Klaas Vantornout (26) staat scherp, en hij schiet er ook mee. ‘Bart Wellens heeft weinig recht van spreken.’

I n Asper-Gavere, deed hij weer de grondvesten daveren. Geef Nys en Wellens dezelfde pech en Klaas loopt met de zege weg. Klaar voor ’t vangen van die grote vis, we voelen dat ’t voor algauwe is. Aan lyrische inspiratie ontbrak het de fan die dit bericht achterliet op het gastenboek van Klaas Vantornouts website niet. En het klopte nog ook, want die ‘grote vis’ ving Vantornout twee weken na Gavere, met de superprestigewedstrijd in Gieten. “Een topwedstrijd winnen is nochtans niet simpel”, weet de Torhoutenaar, “met die twee jonge gasten en daarnaast Nys en Wellens. Albert is nu op een spijtige manier weggevallen, maar dan nog is het niet evident om zo’n belangrijke cross te winnen. Ik weet wel dat ik iedereen aankan als ik een goede dag heb. In Gavere moest ik ook pas in de laatste ronde buigen, kwam ik ook maar dat tikkeltje te kort. Alles moet een beetje meezitten, zoals vorig seizoen in Overijse, toen Nys wat minder was en er nog geen sprake was van Albert.”

Dat was ongetwijfeld de mooiste van je zes overwinningen vorig jaar. Wat betekende die zege voor jou?

Vantornout: “Overijse telt voor geen enkel klassement mee, maar die wedstrijd heeft veel meer uitstraling dan bijvoorbeeld Essen of Hasselt. Dat zijn GvA-crossen, maar wat stelt dat voor? Het zijn A2-wedstrijden die weinig toeschouwers op de been brengen. Overijse is een klassieker in het veldrijden – vergelijk die wedstrijd gerust met de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix op de weg -, met een grote publieke belangstelling. Er is bovendien het typische crossparcours, zoals ook Gavere en de Koppenberg, met hellende stroken waarop spektakel geleverd kan worden. Daarvoor doe je het uiteindelijk. Zulke omlopen zijn er veel te weinig.”

Nooit zot

Je bent 26 jaar, een leeftijd waarop renners nog progressie maken. Heb je het gevoel dat je sterker geworden bent dan vorig seizoen?

“Ik ben toch weer iets sterker geworden, ja. Kijk maar naar Ruddervoorde, waar ik ook maar op 50 meter van de overwinning strandde. Geleidelijk groeien, dat is iets wat ik al sinds de jeugdcategorieën doe. Elk jaar zet ik een stap vooruit. Als laatstejaarsbelofte won ik onder meer in Ruddervoorde en op de Koppenberg, maar het jaar nadien kreeg ik klierkoorts, waardoor je opnieuw serieus moet opbouwen, bijna weer van nul af aan moet herbeginnen. De voorbije twee seizoenen ging het weer crescendo. Die stap vooruit is nu natuurlijk niet meer zo groot als de afgelopen jaren. Dat kon moeilijk, want anders reed ik ze allemaal op minuten ( lacht). Maar als ik gezond blijf, dan zit ik momenteel zeker nog niet aan mijn top.”

Waaraan moet je nog werken?

“Ik mis nog wat kracht, maar door ouder te worden, word je automatisch sterker. De laatste jaren train ik op dezelfde manier en rijd ik hetzelfde programma. Voorlopig zie ik geen reden om dat aan te passen. Als ik goed ben, kan ik alle omlopen aan, maar ik beschik niet over het talent van een Boom of een Albert.”

Je draait heel vaak in de top drie het veld in en neemt dikwijls ook in de eerste rondes het heft in handen. Blaas je je soms te snel op?

“Ik doe nooit zot van bij de start, het is alleen maar een voordeel dat ik niet in vijftiende, twintigste positie zit, zoals het Wellens meermaals gebeurt. Het kost immers alleen maar krachten om terug te komen. In het verleden heb ik me wel eens opgeblazen, maar die fout zal ik niet snel meer maken.”

Klaas Vantornout kiest zijn crossen uit, hoor je wel eens kritisch. Zo zei Bart Wellens in dit magazine: “Ik win liever drie keer en sta 25 keer op het podium dan, zoals Klaas, dubbel zoveel zeges te behalen maar wel de helft van de crossen er de brui aan te geven.”

“En dat zijn de woorden van Wellens?”

Ja.

“( na een korte stilte) Wellens is een concurrent en hij voelt dat ik stilaan beter aan het worden ben en dat steekt. Ik heb vorig jaar Overijse gewonnen, wat heeft hij gewonnen? Als hij mijn uitslagen vergelijkt met die van hem, heeft hij weinig recht van spreken, vind ik. Ik pik mijn wedstrijden niet uit. Het is gewoon zo dat ik een paar keer ziek word tijdens de winter. Ik moet daarmee leren leven. In Tabor werd ik achttiende, maar waaraan lag het? Aan het feit dat ik ziek was, aan niets anders. Ik steek me nooit weg of ik train niet minder voor bepaalde crossen dan voor andere.”

Wellens voegde eraan toe: “Van mij verlangen ze dat ik spektakel breng, dat ik elke week laat zien wat ik waard ben.” Hij doelt er wellicht op dat hij meer waar voor zijn geld brengt.

“Mijn startgeld bedraagt niet de helft van dat van Bart Wellens. Op dat punt heeft hij volgens mij dus ook niet veel recht van spreken. Ik ben nog niet zo sterk als die mannen, ik recupereer niet zo snel. In Eernegem, bijvoorbeeld, ging ik voluit en ’s anderendaags werd ik op de wereldbekerwedstrijd in Pijnacker pas negende. Waarom? Omdat ik totaal verzuurd was van Eernegem. Ik heb me nog in geen enkele cross ingehouden. Jawel, één keer, de dag voor Ruddervoorde, een wedstrijd voor eigen volk, heb ik een klein beetje m’n krachten gespaard. Maar ja, Wellens start daar niet. Is dat dan de oplossing?”

Tegendraads

Voor de wedstrijden van de GvA Trofee kreeg je geen volwaardig contract omdat je vorig jaar volgens hen ziekte geveinsd zou hebben in Niel – daags nadien werd je derde in Pijnacker – en een blessure in Essen, waar je opgaf met een geblokkeerde rug om een dag later te winnen in Overijse.

“Het komt ongeloofwaardig over, maar ik verzeker je dat ik niets geveinsd heb. In Niel was ik écht strontziek – je mag het vragen aan mijn vriendin. Ze heeft me zelfs naar Pijnacker moeten voeren. In Essen deed ik 40 minuten mee voor de overwinning, maar toen blokkeerde mijn rug volledig. ’s Avonds ging ik naar de kraker en pas om tien uur ’s morgens besliste ik om in Overijse te starten, ook al zat mijn rug nog steeds vast.

“De organisatoren van de GvA Trofee zetten me zo een jaartje op de strafbank. Ze doen maar, ik lig daar zéker niet van wakker. Er zijn wedstrijden genoeg en die drie klassementen zijn bovendien misschien nog wat zwaar voor mij. Ergens ben ik dus zelfs blij dat ik de GvA niet rijd.”

Voor sommige buitenstaanders kreeg je door dit ‘geval’ de naam een moeilijke jongen te zijn.

“( zucht) Een moeilijke jongen … Als je aan de top wil raken, moet je een klein beetje tegendraads zijn, zeker? Tegendraads is misschien niet het juiste woord, maar je mag niet te braaf zijn.”

Voel je je soms een buitenbeentje in de cross?

“Niet echt, maar ik heb wel moeten vechten voor mijn plaats, ik heb me moeten bewijzen tussen al die mannen. Ik was een broekventje dat ertussen kwam rijden. Ze hebben mij eens op de kant gezet, maar geen tweede keer. Je moet je plaats durven opeisen. Ondertussen heb ik dat respect van die andere renners, maar toen ik twee jaar geleden mijn neus aan het venster stak, voelde ik me niet welkom. Plots kwam ik ertussen, ik werd beter en beter, soms beter dan de kopman bij Fidea. Dat kan niet leuk zijn, dat begrijp ik wel.”

Rikkedewik

In welke verstandhouding ben je daar, bij Fidea, vertrokken?

“In een deftige verstandhouding, een volwassen verstandhouding – laat ons het zo stellen. Ik heb mij aan de regels gehouden, gedaan wat ze vroegen. Ik denk niet dat ze kunnen klagen over mij, en dat doe ik ook niet over hen.”

In Sport/Wielermagazine zeg je wel: “Bij Fidea draait alles om één persoon, Bart Wellens.”

“Dat is ook zo, maar dat is logisch. Hij was al meermaals wereldkampioen, hij is de kopman.”

Zelf antwoordde hij daarop dat hij maar éénmaal gevraagd heeft om voor Kevin Pauwels te mogen eindigen en dat voor de rest iedereen voor zichzelf mocht rijden.

“Als ik dan vorig jaar in Gavere één keer mee spring met Wellens, beginnen ze me wel uit te maken voor het vuil van de straat. Zoiets zeggen, is liegen tegen jezelf. Maar goed, met Bart heb ik nooit woorden gehad – met Van Kasteren trouwens ook niet -, het is vooral zijn entourage. Je kent de pa van Wellens, die is een beetje rikkedewik. Ach, je weet dat het van Lucien Wellens komt en dan trek je je dat niet aan.”

Maar je had wel andere lucht nodig om je verder te ontplooien?

“Ik had het naar mijn zin, daar niet van, maar inderdaad: ik vond dat er wat te veel toppers bij elkaar zaten bij Fidea. Ik zette een stap in het onbekende, maar nu kan ik zeggen dat ik voor honderd procent de juiste keuze gemaakt heb. Toen ik mijn handtekening zette, was alles negatief rond mijn nieuwe ploeg. De prestaties bleven ver onder de verwachtingen. Nu is het volledig gedraaid en ik ben dan ook heel blij dat ik bij Sunweb-ProJob zit. De entourage is heel anders dan bij mijn vorige werkgever: veel leuker. Nu moet ík zorgen dat ik in beeld kom, en dat wordt geapprecieerd. Hoewel ik daar helemaal niet om vraag, springen ze allemaal voor mij. Zoiets maakte ik nog niet eerder mee. De waardering is hier tien keer groter dan bij Fidea.”

En dat terwijl je jezelf en je ploegmaat Sven Vanthourenhout in Sport/Wielermaga-zine omschreef als “middenmoters van de toppers”.

“Er wordt van ons niet verwacht dat we elk weekend meedoen voor de overwinning. Het niveau ligt zodanig hoog dat we dat niet kunnen. De ploegleiding wil dat we af en toe kunnen prikken, die mannen eens pijn kunnen doen en zo veel mogelijk in beeld komen.”

Zie je jezelf die status van middenmoter van de toppers ontgroeien de volgende jaren?

“Nys en Wellens zullen niet meer sterker worden, ze zullen wat moeten inboeten, terwijl ik nog aan het groeien ben. Ik zie er ook niet meteen een nieuwe Boom of Albert bijkomen, dat zijn twee uitzonderlijke supertalenten. Er wachten mij dus nog mooie jaren, denk ik.” S

door roel van den broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content