Olde Riekerink overtuigde me dat ik in een eerste elftal moest proberen te bewijzen dat ik klaar was voor de stap hoger. GBA leek me een goeie tussenstap, dus ging ik zelf naar Beenhakker met de vraag of ik midden in het seizoen mocht gaan. Hij had geen bezwaar.”

Walker : “Ik vond dat ik dicht tegen het niveau van Ajax 1 aanzat. Ik had een goed gevoel, maar toen ik naar boven ging, suggereerden ze iets anders. Ze hebben mij ervan overtuigd dat deze stap beter voor me was.”

Mokoena : “Jason Culina zat op de bank en voelde zich hier niet goed. Van Ajax naar GBA is geen gemakkelijke stap, hoor. Je denkt : ik kom van Ajax, ik zal daar wel even spelen. Maar zo gemakkelijk gaat het niet. Het is té anders én een eerste elftal : daar komen andere dingen bij kijken dan wat meevoetballen in het tweede. Het eerste wat ik deze drie jongens hier zegde, was : verwacht niet hetzelfde als bij Ajax. Dat is een topclub, daar wordt alles voor je gedaan. Hier doen ze ook hun best, maar het is anders. Het tweede wat ik ze inprentte, was dat ze niet moesten verwachten dat ze meteen zouden spelen omdat ze van Ajax 2 komen. Ook naast het voetbal is het leven anders : Antwerpen is Amsterdam niet. Ik vond Amsterdam een heerlijke stad om te leven, ook omdat ik er vrienden had die er aan de universiteit studeerden en met wie ik veel dingen samen deed. Hier is het gewoon trainen, spelen en rusten.”

Quansah : “Het niveau hier is misschien tien keer hoger dan bij Ajax 2. Je komt niet van Ajax 2 gelijk in de basis hier. De trainer hier heeft ook zijn opstelling en zijn spelers waar hij succes mee haalde. Hij koos voor 4-4-2, ik startte als derde spits, na Kpaka en Snelders. Die hebben hier al iets bewezen. Dan kan je niet zeggen : ik kom van Ajax, ik moet spelen. Het is keihard werken, geen vrouwensport. Als Ajax me terugwil voor het eerste, graag. Als het is om weer naar het tweede te gaan, blijf ik beter hier. Hier speel je tegen Anderlecht en Brugge, daar geniet ik van. Bij Ajax 2 speel je niet tegen Anderlecht, maar tegen Vitesse 2. We zijn twee jaar kampioen geworden. Wat heb je dan nog te bewijzen ? Je zit in een doodlopende straat.”

Mokoena : “Joey Didulica en Jason Culina wilden weg. Ze vonden dat de trainer hen geen eerlijke kans gaf. Ik heb twee jaar met Joey gevoetbald : hij kan echt wat, hoor. Maar ik heb geleerd dat trainers hun eigen visie hebben. Als iets aan je stijl hen niet bevalt, maakt het niet uit of je echt goed bent. Zelf heb ik nooit overwogen om terug te keren naar Ajax. Waarom zou ik ? Terugkeren naar Ajax betekende : terugkeren naar Ajax 2. Dus overtuigde ik mezelf dat ik moest blijven. Er is er maar één die me vooruit kon helpen : ikzelf, door zó hard te werken dat men mijn kwaliteiten zou zien. Ajax bood me indertijd geen contract aan omdat ze me zo’n aardige jongen vonden, wél omdat ik kwaliteiten heb. Het eerste jaar viel tegen. Ik sukkelde met blessures, moest na een operatie lange tijd aan de kant blijven, mijn broer overleed en ik had problemen op het thuisfront. Bovendien wilden ze mij hier als rechtsback uitspelen, terwijl ik me daar niet zo goed voel.”

Mokoena : “Ik voel me klaar om een stap hoger te zetten. Sinds het Afrikaans landenkampioenschap voel ik me herboren, de trainer prees me ook nadat hij de beelden op Eurosport zag. Maar hij vond het moeilijk om me naast Beloufa in het centrum uit te spelen. Twee rechtsvoetigen, dat ging moeilijk samen, vond hij. Op een dag kwam het er toch van en meteen liep het heel goed. Vervolgens voetbalde ik op het WK drie goeie matchen. Als ik op zo’n moment moet uitleggen waar Germinal Beerschot voor staat, voel ik me wel wat ongelakkelijk. Die naam staat niet echt op de wereldvoetbalkaart, hé. Ik bedoel : als je zegt dat je bij Ajax speelt, weet iedereen waar je het over hebt.”

Walker : “Mij stoort dat niet. Ik vind dat ik momenteel mijn beste niveau haal. In september speelde ik nog met de Braziliaanse beloften, maar hier miste ik de start. De jongen die op mijn positie speelde, deed het vorig jaar goed. Bovendien miste ik door een blessure een deel van de voorbereiding. En er wordt heel anders gevoetbald, hier gaat het om duels en kracht. Die omschakeling vraagt wat tijd.”

Obodai : “Ik wacht af, eerst moet ik hier wat meer bewijzen. Ik kan nog veel beter dan ik laat zien. De trainingen zijn veel zwaarder dan in Nederland, daaraan wennen kost toch een maand.”

Quansah : “Een spits moet scoren. Als hij dat niet doet, noemt men hem een slechte spits. Dus ben ik gelukkig nu. Als ik blijf scoren, worden we misschien nog kampioen. Dat zou pas fijn zijn.”

door Geert Foutré

‘Hier speel je tegen Anderlecht en Brugge, daar geniet ik van.’

‘Misschien worden we nog kampioen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content