België plaatste zich voor het WK, de beloften voor het EK. Gaat het daarom goed met het Belgisch voetbal ? Sport/Voetbal Magazine vroeg het aan de buitenlandse trainers in ons land.

Sef Vergoossen, Nederlands trainer van Genk.

België plaatst zich voor het WK, Nederland niet. Dus gaat het goed met het Belgische voetbal en slecht met het Nederlandse ?

Sef Vergoossen : Die conclusie mag je niet trekken, want te simpel. Wel duidelijk is dat Nederland zich terecht niet en België zich terecht wél plaatste omdat ze in een vergelijkbare poule zaten. Nu doet men in Nederland alsof niets meer goed is. Onterecht. Algemeen zit het in Nederland qua opleiding wél goed in elkaar. Alleen de top van de piramide heeft gefaald. Een essentieel verschil tussen beide landen is dat Nederland zijn toppers een paar jaar langer kan houden. Tot ze op een dag zeggen : ik verdien hier wel evenveel als in het buitenland, maar ik wil wel eens in San Siro voetballen in plaats van wéér Sparta uit. Dat Belgen nog jonger vertrekken, is niet goed voor het Belgische voetbal.

Omdat ze hier onvoldoende gewaardeerd worden.

De eerste vraag die men me hier stelde, was welke nieuwe spelers ik erbij wilde. Toen zei ik : voorlopig effe niets. Voor ik naar de groentenboer ga, kijk ik eerst in mijn eigen tuin welke groenten ik heb. Ik zie al jaren – aan de hand van de vele reservenwedstrijden die ik volgde – dat in België misschien niet meer maar ook niet minder jong talent aanwezig is. Alleen komen die jongens hier moeilijker aan bod dan in Nederland : daar kosten niet-EU-spelers een vermogen. Die barrière is er in België niet, zodat clubs wat sneller naar buitenlanders grijpen. Voor ik bij Roda begon, zei Nol Hendriks me dat in Nederlands Limburg geen talent liep, dat hij daarom elders inkocht. Dat vond ik verkeerd. Want als iedereen zo denkt, valt er na een paar jaar niets meer te kopen. Ik noemde toen ook namen. Een aantal jaren later bestaat veertig procent van de jongeren van het nationaal elftal uit Limburgers : Van Bommel, Hofland, Waterreus, Zenden. Als profclub ben je verplicht om je bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van talent. Het is een kwestie van prioriteiten : geef je je weinige geld aan een buitenlander of neem je er twee jongeren voor ? Ik kies voor het laatste. Wie ben ik om iemand aan de andere kant van de wereld te gaan halen als in mijn eigen jeugd goeie jongens rondlopen ? Een vreemde speler brengt extra charme, maar als je negen buitenlanders in je elftal hebt, doe je iets verkeerd.

Dan zijn ze bij Lokeren niet goed bezig.

Ik kan de opleiding van andere clubs niet beoordelen. Maar wie structureel goed werkt, kan niet anders dan jaarlijks doorstroming krijgen. Aangezien je toch een jeugdafdeling moet hebben : stop er jaarlijks vijfentwintig procent meer geld in, dan heb je tenminste iets goeds. Als je afscheid neemt van een speler na zijn jeugdopleiding, moet je kunnen zeggen : wij hebben er alles aan gedaan. Zoniet heb je geen goeie jeugdopleiding. Die kost ook geld, maar dat is weggegooid geld. Dus zeg ik : doe het niet aan vijfenzeventig procent, maar gooi er wat extra op. Als je maximale aandacht besteedt, haal je er ook het maximale uit. Dat Genk in januari een nieuw opleidingscomplex krijgt met zeven fantastische velden, dat de voorzitter hier elke zaterdagochtend enthousiast de jeugdwedstrijden bijwoont, toont welke keuze men hier maakt.

Is gebrek aan geld een goed excuus om dit niet te doen ?

Het laten lopen omdat je geen geld hebt, vind ik te goedkoop. Als ik ’s ochtends zie dat het mistig is, kan ik binnen blijven zeuren of toch naar buiten gaan en er iets van maken. Het heeft niet alleen met geld te maken, maar met visie.

De bond trekt alvast een nieuw jeugdcentrum op.

Het optrekken van een gebouw volstaat niet zonder gekwalificeerde trainers die goed met jeugd kunnen omgaan, stimuleren en ze iets bijbrengen. Je kan bijvoorbeeld landelijk twintig trainers aanstellen voor elke regio. Dé vraag is of je bereid bent te betalen om kwaliteit te halen. Ik bedoel : je bezorgdheid naar de jeugd gaat tot onderaan de piramide. Gullit en Van Basten komen niet uit een boom gevallen, dat heeft altijd zijn oorsprong in een opleiding, meestal bij een amateurclub. Wil je de afstand tussen kleine en grotere voetballanden niet nog groter maken, is er maar één opdracht voor Nederland én België : maximale aandacht schenken aan de jeugd. Binnen het betaald voetbal, maar ook bij de amateurs. Daar ligt de taak voor de bond. Die kan bijvoorbeeld bij het toekennen van licenties profclubs ook verplichten een bepaald deel van het budget aan de jeugdwerking te besteden.

De top ziet er goed uit ?

De beloften zijn geen supervoetballers, maar jongens met aanleg, behoorlijk wat kwaliteit en een hele goeie mentaliteit. België onder negentien vind ik een groep met uitzonderlijke klasse, niet alleen Kevin Vandenbergh maar ook die achterste linie met Van Hoevelen en Dasoul. Ook België onder achttien ziet er prima uit. Dat is, vanaf het A-elftal gezien, toch een goeie lijn.

Veel jonge internationals hebben al ervaring in eerste klasse of spelen in het buitenland.

En maken daardoor zichzelf, elkaar en hun elftal sterker. Het werkt als een domino. Ik ga Van Dessel of Soetaers bij Roda niet in het eerste elftal brengen als ze niet de vereiste kwaliteiten bezitten. Die ervaring brengen ze mee naar de nationale ploeg en helpt hen de kwalificatie afdwingen. Zet in de plaats van de huidige beloften vijftien vergelijkbare talenten die in tweede klasse spelen en ze halen het gegarandeerd niet, omdat ze die internationale ervaring missen. Van Dessel is een bescheiden Belgische jongen die een stuk persoonlijkheid verwierf door uit te wijken naar Breda en vervolgens naar Genoa. Soetaers verweet Anderlecht dat ze hem te vroeg lieten vallen. Ik heb hem gezegd dat ik als trainer van Anderlecht met het oog op de Champions League ook Bart Goor boven hem kies. Alleen had ik aangedrongen om Soetaers niet definitief te laten gaan. Ook al zijn jonge spelers vaak ongeduldig, vooral vanwege hun entourage. Krijgt zo’n jongen daar te horen dat hij de beste is en dat elke fout die hij maakt de schuld van een ander is, dan weet hij vaak niet hoe te reageren bij tegenslag. Een Nederlandse studie leert dat van tien zogenaamde supertalenten er gemiddeld drie slagen. Terwijl van de groep daar net onder, van degenen die weten dat ze iets kunnen maar geen supertalent zijn en daarom aangewezen op de anderen, er zeven overblijven. Omdat de eerste categorie als het even moeilijk wordt niet leerde door te bijten.

Nederland heeft meer uitgesproken individueel talent, maar we gaan wél niet naar het WK, omdat we het collectief missen. Op het EK lette ik bij de wedstrijden van Portugal vooral op Figo. Bij balverlies zag ik hem met veel discipline als een echte prof vooral hard werken om zijn team te helpen. Bij de wedstrijden van het Nederlandse team zag ik gemiddeld vijftien momenten waarbij ik dacht : geef die bal nou, maar dat deed die speler niet. Hij maakte een actie. Die meestal ook lukte waardoor wat hij had moeten doen, gecamoufleerd werd. Maar door twee seconden langer die bal te dragen, kreeg de tegenstander tijd om zich te hergroeperen.

Wat zeg je als buitenlandse journalisten je naar het geheim achter het Belgische succes vragen ?

Het vermogen om je kwaliteiten maximaal te benutten. Geen gekke dingen doen, niet aan anderen vragen wat ze niet kunnen. Gewoon je taak uitvoeren, minder speels dan Nederland, gebaseerd op degelijkheid. Daarmee krijg je tegen Schotland een aantrekkelijke wedstrijd. Dat dat achteraf geminimaliseerd wordt door te zeggen dat de Schotten nu toch ook weer niet zo goed waren, vind ik typisch Belgisch. Belgen onderschatten zichzelf wel eens. Dat zag ik ook bij Roda, spelers die te bescheiden zijn in wat ze denken te kunnen. Ook bij Genk zei ik dat ik ze wel laat merken dat ze meer in huis hebben dan ze zelf denken.

Patrick Remy, Frans trainer van AA Gent.

Was je onder de indruk toen je de belofteninterland tussen België en Zweden bijwoonde ?

Patrick Remy : Ik vond het niveau matig en was vooral ontgoocheld over Zweden, waar me drie spelers getipt waren die enorm tegenvielen. Bij België vielen naast Vandooren vooral Van Dessel en Reigel me op. Reigel is een vaste waarde geworden in eerste klasse. Niet omdat hij Belg is, maar omdat hij een goede voetballer is.

U werkt één jaar in België. Wat vindt u van het Belgische voetbal ?

Een WK-kwalificatie is een momentopname en zegt niet alles over de kwaliteit van het voetbal in dat land. Een betere waardemeter vind ik de Europese clubresultaten over de laatste vijf jaar. Die tonen aan dat België niet zo hoog scoort en Frankrijk, Engeland en Spanje wél. Wat me na één jaar opvalt, is de tweedeling in de Belgische competitie. Is de tiende in de Belgische competitie de tiende in de Franse competitie waard ? Nee. De eerst vijf in België kan je in de sterke Europese competities laten meevoetballen, maar het verschil met de onderste helft van de rangschikking is te groot. Terwijl in Frankrijk de laatste uit de stand, Nantes, zich wel plaatste voor de tweede ronde in de Champions League. Je hebt onder de top een paar clubs die proberen de kloof te dichten, zoals Gent. Maar dat is niet gemakkelijk. Onlangs feliciteerden een paar Gentenaars me met mijn werk hier, maar toen ik vroeg of ze de wedstrijden bijwoonden, was het antwoord negatief. Ze gaan al jaren naar Club Brugge. Dat is niet moeilijk : Brugge en Anderlecht liggen maar vijftig kilometer verder.

Welke oplossingen suggereer je ?

Om het niveau te verhogen, heb je meer middelen nodig, dus meer geld. België haalt dat via de noodgedwongen verkoop van spelers. Een alternatief is tv-geld. Toen we met Sedan drie jaar geleden promoveerden, verzesvoudigden in één maand tijd de inkomsten aan tv-gelden van 60 naar 360 miljoen frank (8,92 miljoen euro). Het alternatief is meer verkopen dan inkopen, zoals Gent. Ik kan dat als trainer accepteren. Wie in Frankrijk zijn budget niet in evenwicht krijgt, begint zelfs niet aan de competitie. Terecht.

Je bent van opleiding formateur. Wordt in België goed met de jeugd gewerkt ?

Na mijn komst volgde ik de trainingen bij de jeugd, nam een paar beloften bij de A-kern en haalde enkele mensen uit de Franse centres de formation naar hier om te observeren. De conclusie was dat er voor tachtig procent goed gewerkt werd. Maar wat echt telt is de bereidheid van de hoofdtrainer om een jong talent een kans te geven. Ik had kunnen kiezen voor een ervaren prof als tweede keeper, maar ik wilde Olivier Van Impe. De voorzitter vond dat een goeie keuze, ook omdat dat zijn budget verlichtte. Welke trainer zou zoals ik Kaklamanos, die acht keer scoorde in elf wedstrijden, vervangen door de onbekende 17-jarige Hossam ? Ik wil zestien profs aangevuld met acht jongeren, zoals Van Impe, Mudingayi, Verbiest, Verbrugghe. Mudingayi is niet van Gent, maar is op zijn achttiende wel nog een te scholen speler, net als ander jong talent uit tweede klasse of de eigen jeugd. Die vorming tot eersteklasser gebeurt vooral op training, door het ritme en de gewoontes op te pikken van doorgewinterde profs als Borkelmans en Jacky Peeters. Ik zie ook niet in waarom ik een Belgische jongere moet voortrekken op een buitenlander. Je kunt maar beter op jonge leeftijd met concurrentie van buitenlanders leren omgaan, want bij alle clubs is dat de realiteit. Een selectie als jeugdinternationaal biedt geen garantie. Olivier Van Impe was nooit internationaal, maar ik denk niet dat in zijn leeftijdscategorie één andere Belgische keeper op dit moment beter is.

Hoe anders verloopt de opleiding in Frankrijk ?

Daar zijn alle clubs uit eerste en tweede verplicht er een opleidingscentrum op na te houden. Anders krijgen ze geen tv-geld. Velen hebben zelfs al een centre de préformation, voor de leeftijdscategorie van 14 tot 16 jaar. Dat systeem werd opgezet tussen 1978 en 1984, vanuit de simpele redenering dat een profvoetballer net zoals een dokter een vakopleiding moest krijgen. Eerst besliste de voetbalbond om mensen vrij te maken voor de opleiding van die formateurs. Elke club heeft voltijds minstens vijf, zes goed opgeleide gediplomeerde en voltijds betaalde jeugdtrainers in dienst. Wie die niet heeft, wordt gesanctioneerd.

Zie je veel goed jong Belgisch talent ?

Nee, tenminste als je het hebt over talent dat een kans maakt om sterkhouder te worden in een goeie ploeg. Maar in Frankrijk ligt dat percentage niet veel hoger, hoor. Een eigen jongere van Marseille moet al sterk zijn om een internationaal als Van Buyten uit de ploeg te spelen.

Trond Sollied, Noors trainer van Club Brugge

Je werkt nu bijna drie jaar in België. Zie je vooruitgang ?

Trond Sollied : Veel Engelse scouts komen graag naar België. Omdat hier de wil tot scoren is, met positief voetbal. Dat staat in schril contrast met Duitsland waar niets te beleven valt en het voetbal statisch is. Toen ik naar België kwam, viel meteen op dat hier veel spelers met individuele kwaliteiten lopen. Waar aan te werken viel, was de organisatie op het veld, een structuur op termijn. Ongeveer alle teams hanteerden nog mandekking. Alleen bij Gent had men zonedekking proberen in te voeren, waardoor ik het een beetje makkelijker had. Nu speelt bijna iedereen met vier op een lijn.

Neem nu Genk. Bijna dezelfde ploeg als vorig jaar, maar toen functioneerden ze niet als team. Nu wél. Bij Brugge kon de balcirculatie beter. Club is nu een team dat meer dan vroeger zelf wil scoren. Het is een team met meer zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen koop je niet in de supermarkt. Je wordt succesvol via het aanleren van hoe een oplossing vinden voor tal van situaties waarmee je kan te maken krijgen. Een linkerback die weet wat van hem verwacht wordt en die keer op keer de bevestiging krijgt van zijn kunnen, wordt daardoor sterker, op voorwaarde dat hij het ook kan opbrengen om mentaal op een hoger niveau te acteren.

Je werd gehaald om te leren waarom Noorwegen, toch ook een klein land, succes had en wij niet.

Het succes van Noorwegen en Rosenborg zat er aan te komen lang voor het zichtbaar was aan de resultaten. Noorwegen werkte al in de jaren zeventig van bovenaf gedetailleerde plannen uit, een leerplan voor voetballers en structuren, én stelde een doel vast. De clubs die aan de eisen niet voldeden, moesten eruit. Je voelde dat de resultaten zouden volgen. Toen Rosenborg met 2-1 won van Milan, opende dat de ogen van de buitenwereld, maar wij, Noren, waren niet verrast.

Weet u wat ik zo knap vind aan de Nederlandse benadering in het voetbal ? Het vermogen om ten allen tijde uitdagingen te zien. Waarom zou je je tijd verdoen met je te concentreren op wat niet lukt ? Elke dag krijg je af te rekenen met grote en kleine problemen. Als je je daarop fixeert, zie je de positieve kant niet meer. In het voetbal is dat ook zo. De kunst is de gebreken in elk team te verstoppen. Club heeft ook gebreken, maar Lyon vond die niet.

Zie je jong talent ?

Bij Brugge wel. Daarom zitten ze ook in de kern.

Bij de nationale beloften speelt Kristof Snelders, die je bij Gent lijnrechter liet spelen.

Ik vond niet uit dat voetbal met elf tegen elf gespeeld wordt. Als ik op training bij een wedstrijdje spelers op overschot heb, probeer ik ze iets te laten doen waar ze kunnen van leren. Als ik de keuze heb tussen een jong Belgisch talent en een evenwaardige buitenlander, geef ik de voorkeur aan de Belg. Ik zag dat Snelders talent had, maar hij was op zijn zestiende niet klaar. Ik probeer in te schatten waar achttienjarige spelers vier jaar later zullen toe in staat zijn. Of ze de top aankunnen, want voor de middenmoot zijn er véél kandidaten.

Bij de nationale ploeg wordt de inbreng van de Brugse spelers geprezen.

Wat Timmy Simons zo speciaal maakt, is zijn ingesteldheid. Hij bezit de zeldzame eigenschap om koste wat het kost beter te willen worden en te leren. Gert Verheyen zal nooit een Maradona worden, maar hij speelt al zo lang in een topteam waar hij veel leerde van al die topspelers waar hij mee samenspeelde. Zo’n winnaarsmentaliteit kan je aanleren, dat bewees Happel destijds nog met Club. Voor de rest is er niet zo veel verkeerd in dit land. Technisch zijn Belgen geen Brazilianen, maar Europees is dat voldoende. Mentaal gaat het op en neer, fysiek staan Belgische spelers erg sterk. Ik vind de Belgische competitie niet zwakker dan de Nederlandse. Ik zou graag beide competities zien samenvloeien : die combinatie moet een sterke liga vormen.

Wat kan beter ?

Veel dingen rondom. Betere stadions, of veldverwarming bij alle eersteklassers. Nog niet alles is hier afgestemd op het feit dat voetbal entertainment is. Het heeft te maken met visie. Met een doorgedreven planning ben je op alles voorbereid, ook op wat verkeerd kan lopen. Zonder planning, met enkel improvisatie, kan je enkel op toeval hopen.

Moet België al blij zijn met de WK-kwalificatie zonder hoop op meer ?

Ik wil altijd winnen. Waarom zou je dat ook op een WK niet proberen ? Ook Brazilianen hebben maar twee benen. Een extra troef voor België is dat zowel bij Brugge, Anderlecht als daarbuiten goeie voetballers lopen die nu niet bij de Rode Duivels spelen, maar straks wel dringen voor een plaats in de kern. Bijvoorbeeld Vander Heyden, Martens, Englebert, De Brul. Plus nog wat spelers uit Nederland, zoals Tanghe.

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content