Onvoorspelbare wendingen, beslissende aanvallen van ver voor de finish en spanning tot op het eind. Tourbaas Christian Prudhomme hoopt dat de honderdste Tour, die zaterdag van start gaat op Corsica, weer aanknoopt met de legende.

Zodra het interview is afgelopen, zet Christian Prudhomme (52) zijn bril op en haast hij zich naar het tv-scherm in de hoek van zijn bureau. Voordat hij zijn volgende agendapunt afwerkt, wil de Tourdirecteur nog vlug de ontknoping meepikken van de overgangsrit in de Giro. Alsof hij nog een keer ten overvloede in de verf wil zetten dat het voor hem in de eerste plaats draait om het sportieve. Le sport d’abord: het was ook het adagium van zijn voorganger Jean-Marie Leblanc.

Als baas van de melkkoe die de Tour de France is, moet Prudhomme nochtans onder een geweldige commerciële druk functioneren. Geen speler die zo machtig is in de wielerwereld als ASO, de organisatie achter de grootste wielerwedstrijd ter wereld. De bedragen worden als een staatsgeheim verzwegen, maar naar schatting meer dan zestig procent van alle tv- en sponsorgelden in het wielrennen verdwijnt in de zakken van ASO. De Tour genereert jaarlijks naar verluidt 100 miljoen euro, goed voor ongeveer twee derden van de totale omzet van het bedrijf.

Onder leiding van Prudhomme probeert de Tour mee te surfen op de golven van de globalisering. De nieuwe regel is dat LeGrand Départ om de twee jaar in het buitenland wordt georganiseerd. Na de provincie Luik vorig jaar is het Engelse graafschap Yorkshire volgend jaar aan de beurt. “We moeten ervoor zorgen dat de interna-tionalisering zich verderzet”, zegt de Tourdirecteur. “Bijvoorbeeld door morgen een ploeg te laten starten uit China of Japan of wie weet zelfs uit Kenia of Eritrea.”

Het past allemaal binnen een strategie van nieuwe markten aanboren om zo multinationale sponsors te verleiden en de tv-rechten in zo veel mogelijk landen verkocht te krijgen. Maar over commercie wil Prudhomme het niet hebben tijdens dit interview. Met de Tourkaart op de achtergrond, in zijn bureau zes hoog in het hoofdkantoor van ASO met zicht op de Seine in Parijs, legt hij met de nodige geestdrift en gebaren uit hoe de Tour probeert om de legende ook na honderd jaar nog levendig te houden.

U staat aan het hoofd van de Tour sinds 2007. Wat is de belangrijkste evolutie die de wedstrijd de laatste jaren heeft doorgemaakt?

Christian Prudhomme: “Dat er minder Frans gesproken wordt en steeds meer Engels. De wielersport vormde de uitzondering in een door de Angelsaksische landen gedomineerde wereld, maar die uitzondering is aan het vervagen. Met ploegen als Team Sky, maar ook Orica-GreenEDGE. Met wedstrijden als de Tour Down Under, die me tijdens mijn bezoek vorig jaar wel de Tour de France leek. En met de Engelstalige renners natuurlijk. Cadel Evans, de eerste Australische Tourwinnaar. Ryder Hesjedal, de eerste Canadese Girowinnaar. Bradley Wiggins, de eerste Britse Tourwinnaar, geboren in Gent als zoon van een Australische vader, winnaar vóór Chris Froome, een Brit uit Kenia die opgroeide in Zuid-Afrika. Het is dus niet één specifiek land, maar de hele Commonwealth die opengaat.

“Er is in die landen ook een onwaarschijnlijk enthousiasme voor het wielrennen gegroeid. Ik herinner me het diner na de tweede rit in de Tour 2009 met de burgemeester en zijn medewerkers van Brignoles, de aankomstplaats. Behalve ons gezelschap zaten er op het terras nog twee toeristen van rond de zestig uit Nieuw-Zeeland, die voor de tweede keer op bezoek waren in Frankrijk, de tweede keer ook voor de Tour. Ik stel hen Bernard Hinault en Bernard Thévenet voor, wat ze natuurlijk formidabel vinden. ‘Maar de kampioen van mijn leven’, zegt de man, ‘is Eddy Merckx.’ Waarop ik Merckx opbel en mijn gsm doorgeef aan die meneer. Ze spraken een minuut of zeven met elkaar en achteraf leek die Nieuw-Zeelandse man een halve minuut lang wel een standbeeld. Hij had gesproken met de kampioen van zijn leven! Dat is wat ik bedoel: de Tour kan de mooiste emoties teweegbrengen.”

Exploten en inzinkingen

Met de opgang van de Angelsaksische ploegen werd wielrennen wel steeds meer wiskunde. De Tour vorig jaar was bij uitstek de Tour van de berekening.

“We zijn helaas in een fase van verdedigend wielrennen aanbeland, waarin niemand een risico durft te nemen. Maar feitelijk nemen ze allemaal, op één renner na, het grote risico niet te zullen winnen, aangezien er maar één iemand kan winnen. We hadden in het wielrennen een debat over de communicatie via de oortjes. Meer nog dan de oortjes moeten volgens mij de SRM-meters worden afgenomen (de fietscomputers die het vermogen van de renners meten, nvdr). Het element bluf, zoals in poker, bestaat in het leven, maar in de wielersport is het uitgeveegd. Nochtans is het essentieel voor de legende van de sport. Een renner die voor de zoveelste keer probeert aan te vallen, kan met het hoofd het verschil maken en winnen. Maar als zijn tegenstanders weten hoeveel vermogen hij aan het leveren is, weten ze dat het slechts bluf is en dat hij over enkele minuten vanzelf zal kraken. Voor mij komt het erop neer dat het wielrennen een romantische sport is en moet blijven.”

Wat verstaat u onder dit ‘romantisme’?

“Het gaat over de legende van het wielrennen: les chevauchées (de lange raids, nvdr). De kracht van het wielrennen, in vergelijking met alle andere sportdisciplines, is dat het zich afspeelt in de natuur. Als journalist zag ik op de Spelen van Sydney een schitterend olympisch bad, maar het was slechts een zwembad. Het Maracanã in Rio en Wimbledon: formidabel, maar het zijn slechts een voetbalstadion en een tenniscourt. Wielrennen heeft iets buitengewoons. Je voelt de adem van het epos, of de renners nu op de kasseien van het Noorden rijden, in de bergen of langs de kust. En dit is voor mij onlosmakelijk verbonden met de lange raids van in mijn kinderjaren: het tijdperk van Eddy Merckx, zijn duels met Luis Ocaña, de tijd van Bernard Thévenet en Raymond Poulidor. De kracht van het wielrennen ligt in de exploten. Of in de inzinkingen gevolgd door een wederopstanding.”

Mogen we wel nog epiek verlangen als we tegelijk een dopingvrije sport nastreven?

“Mijn overtuiging is dat het een het ander niet uitsluit. Bovendien is de foto die men vandaag maakt van de wielersport, er een in aansluiting op de affaire-Armstrong van deze winter. Het is de foto van het wielrennen van het verleden. Een recent verleden, dat wel, maar voor mij zijn de dingen echt veranderd met de invoering van het bloedpaspoort. We leven niet in een perfecte wereld, maar het is een wereld die weer normaal wordt en niet meer radicaal verschilt van de rest van de sport.”

Bijgevolg zien we ook in de Tour geen exploten meer.

“Het is een slingerbeweging. (wijst naar de muur achter zijn bureau) Zie je die foto daar? Die is genomen juist voorbij Plan Lachat, op de Galibier, waar in 2011 voor het eerst in de geschiedenis een aankomst boven was. Tijdens die rit zit Eddy Merckx bij mij in de wagen. We rijden over de Izoard, waar in de Casse Déserte Bernard Hinault en Bernard Thévenet ons staan op te wachten om bloemen neer te leggen aan het monument ter ere van Louison Bobet en Fausto Coppi. Op dat moment horen we op Radio Tour: ‘Aanval Andy Schleck‘. We zien Schleck voorbijkomen, solo voor het peloton uit. Hij zal de rit winnen. Evans zal in de achtervolging het heft in handen nemen en twee dagen later de gele trui veroveren. Wel, die dag op de Galibier drongen we door tot de legende. Voor het oog van de kampioenen van vroeger waren de kampioenen van vandaag het epos aan het voeden. Ik voelde me als een kleine jongen van acht.”

Onvoorspelbare factor

Wat kunt u als organisator doen om meer romantiek in de Tour terug te brengen?

“Voor het wedstrijdverloop zijn we in de eerste plaats afhankelijk van de renners en hun managers. De verhouding tussen hun verantwoordelijkheid en de onze is niet fiftyfifty, maar tachtig-twintig. Ik ben er helemaal voor te vinden om het aantal renners per ploeg te verminderen. Maar daar stoten we op het verzet van de grote ploegen, die een maximum aantal ploegmaats willen om hun kopmannen te beschermen.

“Veel meer kunnen we niet doen dan afwisseling zoeken in de parcoursen en de aankomsten, zoals met de Mont des Alouettes in 2011, waar Philippe Gilbert won. Al herinner ik me ook de Vogezenrit in de Tour van 2009, gewonnen door Heinrich Hauss-ler. Op papier een formidabele rit, maar er gebeurde niets. Sommigen zochten de schuld bij het slechte weer. Maar ik stel de vraag: hield Charly Gaul ook wapenstilstand als het geen goed weer was?

“Soms werkt het ook omgekeerd. Zoals op de Col de Manse, in de rit naar Gap in de Tour van 2011. Een col uit de duizend, maar plots heerste er overal paniek in het peloton omdat Alberto Contador ten aanval trok. Wanneer de renners het willen, kunnen ze eender waar koers maken. Een van de laatste onzekere factoren is de wind. De rit naar La Grande-Motte in de Tour van 2009 kon me daarom erg bekoren (toen de waaier met Armstrong Contador op achterstand fietste, nvdr). Vorig jaar hadden we die rit in Normandië langs de kust, maar de aankomst lag in het binnenland, in Rouen. Ik droom ervan om nog eens zo’n etappe uit te tekenen die dan wel aankomt aan de zee.”

Vooral de vlakke ritten zijn voor veel kijkers dodelijk saai.

“Toen ik klein was, gebeurde er altijd iets in de eerste vlakke etappes. Een belangrijke aanval of ontsnapping, waaiervorming… Ik droom ervan dat dit terugkeert. Het reliëf van Corsica biedt de renners dit jaar alvast mogelijkheden. De rit naar Mûr-de-Bretagne in 2009 schonk me wat dat betreft heel veel genoegen. Ook al lag de aankomst op een heuvel, het was een vlakke rit in de eerste week en we kregen als winnaar de renner die twintig dagen later de Tour zou winnen. Evans was daarmee de eerste eindwinnaar sinds Hinault die een vlakke rit in de Tour won.

“We moeten dus steeds nieuwe plaatsen zoeken, ook al wordt dat met de dag ingewikkelder. Er is niets zo belangrijk als de veiligheid in een wedstrijd. Wielrennen is al een gevaarlijke sport, maar door de projecten van stadsvernieuwing wordt het nog gevaarlijker. Het is nochtans onze uitdrukkelijke bedoeling om met de Tourritten in de stadscentra te blijven finishen.

“Komt daarbij dat we aan steeds meer regels moeten beantwoorden. Op alle gebied: van respect voor de leefomgeving, waar we uiteraard niet tegen zijn, tot bepalingen voor de vlieghoogte van de helikopters. Zonder de tv-beelden vanuit de lucht zou de Tour niet zijn wat hij is. Maar om dezelfde grootse beelden te verkrijgen, moeten we steeds meer de strijd aangaan met de administratie. Al die vergunningen kosten ons vandaag drie keer meer tijd dan pakweg vijf jaar geleden.”

De Tour worstelt ook met zijn gigantisme, een gevaar waar uw voorganger ook altijd voor waarschuwde.

“Met de Tour is het zoals met alle mensen die willen afslanken: de wil is er wel, maar het kost veel moeite. Het is een voortdurende evenwichtsoefening. In 190 landen ter wereld worden er beelden van de Tour uitgezonden: 100 tv-stations, waarvan er 60 de Tour rechtstreeks tonen. Hoe meer landen, hoe meer mensen ter plaatse komen. De laatste drie à vier jaar is de Tour niet meer in omvang toegenomen, maar ook niet slanker geworden.

“De oplossing ligt in de evolutie van de technische middelen, die steeds kleiner worden. Er komt een dag dat de tv minder nodig zal hebben om hetzelfde te realiseren. In afwachting daarvan werken we aan de aankomst van sommige Tourritten met meerdere technische zones: twee, drie, soms zelfs vier, terwijl er vroeger slechts één technische zone was. De Tour had nooit kunnen aankomen op de Aubisque in 2007 of op de Tourmalet in 2010, hadden we de technische middelen niet gescheiden en een deel ervan in Gourette en La Mongie geplaatst. Voor de aankomst op de Galibier in 2011 werkten we zelfs met drie technische zones. In logistiek en technisch opzicht was dat een extreem complexe organisatie. Het kostte ons drie jaar voorbereiding voor één etappe.”

Fenomenale troef

Daarnaast blijft er het dopingprobleem. In welke mate voelt u zich als Tourorganisatie verantwoordelijk?

“De vijand – het is altijd goed om dat in herinnering te brengen – is niet het wielrennen en nog minder de Tour, die er juist voor zorgt dat het wielrennen kan standhouden. Als er positieve gevallen zijn, voelen wij ons als organisatoren altijd de eerste dupe. De dopingstrijd is de verantwoordelijkheid van de internationale sportbonden. Wij betalen mee voor de controles. Een van mijn obsessies is dat er een echte opvolging gebeurt tijdens de trainingskampen in april, mei en juni. Maar helaas krijgen we niet altijd wat we vragen.”

Misschien is de Tour zo onmenselijk zwaar en zo belangrijk dat het de logica zelve is dat renners hun toevlucht zoeken tot doping.

“Het is niet het parcours dat aanzet tot bedrog, maar de wil om te winnen, beroemd te zijn en geld te verdienen. In de atletiek zijn er toch ook niet meer dopinggevallen op de marathon dan op de 100 meter? De beroemdste zijn zelfs die van de 100 meter. Wat moet er gebeuren? Hen slechts 99 meter laten lopen? Er zullen altijd atleten zijn die willen bedriegen.

“Wat het belang van de Tour betreft: ik bevestig dat onze wedstrijd de belangrijkste koers ter wereld is (lacht). Maar dat dit voor druk zorgt bij de renners, daar kunnen wij als organisatoren niets aan doen. Druk is iets wat de renner zichzelf oplegt of door de entourage wordt opgelegd.”

Het heet dat de Tour te almachtig is en het evenwicht in wielerland zoek. De teams bijvoorbeeld dringen al lang aan op een deel van jullie inkomsten uit de tv-rechten. Is ASO bereid daarover te onderhandelen?

“Op die vraag zal ik niet antwoorden. Dat zijn zaken waar ik niet in tussenkom en die rechtstreeks onder de bevoegdheid vallen van de algemene directie van ASO.”

Laten we dan nog even vooruitkijken. Welke dromen hebt u nog met de Tour?

“Ik heb niet de ambitie om mijn stempel te drukken. Een Tourdirecteur is slechts een voorbijganger, een arbeider in dienst van de Tour. Mijn enige fundamentele droom is dat morgen de jeugd gefascineerd wordt door de Tour zoals ik al hield van de Tour toen ik in 1970 op de Col de Cou voor het eerst de renners met mijn eigen ogen zag passeren en Merckx al mijn aandacht opzoog. Want de kampioenen van onze jeugd zijn de kampioenen van ons leven. Tijdens het Critérium International eind maart op Corsica liet ik een jongen, die zelf bij de nieuwelingen fietst en met grote ogen stond te kijken naar de kampioenen, in een van onze wagens de tijdrit achter een renner volgen. Misschien zie ik die jongen nooit meer terug, maar ik weet zeker dat hij dit nooit meer vergeet en zijn leven lang verknocht zal zijn aan de wielersport.

“Een fenomenale troef voor de Tour is dat er steeds meer fietsers in de stadscentra opduiken. Jullie Belgen zijn dat gewoon, net zoals de Nederlanders en de Denen. Maar het wordt nu ook in Frankrijk steeds meer de norm. Als jullie in België zo gek zijn van de wielersport, komt dat volgens mij ook doordat er in het dagelijkse leven zo veel fietsers zijn. Daarom proberen we de band te versterken tussen de fiets van de gewone man en de wielersport. Op 15 juni bijvoorbeeld was er La Fête du Tour, waarbij er fietsers van alle niveaus op de wegen van de 21 etappes van de honderdste Tour reden.”

Op welk scenario hoopt u voor de jubileumeditie?

“Ik droom van een Tour met aanvallen van ver voor de aankomst en die ook sereen mag verlopen. Een Tour die lijkt op die van 2011 op het vlak van suspense en strijd én qua prestaties van de Franse renners, want het is essentieel dat er af en toe een Fransman of een renner uit een van de traditionele wielerlanden succes behaalt. Internationalisering is één zaak, we moeten tegelijk onze wortels respecteren, want het is dankzij de passie die bestaat in landen als België dat de wielersport de voorbije vijftien jaar de lange lijst affaires heeft doorstaan.”

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER IN PARIJS

“Met de Tour is het zoals met alle mensen die willen afslanken: de wil is er wel, maar het kost veel moeite.”

“Ik ben er helemaal voor te vinden om het aantal renners per ploeg te verminderen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content