Aleksandar Jankovic is met zijn 37 de jongste trainer in eerste klasse. Maar dat weerhoudt hem er niet van een eigen mening te hebben. ‘Voor een trainer die professioneel werkt – en dat ben ik – is één jaar contract zelfs te lang. Het enige contract dat ik heb voor mezelf loopt van zaterdag tot zaterdag.’

Op de klapstoeltjes in de Lokerse dug-out is het aangenaam zitten die middag. De zon schijnt en Aleksandar Jankovic heeft net een paar toertjes rond het veld gelopen. Dat doet hij elke dag, zegt hij, de nieuwe trainer van Sporting Lokeren en pas 37. Als centrale aanvallende middenvelder kwam op zijn 29e al een einde aan zijn spelerscarrière. Sindsdien deed hij vooral ervaring op als assistent van Slavoljub Muslin, onder andere bij Lokeren.

Was het moeilijk om je spelerscarrière achter te laten?

Aleksandar Jankovic: “Dat was geen gemakkelijke keuze, maar ik kreeg een mooie kans om te beginnen werken met Muslin, voor wie ik veel respect heb. Bovendien kon ik dat doen bij Rode Ster, toch een beetje mijn club. Ik wist ook dat ik na mijn knieoperatie – ik heb acht maanden gerevalideerd van gescheurde ligamenten – niet meer het topniveau kon halen.”

Hoe komt het dat je spelerscarrière er zo atypisch uitziet? Na Rode Ster Belgrado belandde je bij Bonnyrigg White Eagles in Australië, AS Cherbourg en Pau in Frankrijk en Kansas City Wizards in de Verenigde Staten. Dat zijn niet bepaald de landen of ploegen die je verwacht.

“Het was ook een ongewone periode voor mijn land en mijzelf: in 1992 en 1993 woedde de oorlog. Ik was negentien en zat in de A-kern van Rode Ster, dat in 1991 de Europacup 1 had gewonnen. Het had de start van een grote carrière kunnen zijn, maar ik greep de eerste kans om het land te verlaten, net als veel van mijn generatiegenoten. Het werd Australië. Dat was een vreemde keuze, maar het was wel míjn keuze en dat maakte mij gelukkig. En sterker dan voorheen. Want ik had een stap gezet in mijn leven, die de mijne was. De kracht van die beslissing voel ik nog altijd. Het heeft mij veel geholpen. Alle latere beslissingen waren daardoor eenvoudig.”

Hoe beviel Australië je als voetballer?

“In Australië had ik een Engelse trainer met een heel eigen benadering van voetbal. Sommige spelers warmden niet op of lieten zich vooraf niet masseren. Ze gingen rechtstreeks het veld op. En na de wedstrijd bier drinken. Toch anders dan wij in Europa gewend zijn.

“Ik was uitgeleend door Rode Ster, dus na een jaar moest ik – ook al wou ik blijven – terugkeren. Ik kon daarna nog naar Korea en Japan, maar ze wilden mij niet laten gaan. Nadat mijn contract bij Rode Ster afliep, ging ik naar Frankrijk.”

Meer jouw stijl?

“Ja, Frankrijk is meer organisatie, discipline, niet te veel ruimte geven aan de tegenstander, beweging zonder bal, verdedigend harder. In Frankrijk kunnen ploegen techniek aan power koppelen door hun opleiding, hier is dat moeilijk te vinden. Dus ik verkies creatieve spelers die ik dan kan ‘responsabiliseren’ bij balverlies. Maar het zijn in de eerste plaats creatieve spelers.”

Je maakte in Frankrijk voor het eerst kennis met Slavoljub Muslin.

“Hij haalde mij van Cherbourg naar Pau, waar hij trainer was. We zijn daarna – toen hij naar Bordeaux trok – altijd contact blijven houden. Ik heb geen grote spelerscarrière gekend, maar het is uiteindelijk maar een klein percentage van alle voetballers dat een grote carrière maakt. En wie had kunnen denken dat één contact bij een kleine Franse club voor mij een andere deur zou openen? Daardoor ben ik nu trainer.”

Je ging eerst nog in Amerika spelen. Ook niet echt een voetballand.

“Je kan je afvragen of voetbal daar ooit een succes zal zijn. Als het na negentig minuten 0-0 staat, zijn ze teleurgesteld. 14-8 achterstaan één minuut voor affluiten en dan toch nog winnen, zoals in indoorvoetbal mogelijk is, dát vinden ze leuk. Amerikanen zijn wel competitief en strijdvaardig, daar kun je niks op afdingen. En als ze iets niet hebben, kopen ze het.

“Ik wou het grote voetbal spelen, maar ik bleek alleen in het indoorvoetbal terecht te kunnen. Dus na één seizoen keerde ik terug.”

Franse school (1)

Wat hebben de jaren als assistent van Muslin je geleerd?

“We hadden zes jaar een goede samenwerking, meer dan 350 wedstrijden, waarvan veertig Europese, zaten we samen op de bank. We hebben vijf prijzen gewonnen en bij grote clubs gewerkt. Dat is een belangrijke ervaring geweest, maar na zes jaar voelde ik de grens: of ik blijf assistent voor de rest van mijn leven of ik neem een volgende stap. Ik verbrak mijn contract in Rusland, deed veertien maanden niets, trainde dan de beloften van Rode Ster tot ze mij na veel problemen in december 2007 voorstelden om de eerste ploeg te trainen. Dat was een grote eer voor mij. Ik was de jongste trainer in de geschiedenis van Rode Ster. Ik ben op mijn achtste begonnen bij Rode Ster, het stadion is mijn tweede thuis. Ik ben in Belgrado geboren, de club is een deel van mijn leven. We speelden goed en het werd het eerste seizoen in de geschiedenis van de club zonder een verliesmatch.”

In welke zin strookt of verschilt je visie op voetbal met die van Muslin?

“Ik vergelijk niet graag, maar het is logisch dat hij mij wat gevormd heeft. Ik heb uiteraard ook mijn eigen visie. Ik weet wat ik wil. Ik leer van veel trainers. Met de Franse trainersschool in Clairefontaine sta ik ook in contact. Af en toe ga ik daar nog naartoe. Ik wissel er van gedachten met de physical coach van de Franse nationale ploeg. Als je denkt dat je alles weet, you’re finished als trainer. Mijn belangrijkste principes zijn eenvoud in het spel en veel beweging rond de bal. Veel lopen zonder bal om de speler aan de bal oplossingen aan te bieden.

“Balkanspelers zijn technisch heel sterk en dat heb je tegenwoordig nodig omdat veel teams tactisch goed zijn en grote en sterke spelers hebben. Dan heb je individueel talent nodig. Zonder goeie techniek kan je niet op topniveau spelen. Maar de Belgische competitie is sterker dan de Servische. De mentaliteit is hier ook anders.”

Hoezo?

“In de Belgische mentaliteit zit een vechtlust die ik graag heb. Als je wilt dat je spelers op zaterdag geconcentreerd zijn, moeten ze dat ook in de week zijn. Als je de bal respecteert op maandag, zal de bal jou respecteren op zaterdag.

“Het is ook een kwestie van benadering. Ik ben iemand die veel met spelers praat en direct is. In Servië ken ik zelfs het privéleven van spelers en als ze vinden dat ik ze daarin kan helpen, praten we daarover. We praten over films, boeken … Het is anders dan hier. Bij Rode Ster bleef je de dag voor de wedstrijd in het hotel van de club, je trok ook in de zomer en de winter een maand op stage met elkaar op. Hier is het anders geregeld: je brengt niet zo veel tijd met elkaar door. Zo veel contact met de trainer zijn spelers hier ook niet gewoon. En dat respecteer ik, dat is mijn aanpassing aan de mentaliteit. In Rode Ster is meer passie, maar dat vind je maar in een paar clubs ter wereld: Marseille, Boca Juniors, Liverpool, Fenerbahçe … Lokeren is more professional, met duidelijke afspraken, dus iedereen weet beter waar hij aan toe is.”

Je wilt meer passie zien in Lokeren?

“Ik kan geen dingen vragen die niet mogelijk zijn. Passie is iets rond de ploeg, maar wat ik wil zien, is energie op het veld. Dat heeft niets met emoties te maken maar met professionaliteit. Wie naar het stadion komt, wil energie zien.”

Roger & Willy

Roger Lambrecht schroomt niet om zijn mening te geven als iets wat de trainer doet hem niet zint. Op teletekst verbaasde hij zich er onlangs over dat twee Israëli’s, Strul en Golan, naast de ploeg vielen tegen uitgerekend Maccabi Tel Aviv.

“Dat wist ik niet. Ik volg de kranten en teletekst niet. Maar we hebben een open houding tegenover elkaar. Zesde worden is het grootste succes voor Lokeren; voor mij is dat volgend weekend drie punten pakken. Zo werk je ook bij een club die voor de titel gaat. Een grote ploeg kijkt altijd vooruit. Je kan na twee of drie overwinningen denken dat je iets bereikt hebt. Het gaat niet om twaalf op twaalf of eenentwintig op eenentwintig, maar om drie op drie.”

Als je bij de eerste zes eindigt, ligt er wel een contract van drie jaar klaar, liet Roger Lambrecht weten. Motiveert dat je extra?

“Daar denk ik niet aan. Een trainer weet nooit wat er gaat gebeuren. Een contract is niet belangrijk, alleen de volgende wedstrijd telt. Als ik een contract van drie jaar zou hebben, betekent dat nog niet dat ik drie jaar blijf. Misschien ben ik hier geen drie jaar als ik in de top zes eindig.

“De top zes is het doel van de club en dat respecteer ik, maar het doel van de trainer is de volgende wedstrijd winnen. Het doel van de club ligt in maart of april, het mijne volgende zaterdag. Voor een trainer die professioneel werkt – en dat ben ik – is één jaar contract zelfs te lang. Het enige contract dat ik heb voor mezelf loopt van zaterdag tot zaterdag.”

Je zou ook op lange termijn kunnen denken en iets opbouwen.

“Ik denk niet op lange termijn. Je kan bouwen wat je wilt, maar als je geen resultaten haalt, stelt dat niks voor. Ik stel liever elk weekend kleine doelen. Elke dag doe ik hier het maximale om vooruitgang te zien. Het is voor mij de eerste keer dat ik een club train die niet voor de titel gaat. Dat is ook voor mij de uitdaging. Ik denk dat ik 25 spelers in de kleedkamer heb die ook denken dat ze iets meer verdienen. Dat moeten ze mij dan maar tonen op het veld. Als ik het verdien om elders te gaan, dan zal ik elders gaan. Als je goed bent, zien ze je wel.”

Willy Verhoost zal altijd graag Afrikanen in de ploeg willen. Nog eentje die een trainer graag zijn mening laat weten.

“Voor mij zijn er geen Belgen, buitenlanders, jonge of oude spelers, maar alleen spelers van Lokeren. En de beste spelen.”

Iedereen in Lokeren zegt: Jankovic heeft een sterke eigen wil, die laat zich de les niet spellen. Heb je daar in je carrière ooit problemen mee gekregen?

“Er is maar één vraag belangrijk: kan je goed slapen ’s nachts? Ik ben eerlijk en ik volg mijn instinct. Al mijn spelers weten wat ik wil en dan is het aan hen om te zorgen dat ze in het systeem passen. Ik wil een duidelijke relatie met iedereen. Ik heb heldere ideeën over hoe ik werk en daar wijk ik niet van af, maar ik ben bereid naar iedereen te luisteren en dingen uit te leggen. Als spelers zien dat wat ik vraag resultaten oplevert, zullen ze beseffen dat ze vooruitgang kunnen boeken. De voorzitter weet dat ik mijn visie heb en ook mijn verantwoordelijkheid ervoor neem.”

Franse school (2)

Heb je, vermits je carrière als speler er vroeg op zat, nooit overwogen weer te gaan studeren?

“Ik héb gestudeerd: van de vier jaar opleiding heb ik drie jaar Frans gestudeerd in Servië. Ik ben ermee gestopt omdat we uiteindelijk in de les Servisch praatten met de leraar in plaats van Frans. Wat leer je dan nog? Maar toen ik aan die studie begon, had ik al vijftien jaar ervaring met Frans achter de rug. Als kind ging ik op mijn vierde in Servië naar een Franse school. Zo heb ik het uiteindelijk leren spreken zonder accent.”

Merk je als buitenstaander overigens iets van de communautaire kwestie in België?

“Ik zie geen rivaliteit, maar ik merk wel dat het soms gevoelig ligt. ( lachje) Daarom spreek ik tegen de mensen op de club de taal die zij verkiezen: Frans of Engels. Dat is dan mijn manier om respect voor de situatie te tonen.”

Merci beaucoup!

door raoul de groote – beelden: belga

Als je de bal respecteert op maandag, zal de bal jou respecteren op zaterdag.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content