Zonder ongelukken, beseft ook Adri van der Poel, wordt zondag in Monopoli opnieuw een Belg wereldkampioen. Maar hóe internationaliseer je het veldrijden ? ‘Het aantal wedstrijden in België moet drastisch teruggeschroefd worden.’

Negentien seizoenen lang, tussen 1981 en 2000, was hij profrenner. En de adelbrieven die Adri van der Poel kan voorleggen, liegen er niet om : de nu 43-jarige in Kapellen wonende Nederlander was een absolute topper. De laatste ook die uitblonk zowel op de weg als in het veld. Ruim 100 zeges behaalde hij op de weg, waaronder klassiekers als de Clásica San Sebastián (1985), de Ronde van Vlaanderen (1986), Parijs-Tours (1987), Luik-Bastenaken-Luik (1998) en de Amstel Gold Race (1990).

De palmares die hij nadien in het crosswereldje bij elkaar fietste en liep, oogt zowaar nog spectaculairder. Van der Poel won onder meer 4 wereldbekerwedstrijden, 13 wedstrijden om de superprestige, 6 nationale kampioenschappen en 1 wereldtitel. Op het WK stond hij ook nog eens 5 keer op het podium als tweede en 2 keer als derde. Samen met zijn zilveren plak op het weg-WK in 1983 maakt dat een totaal van 9 WK-medailles. En zondag is hij in Monopoli opnieuw van de partij, niet als crosser, uiteraard, maar als UCI-verantwoordelijke voor het parcours.

Je bent technisch adviseur van de UCI voor de wereldbeker en het WK veldrijden. Wat omvat die functie ?

Adri van der Poel : De UCI verwacht van mij, als hun verantwoordelijke voor de parcoursen, dat ik de wedstrijden zo spannend mogelijk maak. Natuurlijk ben ik daarvoor ook afhankelijk van het weer en in de eerste plaats van de renners. Maar ik ben toch blij te constateren dat ik dit seizoen vrij aardig geslaagd ben in mijn opdracht. Vier jongens staan heel dicht bij elkaar in het wereldbekerklassement en in de voorbije vier wedstrijden eindigden heel veel renners in dezelfde ronde.

De parcoursen ondergingen de voorbije jaren een evolutie : in vergelijking met vroeger zijn er veel meer snelle omlopen. Een positieve zaak ?

De grootste verandering die meespeelt, is het materiaal : de klikpedalen, de versnellingen in de remmen, lichtere fietsen. Daarnaast evolueerden inderdaad de parcoursen. Voor mij moet niet elke cross snel zijn, ik vind het vooral belangrijk dat er voldoende variatie is in de omlopen. Ik heb er hoegenaamd geen moeite mee dat er crossen zijn waar de renners veel moeten lopen, want het op- en afstappen heeft ook zijn charmes. Maar het blijft in de eerste plaats wel veld rijden. Er moeten een x-aantal parcoursen zijn die onder welke weersomstandigheden dan ook supersnel blijven. Net voor nieuwjaar kregen we de ene ploetercross na de andere. Daar was ook niemand mee gediend.

Het parcours in Monopoli is er zo eentje dat supersnel blijft.

In vergelijking met de wereldbekerwedstrijd van vorig seizoen is het ietsje zwaarder geworden, maar het blijft wel snel. Er zit wat meer variatie in, een beetje meer klimmen, een beetje meer dalen. De wind kan wel een belangrijke rol spelen. Staat er veel wind en komt die vanuit de zee, dan wordt het bergop rijden een stuk gemakkelijker. Het neemt niet weg dat het een lastig parcours is, want – het kan contradictorisch klinken, maar het is het niet – doordat het zo snel is, is het ook heel zwaar.

Een parcours op maat van Mario De Clercq, zeggen alle waarnemers.

Daar ben ik het mee eens. Maar De Clercq wint meer koersen met zijn hoofd dan met zijn benen. Ik heb bewondering voor wat hij nog presteert op zijn leeftijd, ik zou hem echter liever anders zien koersen. Voor hetgeen hij in Diegem liet zien, neem ik mijn hoed af, in andere wedstrijden zag ik hem te veel rekenen. Het probleem ligt ook bij de anderen. Die weten dat hij slim is, maar leggen hem niets in de weg. Drie renners zijn dit jaar gewoon beter dan Mario : Sven Nijs, Bart Wellens en Richard Groenendaal. Ik ga dus zeker niet bij voorbaat zeggen dat De Clercq gaat winnen. Hij behoort tot de kanshebbers, maar op het parcours in Monopoli is het heel moeilijk om een topfavoriet aan te wijzen. De vorm van de dag zal beslissend zijn. Vijf, zes renners kunnen wereldkampioen worden.

Alle Belgen en Groenendaal ?

Niet alle Belgen. Ik vind het zonde dat Tom Vannoppen naar het WK gaat. Hij heeft daar volgens mij niets te zoeken. Hij reed aanvankelijk heel sterk dit seizoen, maar de laatste weken blijkt dat hij aan het wegzakken is.

‘Niemand doet meer voor zijn vak dan Sven Nijs’, zei je zelf nog bij het begin van dit seizoen. Sommige renners apprecieerden die uitspraak maar matig, met name Bart Wellens voelde zich aangesproken.

Het gaat om details. Ik herinner me nog hoe Wellens het jaar dat hij Kalmthout won op het podium stond, zonder droog hemdje en zonder beenstukken. Die dingen horen er ook bij. Ik ga Bart niet verwijten dat hij niet voldoende traint, want dan haal je zo’n niveau niet, maar in het verleden gold voor hem : één superdag en dan drie, vier weken dat hij geen poot aan de grond krijgt. Dit jaar zien we een andere Bart Wellens, en dat beseft hij zelf beter dan wie ook. Alles heeft te maken met voorbereiding op de weg.

Zowel op de weg als in het veld aan de top staan, zoals Roger De Vlaeminck of jezelf in een recenter verleden, is dat nu nog mogelijk ?

Dat is niet meer nodig. Daarvoor is er financieel te veel veranderd. Vroeger wilden renners die op de weg uitblonken en ook aardig uit de voeten konden in het veld – of op de piste, want voor zesdaagsen geldt hetzelfde – een centje bijverdienen in de winter. Bekijk de salarissen van de toppers op de weg nu en je begrijpt dat ze zich niet gaan afbeulen in de cyclocross. Sommigen zouden het nochtans gerust kunnen. Ik denk bijvoorbeeld aan Emmanuel Magnien. Ik begrijp niet wat die jongen nog in de Tour doet. Hij zou beter de klassiekers rijden – wat toch zijn ding is – en in de winter een twintigtal crossen. Bovendien legt hij in het veld een prima basis voor de weg. Ik ben ervan overtuigd dat Magnien het podium kan halen op een WK veldrijden. Zo zijn er in Frankrijk en Zwitserland nog wel een aantal renners die dat kunnen. Ik zal niet zeggen echt supertop, maar het zou op dit moment al heel positief zijn mochten er renners van andere nationaliteiten tussen plaats drie en tien rijden.

Want het veldrijden is een Belgisch onderonsje geworden. Wat moet er gebeuren om de sport te internationaliseren ?

Je kunt één voorstel doen, maar dan schop je heel de Belgische veldritwereld tegen de schenen : het aantal wedstrijden in België drastisch terugschroeven. Bepaalde weekends zouden er geen koersen in België mogen georganiseerd worden. Alle renners zouden het ene weekend verplicht worden om in Spanje te rijden, een ander weekend in Zwitserland, nog een ander naar Tsjechië. Dan moet je wel maken dat er twee wedstrijden zijn dat weekend, dat de renners twee keer start- en prijzengeld kunnen pakken. Dat zou een oplossing kunnen bieden voor de vervlaamsing van het veldrijden.

De renners klagen dat ze te weinig medezeggenschap krijgen in bepaalde beslissingen. Bijvoorbeeld, de startorde bij het begin van het seizoen waarvan ze zeiden dat het alleen maar gevaarlijk was en verder niets uithaalde, want de besten finishten uiteindelijk toch vooraan.

De startorde heeft wél iets uitgehaald, want onze Pool rijdt nu ook geregeld in de toptien. Misschien geen drastisch verschil, maar toch. Het lag trouwens in onze bedoeling om die startorde alleen op die manier aan te passen voor de eerste wereldbekerwedstrijd, maar dat werd helemaal verkeerd opgevat. Een renner die er iets tegen heeft dat we die verandering toepassen voor de eerste wereldbekerwedstrijd, is een renner zonder visie, iemand die enkel aan zichzelf denkt en niet aan het belang van de sport. Ik kan een dergelijke reactie begrijpen, maar dan zeg ik : het is mijn taak om ervoor te zorgen dat een renner die op de vijfde startrij staat een parcours vindt waarop hij kan terugkomen. Het mooiste voorbeeld daarvan was Frankfurt, waar Wellens won.

Ook op het feit dat er in Hoogerheide, de laatste wereldbekermanche, dubbele punten te verdienen zijn, kwam er kritiek.

Van één renner, Bart Wellens. Ik denk dat De Clercq niet zal mopperen. Wat is er overigens mis mee om je finale spannender te maken ? Bart legt het allemaal heel netjes uit, want hij heeft twee keer gewonnen en eindigde een keer als derde en een keer als vierde. Maar wint Nijs in Hoogerheide, dan heeft hij ook twee keer gewonnen en eindigde hij ook twee keer in de topvijf. Zie je ? Ik ben er wel mee akkoord dat er eigenlijk één of twee wereldbekerwedstrijden zouden moeten bijkomen, dat je een zevende wedstrijd hebt met dubbele punten, waardoor die niet al té zwaar doorwegen. Maar je moet eerlijk zijn. Zowel Bart, Sven als Richard hebben een keer pech gehad en wonnen al een wedstrijd – Bart twee. Dus, wie van die drie in Hoogerheide wint, verdient een grote kans te maken om de wereldbeker te winnen. Zelfs De Clercq, als die de slotmanche wint, wordt die twee, twee, vier, twee, één. Heb je dan geen recht van spreken ?

Ik vind het jammer dat Bart over zulke zaken niet nadenkt, want de regel van de dubbele punten komt het veldrijden wel ten goede, zowel de sponsors, het publiek als de televisie. Daar moet je toch aan denken, en niet in eerste instantie altijd aan jezelf. Niet elke verandering blijkt achteraf een pluspunt, maar je moet de kans krijgen om het op punt te zetten. Op het moment dat je iets verandert, zien de renners het vaak niet zitten. De dubbele materiaalposten ? Allemaal waren ze ertegen, maar nu hoor ik er nog weinig klagen.

Sven Nijs overweegt om zijn prioriteit te verleggen van het veld naar de weg. Wat vind jij daarvan ?

Als ik Sven was, zou ik nu twee winters zeggen : ik rij alleen de wereldbeker, de crossen in Baal en Diegem, het Belgisch kampioenschap en het WK – dat zijn tien wedstrijden – en voor de rest zet ik alles op de weg. Twéé jaar, dan is hij nog maar negenentwintig, hé. Slaagt hij, dan kan hij dat blijven doen tot zijn drie-, vierendertig en verdient hij veel meer geld dan nu. Lukt het niet, dan kan hij gewoon de draad als crosser weer oppakken. Hij verliest er met andere woorden niets mee.

Geloof je dat hij ook als wegrenner de top kan bereiken ?

Ik heb hem dingen zien doen op de weg waaruit ik concludeer : hij heeft de capaciteiten. Als je bovendien de progressie ziet die Sven gemaakt heeft ten opzichte van de vorige winter – ik weet niet of de meeste mensen dat gezien hebben, maar hij is een paar kilo lichter en kan veel dieper gaan dan de voorbije jaren – dan pleit dat ook ik zijn voordeel. Vanaf volgend jaar, wanneer de wereldbekerwedstrijden in de cross om de drie weken gehouden worden, kan hij die perfect combineren met de weg.

Ook Groenendaal heeft enorme mogelijkheden op de weg, maar hij heeft er zijn hoofd niet naar staan. Ik heb hem dingen zien doen, waarvan ik zeg : dat heb ik nooit gekund. Als je vijf dagen voordat de Giro begint in de zwaarste bergrit van de Ronde van Oostenrijk met de besten omhoog rijdt en je wordt vijfde in die rit, dat zegt toch iets. Het is geen toeval dat Groenendaal en De Clercq tot de beste crossers ter wereld behoren. Vervecken wint niet voor niets de puntentrui in de Ronde van Luik. Het verschil met vroeger is dat het veldrijden meer gewaardeerd wordt, want het zijn allemaal heel goeie renners die op de weg zeker geen modderfiguur zouden slaan. Mario heeft het bewezen, toch ? Hij was geen echte topper, maar had zeker zijn plaats in het peloton en won twee, drie koersen per jaar.

Meer dan wie ook kan hij afzien op de fiets, hé ?

Dat karakter heeft hij van de weg. Net als ik heeft hij ook al de Tour de France gereden. Wij zijn zo diep moeten gaan in bergritten om op tijd binnen te komen, om de Tour te overleven. Dan is een uurtje afzien in het veld een lachertje in vergelijking met die zeven uur in een bergrit en dat drie dagen achter elkaar. Maar je ziet het, zoals ik net al aangaf, ook bij Sven dit seizoen. In Baal ging hij echt diep, maar de dag erna was hij gewoon hersteld. Andere jaren kon hij minder afzien.

Over Richard Groenendaal zei je ooit : ‘Een topcrosser, maar hij heeft één minpunt. Hij zal altijd in hart en ziel amateur blijven.’ Wat bedoel je daar precies mee ?

Richard is altijd op zoek naar bevestiging : hoe goed ben ik, ben ik wel goed ? Dat bedoel ik met amateur zijn. Ik vind dat hij moet durven te zeggen : ik ben godverdomme een van ’s werelds besten, ik moet niks meer bewijzen, want ik heb alles al gewonnen wat er te winnen valt. Kom je met die ingesteldheid aan de start, dan ben je al een stuk ontspannender.

Wat vind jij van hetgeen er gebeurd is tussen Sven Nijs en Ben Berden op het BK in Wielsbeke ?

( denkt na) Ik zie ook wel praten, maar waarover ? Daar kan ik ook alleen maar naar gissen. Persoonlijk betwijfel ik het dat er over geld gesproken is. Dat zeg ik niet om Sven of Ben goed te praten, maar zoals ik Sven ken, denk ik dat hij dat nooit zou doen. Mocht er toch gezegd zijn : we rijden ervoor en de winnaar betaald wat, dan heb ik daar helemaal geen moeite mee. Maar echt een wedstrijd verkopen, nee daar geloof ik niet in. Het crosswereldje is immers zo klein en de belangen zijn zo groot geworden. Rabobank zou dat niet accepteren, dat weet ik wel zeker. Hetzelfde geldt voor Vlaanderen of Spaarselect. Die mensen pompen geen geld in het veldrijden opdat hun renners de koers zouden verkopen. Salarissen, premies, media-aandacht : je moet wel gek zijn om dat nu nog te doen.

Je vindt het voorval geen smet op de trui van Nijs ?

Nee, absoluut niet. Wel als Berden al vijftien wedstrijden had gewonnen en Nijs nog niets. Maar wat valt er op Sven aan te merken ?

door Roel Van den broeck

‘Mario De Clercq wint meer koersen met zijn hoofd dan met zijn benen.’

‘Sven Nijs kan veel dieper gaan dan andere jaren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content