Herfstiger dan na Hoboken, Berchem Sport, Beerschot, Standard, Club Brugge, Racing Genk, Seraing, Germinal Ekeren, Westerlo en Lierse kan een carrière niet zijn. Marc Schaessens is dan ook een rijpe voetballer.

Marc Schaessens : “Wij hebben een schitterend beroep en als ik moet stoppen, zal ik het daar heel moeilijk mee hebben, want ik heb nooit iets anders gekend. Ik heb A3 automechanica gedaan omdat ik zag dat mijn broer daar snel klaar mee was en ik zo rap mogelijk profvoetballer wou worden. Anders had ik wel regentaat lichamelijke opvoeding gedaan, of zoiets.

“Je moet je als voetballer opofferingen getroosten die veel andere mensen met een job van negen tot vijf niet hoeven op te brengen. Ben je achttien en heb je nog geen vaste relatie, wat doe je dan het liefst ? Uitgaan natuurlijk. Bij mij gebeurde dat vooral na de wedstrijd, dan bleef ik wel eens een pintje drinken, maar niet tot ’s morgens vroeg. Nu is dat helemaal anders : de jeugd begint pas te stappen om twaalf of één uur, tot ’s morgens negen of tien uur, hoor ik. Als profvoetballer kan je jezelf dat niet permitteren. Zelfs nu ik wat ouder ben, drinken we na de wedstrijd ook wel eens een pint – en soms heb ik er wel eens een te veel gedronken – maar je hebt dan nog voldoende tijd om te recupereren.

“Veel mensen begrijpen ook niet wat voor een stress het meebrengt. Ik bedoel : er zit geregeld druk achter. Is het niet van het bestuur, dan wel van de supporters. Intussen heb ik geleerd om dat meer te relativeren. Mij raakt nog heel weinig. Voor het geroep van de supporters van de tegenstander – en dat gebeurt geregeld bij mij – ben ik immuun geworden. Maar mijn vrouw, mijn ouders, de kleine : die vinden dat veel erger. In het begin schonk ons zoontje daar geen aandacht aan – hij was met andere dingen bezig op de tribune – maar nu hoort hij die spreekkoren wel. Onlangs zat hij naast mijn moeder en werden er zaken gescandeerd die ze vorig jaar ook van MarcDegryse’s moeder riepen. Als dan een kleine vraagt : bomma, wat roepen ze nu ? Tja, leg het maar eens uit, hé, aan iemand van acht jaar.

“Maar mij raakt dat dus hoegenaamd niet meer. Ik weet van mezelf dat ik niet de sympathiekste speler ben. Ik ben verbaal redelijk sterk, om het zo te zeggen. Maar goed, ik heb liever dat ze op mij roepen dan dat ze niks doen, want het wil toch zeggen dat je iets betekent. Van de andere kant zijn er soms wel zaken waarvan je denkt : hoe is het mogelijk dat ze het dúrven zeggen. Maar mij heeft dat altijd veeleer gemotiveerd dan omgekeerd. Als jonge gast trek je je dat wél aan, dan denk je aan niks anders dan aan voetballen. Nu heb je van alles errond : je bent getrouwd, je krijgt een kind, dan begin je te beseffen dat andere zaken belangrijker zijn dan dat voetbal. Daardoor ben ik sinds mijn achtentwintigste pas écht beginnen te genieten van het voetbal.”

“Als je jong bent, mag je bij wijze van spreken je mond niet roeren, maar nu je de ervaring hebt, mag dat wel. Je moet respect hebben voor oudere spelers – dat begrijp ik, ik verkeer nu zelf in die situatie – maar ik ben altijd rechtuit voor mijn mening uitgekomen. Als er iets mis is, mag dat gezegd worden. De Nederlanders overdrijven daarin, maar wij Belgen zijn te timide. Ik weet van mezelf wel dat ik soms… Maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit iemand heb uitgescholden. Ik zal wel eens roepen, maar beledigen… Nooit. Nu krijg ik, hoop ik toch, het respect van die jonge gasten en dan zie je dat er iets veranderd is : dat je ouder geworden bent. Maar het zijn ook zij die mij jong houden. Het is een mes dat aan twee kanten snijdt.

“Dat kan ook Boffin beamen. Hij en ik, wij zijn een beetje vergelijkbaar in die zin dat wij het moeten hebben van snelheid. Snelheid waarmee je tackles kan ontwijken en waardoor je minder blessuregevoelig bent. Voelen wanneer er een gaat tackelen en je de bal moet wegtikken. Ik heb eigenlijk maar één zware blessure gekend, die mij acht weken heeft gekost. Dat was bij Ekeren toen er een pees achter in mijn knie afscheurde. In die tijd liep ik meer met het gevoel van : je moet je job doen. Vanaf het moment dat ik naar Westerlo ben gegaan, voelde ik dat ik meer ben dan dat. Dat je iemand bent die zijn verantwoordelijkheid moet opnemen en de kar trekken als het niet goed gaat. In die zin voel je dan het respect van die jonge kerels.

“Dat is hier bij Lierse niet anders. SteinHuysegems bijvoorbeeld is iemand die wil leren. Ze kunnen wel eens iets terugroepen als je hen op hun donder geeft, dat geeft niet, zolang ze maar beseffen dat ze er beter van worden. En bij Stein merk ik dat heel sterk. Maar er zijn nog anderen, hoor. Er zit een heel goed evenwicht in de ploeg.

“De trainer werkt graag met doelstellingen. Welke hij voor mij in petto had, ga ik nu niet zeggen, maar toen hij het mij vroeg, heb ik geantwoord : de ploeg beter laten draaien. Niet alleen door goed spel van mij, maar ook door mijn ervaring. Tot nu toe lukt dat vrij aardig en daar heeft de trainer ook een vrij groot aandeel in. Nog maar zelden in mijn carrière heb ik een trainer meegemaakt die voor een wedstrijd zo exact kon weergeven waar en hoe we hem konden winnen, of waar en hoe we het moeilijk zouden kunnen krijgen. Op dit moment ( voor afgelopen weekend, nvdr) denk ik dat er weinig ploegen zijn die ons iets in de weg kunnen leggen. Maar van het moment dat we twee, drie keer na elkaar verliezen, hoe mentaal sterk staan we dan als ploeg ? Dan is het aan mij en mensen als Snoeckx en VanderStraeten.”

“Voetbal, kaarten, tennissen : ik wil nog altijd met alles winnen. Vroeger kon ik er twee, drie, vier dagen mee inzitten als ik slecht gespeeld had; nu duurt dat hooguit twee uur. Er zullen nog wel dagen of weken komen dat je wat minder graag gaat trainen, dat hoort er ook bij. Of je moet bij Club Brugge spelen, de enige ploeg, in mijn ogen, die onfeilbaar is. Ik ben alle dagen met mijn vak bezig wanneer het móet; de andere momenten ben ik met andere zaken bezig. Op die manier kan je een en ander sneller van je af zetten.

“Ik kan een slechte trainingsdag of verloren hebben, maar als ik thuiskom en ik zie mijn zoontje en mijn vrouw – en dat is nu niet om melig te doen – dan ben ik weer gelukkig. Voor mijn vrouw, die de laatste weken problemen kende op haar werk, is dat net hetzelfde. Als wij thuis zijn, zijn wij voor elkáár thuis, niet voor het werk of het voetbal. Vroeger was dat moeilijker dan nu, maar mijn vrouw, met wie ik al tien jaar gelukkig getrouwd ben, heeft mij daar veel in geholpen. Vroeger raakte ik namelijk sneller gespannen, terwijl zij veel kalmer is. In dat opzicht vullen wij elkaar heel goed aan, denk ik.

“Ik ben nog altijd iemand die graag traint, maar er zijn wel eens trainingen dat je de vermoeidheid voelt en dat is dan ook weer een gave van onze trainer : die ziet dat, hé. Dan komt hij zeggen dat je ’s namiddags niet moet meetrainen. Maar ik denk dat ik er dit seizoen nog maar twee heb gemist. Dus dat zegt toch al veel. Maar er zijn natuurlijk wel trainingen bij dat je je al eens wegsteekt, hé. Dat is ook een kunst. Doen alsof je veel doet en eigenlijk niks doen. Je zo opstellen dat je niet aanspeelbaar bent of achter je mandekker gaan staan. Maar dat gebeurt niet dikwijls. Ik weet dat ik maandag, dinsdag en woensdag goed moet doortrainen.”

“Dat ik het nooit bij een topclub heb kunnen maken, goh, uiteindelijk denk ik dat het voor mij evenveel waarde heeft dat ik successen kon behalen bij kleinere ploegen. Kijk naar Standard. Het is niet omdat je bij de topclubs hoort, dat je resultaten boekt. Bij Brugge won ik de titel, speelde ik Champions League en de halve finale van de Uefabeker. De echte prijzen haalde ik bij kleine clubs : de beker van België met Germinal en met Westerlo. Dat heeft voor mij veel meer waarde dan al die andere jaren samen. Ook omdat ik me daar goed in mijn vel voelde.

“Ik kan niet zeggen dat dat bij Club Brugge het geval was. Daar kreeg ik, vind ik, nooit een eerlijke kans. Onder andere ook door mijn karakter waarschijnlijk, en door bepaalde personen. Had ik die kans gekregen, dan had ik daar nog altijd gespeeld, denk ik. Of toch veel langer in ieder geval. Ik hoop dan ook dat de reden waarom ik zo veel clubs heb gekend, bij mijn kwaliteiten ligt en niet bij mijn karakter.

“Van de nationale ploeg heb ik alle reeksen doorgemaakt – ik ben zelfs kapitein geweest bij de beloften – behalve de A-ploeg. Ik stel mij daar nog altijd vragen bij. Waarom alle reeksen wel, maar niet de A-kern ? In zeventien jaar eerste klasse heb ik toch wel goede periodes gekend, dacht ik. Heeft het dan alleen te maken met mijn karakter ? Dat zou ik heel straf vinden, iemand zo al op voorhand beoordelen. Want ik hoor nu dikwijls bij ploegen waar ik kom : verdomme, nooit gedacht dat jij zó was buiten het voetbal. Maar mijn imago is de enige reden die ik kan aanhalen. Na zoveel jaar kan je je kwaliteiten en gebreken toch wel een beetje inschatten, dus ik durf te zeggen dat ik niet beter, maar ook niet slechter ben dan sommigen die als rechtsachter hun kans kregen. Neem nu Vreven, die is qua karakter toch wel wat vergelijkbaar ? Dat wil toch zeggen dat ze wat aan het veranderen zijn, maar op mijn leeftijd zal het waarschijnlijk te laat zijn, zeker ( lacht) ? Maar ik blijf supporter van de Rode Duivels, hoor.

“Van Beerschot ben ik al supporter van in mijn jeugd. Toen ik daar zat, kreeg ik verschillende aanbiedingen. Lokeren, Anderlecht, Lierse… Maar er was die drang van : ik móet bij Beerschot spelen. Alleen bleek het sportieve daar niet zo van hoog niveau. Ik heb er alleen degradatievoetbal gespeeld. Dat heeft daarna mijn keuze voor Standard ook wel bepaald. Ik moet zeggen dat ik altijd graag in Wallonië, bij Standard en Seraing, heb gespeeld. Seraing was maar één jaar, maar de sfeer was daar zo uniek dat je er nooit slecht gezind kon zijn. Plus dat we over een goeie ploeg beschikten met Wamberto, Edmilson, Karagiannis, Isaias, Teppers, De Nil…”

“Maar bij Beerschot ben ik toch het langst, zes jaar, gebleven. BarryHughes was daar voortdurend de feestneus. Ik herinner me nog de dag dat we met 6-1 verloren op Luik. De emotie na de wedstrijd was zo groot, dat er spelers zaten te wenen in de kleedkamer. Wel, op de bus naar huis neemt de trainer ineens de microfoon en begint hij zijn carnavalshit te zingen over kamerbreed tapijt : 6-1 verloren, maar ambiance ! En altijd verhalen te vertellen. Normaal ga je als spelersgroep ’s middags wat biljarten of kaarten, maar bij Beerschot zat iedereen rond de trainer te luisteren. Ik ging daar alle dagen graag naartoe, naar Beerschot.

“Dat gevoel had ik bij Westerlo en heb ik nu ook bij Lierse. Maar bijvoorbeeld niet in Genk. Vooral toen heeft mijn vrouw mij vaak moeten motiveren : en nu ga je opstaan en trainen. Want bij Genk heb ik een paar ochtenden gekend dat ik zei : ik stop met voetballen. Zo gedegouteerd was ik. De groep was heel jong en er werd van mij heel veel verwacht. Maar de supporters waren schitterend. Zie waar ze er nu mee staan.

“De laatste jaren ben ik pas goed gaan verdienen. Bij Beerschot begon ik aan het minimumcontract, destijds 40.000 frank in de maand. Ik was graag bij Westerlo gebleven, want het was geen financiële kwestie. Voor Wijnants misschien wel, maar niet voor mij. Ik vroeg niet meer of minder dan ik had, maar zij wilden dat ik inleverde. Tja, dan is de rekening rap gemaakt. Ik denk dat ik op die drie jaar bewezen heb wat ik waard was.

“Uit het buitenland is nooit meer dan vage interesse geweest vanuit Nederland, Turkije en Spanje ook eens. Ik had het wel eens graag gedaan en mijn vrouw ook. Voor het financiële in de eerste plaats, dat geef ik toe. Wie zegt dat hij naar het buitenland gaat voor de cultuur, dat is een leugenaar, hé.”

“Ik zou liegen moest ik zeggen dat ik niet graag luxe heb. Maar wat is luxe ? Wij kopen wat we graag hebben, uiteindelijk heb je daar ook al die jaren voor gevoetbald. Anderen moeten het met minder doen, daar ben ik mij van bewust. Maar die zijn, zie ik aan mijn broer en schoonzuster, daarom niet minder gelukkig dan ik. Ik ben gelukkig omdat mijn gezin en ik gezond zijn, wat heel belangrijk is. Mijn vader onderging twee jaar geleden een open hartoperatie, mijn schoonvader overleed een jaar geleden na negen maanden longkanker. Daar sta je dan toch wel even bij stil. Je denkt altijd dat het jou nooit zal overkomen, tot je ermee geconfronteerd wordt. Dan denk je wel eens : wat is nu voor mij het belangrijkste ? En dan is die luxe er wel, maar ze is helemaal niet belangrijk. Je hebt het nu eenmaal omdat je het kan veroorloven.

“Ik zal er in het licht van die gebeurtenissen dan ook de kilo’s niet laten aan vliegen na mijn carrière. Als ik mijn vader en mijn broer zie, die hebben toch wel de neiging om dik te worden, maar ik zal ook na mijn carrière sportief blijven. Na twintig, vijfentwintig jaar topsport is het niet echt gezond om jezelf te laten gaan. Ik weet dat ik vroeger voor de spiegel stond, maar dat hoeft nu niet meer, hé ( lacht en wrijft over zijn kale kruin). Die ijdelheid heb ik wel wat, ja. Maar dat mag, want ik vind dat je jezelf moet verzorgen en goed voor de dag moet willen komen. Dat is dan ook wat we onze zoon willen bijbrengen : vriendelijk zijn tegen iedereen. En zeker geen beledigingen van de tribunes scanderen.”

door Raoul De Groote

‘Als mijn vrouw, mijn zoontje en ik thuis zijn, zijn wij voor elkáár thuis, niet voor het werk of het voetbal.’

‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit iemand heb uitgescholden of beledigd. Nooit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content