Er was eens…

© BELGAIMAGE

Royal Excel Mouscron begint straks aan de competitie in 1B. Op het einde van de vorige en bij het begin van deze eeuw werd er echter nog Belgisch topvoetbal geserveerd in Moeskroen. Een terugblik op die glorieperiode.

In acht seizoenen, tussen de promotie naar eerste klasse in de zomer van 1996 en de lente van 2004, eindigt het bescheiden Excelsior Mouscron vier keer in de top vijf van de Belgische eerste klasse. In zijn eerste seizoen op het hoogste niveau sleepte het zelfs een derde plaats uit de brand. Terugblik op een sprookje dat alleen maar goeie herinneringen oproept bij de protagonisten uit die periode.

De ideale wereld

Steve Dugardein: ‘Iedereen heeft het over het DNA van Mouscron, maar wat houdt dat precies in? Voor mij betekent het plichtsbewust zijn, de fierheid om voor je éigen club te spelen en ook kunnen feesten. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Fabien Delbeeke en aan Giovanni Seynhaeve.’

Giovanni Seynhaeve: ‘Steve en ik komen uit de wijk Nouveau-Monde, in het centrum van Moeskroen. En dan was er ook Olivier ( Besengez, nvdr): wij waren de jongens van de streek. Beleven wat wij hebben beleefd bij de club van ons hart, dat was een ongelooflijke ervaring. Dat zeg ik nu, twintig jaar later, nog altijd.’

Dugardein: ‘Voor jongens als wij was dat het belangrijkste hoofdstuk van ons leven. Je moet weten dat wij geboren zijn in Moeskroen. Ik sloot mij aan bij de club toen ik zes jaar oud was en ik voetbalde er tot mijn 34e. Ik denk dat elke voetballer droomt van wat ik bij Mouscron heb meegemaakt.’

Alexandre Teklak: ‘Met heel veel nostalgie en melancholie denk ik terug aan mijn periode als speler van Mouscron. Dat was voor mij de ideale wereld. Niet alleen voor mannen als wij die er onze carrière hebben gemaakt, maar ook voor spelers die er zelfs maar even hebben gevoetbald. Ik denk bijvoorbeeld aan één specifieke speler, een zekere David Cry. Hij kwam naar Mouscron met de reputatie van beste voetballer van de tweede klasse. Hij was een fenomeen, stak erboven uit, maar bij Mouscron kon hij zich nooit doorzetten. Maar weet je wat? De hele tijd zei hij dat hij supertevreden was dat hij bij deze club zat, dat hij deel mocht uitmaken van het avontuur. Hij speelde nauwelijks, maar toch was hij gelukkig. Dát was Mouscron.’

Was ik in februari niet naar de nationale ploeg vertrokken, dan waren we kampioen geworden.’ Georges Leekens

Gonzague Vandooren: ‘Ik kwam bij de eerste ploeg in de zomer na het eerste seizoen in de hoogste klasse, in 1997. Ik was nog maar 17 jaar en ik mocht de kleedkamer delen met de spelers die me een jaar voordien hadden doen dromen van een profcarrière. Ik voelde me geprivilegieerd dat ik tussen die vedetten mocht zitten. Enkele weken eerder zag ik Dominique Lemoine nog prachtige ballen versturen in de loop van de Mpenza’s en plots maakte ik zelf voltijds deel uit van die ploeg. Dat was magnifiek.’

Extra piment

Georges Leekens: ‘Wij waren in die tijd de levendigste club in België. Ik herinner me nog heel goed de promotie ( op 9 juni 1996, nvdr); dat was het grootste feest dat ik in heel mijn leven heb meegemaakt. En dat was niet gemaakt, het was échte, pure euforie. We keerden terug naar Moeskroen en sommige spelers waren boven op de bus gaan zitten. Op de terugweg moesten we door een tunnel. Gelukkig dachten we er op het laatste moment nog aan dat er mannen op het dak zaten, anders hadden we drie doden op ons geweten.’

Steve Dugardein (hier in duel met Yves Vanderhaeghe, zelf een ex-speler van RE Mouscron) was een van de hoofdrolspelers van de succesperiode.
Steve Dugardein (hier in duel met Yves Vanderhaeghe, zelf een ex-speler van RE Mouscron) was een van de hoofdrolspelers van de succesperiode.© BELGAIMAGE

Seynhaeve: ‘Nee, ik zat niet boven op de bus. Donald Van Durme vermoedelijk wel. Hij was zonder twijfel de zotste van de bende.’

Leekens: ‘Sorry, maar de zotste was toch wel Émile Mpenza ( die toen nog bij KV Kortrijk voetbalde, nvdr). Die had bij ons getekend, maar hij vond het blijkbaar een goed idee om tijdens de laatste wedstrijd van de eindronde tegen ons te scoren…’

Émile Mpenza: ‘Er moest toch nog wat extra piment zijn, niet? ( lacht) Alles is verlopen zoals ik het gehoopt had, maar het had natuurlijk kunnen uitdraaien op een nachtmerrie, dat klopt. Het bewijst in elk geval dat ik nooit gerekend heb. Achteraf besefte ik wel dat ik dat doelpunt niet had moeten maken, maar ik ben een integer persoon. Ik wilde een goed beeld van mezelf achterlaten in Kortrijk.’

Mbo Mpenza: ‘We waren spelers van Kortrijk, opgeleid in Kortrijk. We wilden er langs de grote poort vertrekken. Toen we bij Mouscron tekenden, was dat met het idee dat we zeker nog een seizoen in de tweede klasse zouden spelen. We waren toen semiprofs, nog niet ‘dé broers-Mpenza’ maar gewoon jonge kerels die hun debuut maakten en nog tijd hadden om te groeien. Ik vond het ook niet erg om nog een seizoen langer in de tweede klasse te voetballen en ik dacht dus niet dat Mouscron zou promoveren.’

Leekens: ‘We beschikten al over een goed ploegske, maar de komst van de Mpenza’s heeft alles veranderd. Ik schoof Vidovic naar achter en hij maakte een metamorfose door als voetballer. Dominique Lemoine was op zijn top en Émile en Mbo waren onhoudbaar. Eerlijk waar, ook vandaag denk ik nog: was ik in februari niet naar de nationale ploeg vertrokken, dan waren we kampioen geworden.’

Mbo Mpenza: ‘Ik zou het meer bescheiden willen houden: ik denk dat we als tweede waren geëindigd zonder het abrupte afscheid van Georges. Alleszins klopt het wel dat zijn vertrek ons geen goed heeft gedaan. Eerst waren er die geruchten in de kranten, die we trouwens niet geloofden. En vervolgens werd Gil Vandenbrouck trainer ( hij was voordien de assistent van Leekens, nvdr), maar dat was niet hetzelfde. We vonden hem een toffe kerel, maar hij miste de autoriteit die Georges Leekens wel had.’

Mbo Mpenza gooit zich in de armen van Luigi Pieroni. Het aanvalsduo zette Le Canonnier geregeld in vuur en vlam.
Mbo Mpenza gooit zich in de armen van Luigi Pieroni. Het aanvalsduo zette Le Canonnier geregeld in vuur en vlam.© BELGAIMAGE

Jupiler en whisky-cola

Émile Mpenza: ‘Ik onthoud vooral dat het de mooiste periode uit mijn leven als voetballer was. De rest van mijn carrière ben ik op zoek gegaan naar dezelfde sfeer, maar dat is me niet gelukt. Voetbal werd business voor mij, terwijl ik me kapot amuseerde bij Mouscron. Daar speelden werkelijk geweldige figuren: Fabien Delbeeke, Steve Dugardein, Giovanni Seynhaeve. Die mannen hebben mij het leven leren kennen. Ze namen me overal mee naartoe.’

Dugardein: ‘We waren allemaal, of toch bijna allemaal, vrijgezel. We brachten letterlijk ons leven door in een klein restaurant, le Méditérranéen. De baas, Fred, werd een vriend van ons. We gingen er altijd naartoe na de voormiddagtraining. ’s Avonds trokken we naar La Cloche en soms tot twee keer per week naar de Kinepolis in het Noord-Franse Lomme. Na de wedstrijden op zaterdag ging coach Hugo Broos graag met ons mee een glas drinken. Maar de dag nadien waren we allemaal op training, hé!’

Axel Lawarée: ( nostalgisch) ‘We beleefden fantastische momenten. Het klopt dat we op zondagvoormiddag allemaal op training waren, maar daarna dronken we opnieuw vier of vijf pintjes. Ambiance verzekerd. Soms dronken we zelfs een glas samen met de journalisten. In die tijd nam niemand daar aanstoot aan.’

Vandooren: ‘Ik herinner me nog goed mijn eerste après-match. Ik ging naar de toog en bestelde een cola, waarop Hugo Broos me toeriep: ‘Drink dat toch niet, dat is zo slecht, pure suiker. Drink toch een biertje, dan heb je op zijn minst wat water binnen.’ Maar ik ben nooit meegegaan in de bierhype. Ik verkoos iets straffer. Wanneer de anderen hun Jupiler bestelden, nam ik een whisky-cola.’

Lawarée: ( ironisch) ‘Ja, zo was het: we moesten Gonzague altijd forceren.’ ( lacht)

Teklak: ‘Op een dag organiseerde Hugo wat je een teambuilding zou kunnen noemen. We bezochten met zijn allen de champagnekelders van Reims. Goed idee, ware het niet dat Hugo ook nog een vriendschappelijke wedstrijd voorzien had tegen Reims ( lacht). Ik kan je wel zeggen dat het niet onze beste wedstrijd was. Meer wil ik niet vertellen over die trip, dat blijft tussen ons.’ ( grijnst)

Lawarée: ‘We waren ook gewoon vrienden, en dan bedoel ik échte vrienden. Toen mijn vrouw moest bevallen van onze dochter, Pauline, vroeg ik aan Steve en Jo ( Dugardein en Seynhaeve, nvdr) om op onze zoon, toen tweeënhalf, te passen. Ze waren enorm gestresseerd, maar ook heel attent. Ik zag het me echt niet aan iemand anders vragen. Ik heb de foto nog van die dag: mijn twee ploegmaats en vrienden, samen met mijn zoontje. Mythisch.’

Ellenlange theoriesessies

Seynhaeve: ‘In mijn beginperiode zat ik nog op school, samen met de broers Mpenza. Als we op zondag moesten spelen, was vrijdagavond een beetje ónze avond; de cafés zaten vol studenten. Leekens stuurde elke vrijdag Francis Verhelle op pad om te kijken of er geen spelers op café zaten. We waren goeie maatjes met de cafébaas en telkens Verhelle binnenkwam, waarschuwde die ons waarop wij ons verstopten.’

Marco Casto: ‘Moeskroen was niet bepaald een studentenstad. Gelukkig maar, hoe zou het er anders aan toe gegaan zijn? Soms gingen we uit in Gent, met de Vlamingen van de ploeg, of in Kortrijk. Discotheken bezochten we amper, eerder cafés. Dat waren mooie tijden. Er ging geen dag voorbij of we dronken een glas.’

Seynhaeve: ‘Sommige herinneringen blijven voor het leven. Denk maar aan de nacht na de 0-0 tegen Limassol op Cyprus ( op 12 augustus 1997, in de tweede voorronde van de UEFA Cup, nvdr). Broos gaf ons die avond vrij. In groepjes van zeven of acht namen we een taxi en zonder uitzondering trokken we er tot zeven uur ’s morgens op uit. We gingen van café naar café en van discotheek naar discotheek. Ik herinner me dat we in het hotel aankwamen een halfuurtje voor de bus richting luchthaven vertrok. We hadden net genoeg tijd om te douchen. Het is een van de mooiste herinneringen uit mijn leven.’

Voor ik bij Anderlecht tekende, sprak ik ook met Standard, maar ze konden me niet bieden wat ik bij Mouscron verdiende.’ Christophe Grégoire

Luigi Pieroni: ‘Eigenlijk ben ik te laat bij Mouscron beland. De mooie jaren waren toen al voorbij. Ik was ook minder hevig dan de meeste anderen. Om twaalf uur, één uur ten laatste, lag ik bed. Ik had nog een leven naast het voetbal, hé, ik was getrouwd. En vooral: ik was nog jong en dronk amper alcohol. Pas later, toen ik in Frankrijk voetbalde, heb ik wijn leren appreciëren.’

Leekens: ‘Toen Pieroni hier toekwam, bewoog die amper. Ik heb hem gezegd: ‘Ofwel ga je leren afzien ofwel verkopen we je binnen de zes maanden aan een club in derde klasse.’ Een half jaar later had hij 30 doelpunten gemaakt en was hij international.’

Pieroni: ‘Ik kwam uit tweede klasse, waar het ritme veel lager lag. Georges zei me constant dat ik meer moest bewegen. Het klopt ook wel dat ik het aanvankelijk fysiek heel moeilijk had en me onvoldoende inzette. Het is best grappig dat een trainer die me in het begin niet echt hoog had zitten, me op het einde van het seizoen elke keer een kus gaf.’

Mbo Mpenza: ‘Het is misschien niet geweten, maar Georges was heel streng. Hij kon je heel goed laten zien dat hij de baas was en hij durfde je op je plaats te zetten in het bijzijn van de hele spelersgroep. Het ergste was als je moeite had om je ogen open te houden tijdens zijn ellelange theoriesessies. Die duurden soms wel drie uur.’

Meneer Detremmerie

Leekens: ‘Ik was zeker niet de enige die zich kwaad kon maken. Ik herinner me nog hoe woedend Detremmerie ( Jean-Pierre Detremmerie, voormalig voorzitter van Mouscron en overleden in februari 2016, nvdr) was toen ik naar de nationale ploeg vertrok in 1997. En terecht, want ik lag nog vijf jaar onder contract. Ik ben altijd voorstander geweest van clausules.’ ( lacht)

Alexandre Teklak, nu een gewaardeerd analist, leidde destijds de Moeskroense verdediging in goede banen.
Alexandre Teklak, nu een gewaardeerd analist, leidde destijds de Moeskroense verdediging in goede banen.© BELGAIMAGE

Hugo Broos: ‘Ik heb er een aantal jaren later het gevolg van ondervonden. Ik had een clausule gevraagd om te kunnen vertrekken als Anderlecht of de nationale ploeg zou aankloppen. De voorzitter vond dat eerst helemaal goed, maar toen ik uiteindelijk mijn contract tekende, stond er helemaal geen clausule in. Uiteindelijk wilde hij wel zijn woord geven, maar op papier wilde hij het niet laten zetten. Toen Robert Waseige stopte als bondscoach na het WK in 2002 was ik kandidaat nummer één om hem op te volgen. Mijn naam werd in alle kranten genoemd. Detremmerie werd er gek van. Ik voelde me niet klaar voor die rol en liet de functie uiteindelijk aan mij voorbijgaan. Vlak nadien belde Michel Verschueren me en zeer tegen de zin van de voorzitter heb ik doorgedrukt en ben ik naar Anderlecht gegaan. Detremmerie wilde niet meer met mij spreken en uitte zijn kritiek op mij tegenover de pers. Daarop heb ik aangestuurd op een gesprek: ofwel zouden we het uitpraten ofwel zou ik zelf naar de media stappen om mijn versie van de feiten te geven. Uiteindelijk hebben we twee uur gediscussieerd. We zijn als vrienden vertrokken, maar ik denk wel dat die episode hem getekend heeft.’

Dugardein: ‘Ik heb al die jaren enorm veel respect gehad voor meneer Detremmerie. Het is dankzij hem dat de club zulke mooie momenten beleefd heeft. Hij was iemand die zijn hart liet spreken en daar hebben veel mensen van geprofiteerd. In de loop der jaren leerde hij zich daar wel tegen te wapenen, maar wellicht niet voldoende.’

Teklak: ‘Jean-Pierre is het eerste slachtoffer geweest van politieke spelletjes die het sportieve overstegen. Dat heeft een weerslag gehad op zijn gezondheid. Op het einde bleef er bij Mouscron niets meer over dan drama en verdeeldheid.’

Broos: ‘We hebben het geluk gekend onder een voorzitter te werken die wist waar hij naartoe wilde, ook al volgde hij zijn gevoel en dacht hij niet altijd na voor hij bepaalde beslissingen nam. Jean-Pierre was iemand die zijn dromen najoeg.’

Leekens: ‘Hij heeft me vaak gezegd dat hij droomde van een budget van een miljard Belgische frank ( bijna 25 miljoen euro, nvdr). Zelfs ik antwoordde hem: ‘Maar voorzitter, je bent niet goed wijs.’ Hij wilde nooit uitstellen naar morgen wat vandaag gedaan kon worden. Daardoor leefde de club lang boven zijn stand.’

Taboe

Broos: ‘Soms wilde Detremmerie inderdaad te snel gaan. Hij zei niet graag nee. Hij wilde dat zijn club groeide, koste wat het kost. Daarom zei hij geregeld ja, terwijl het nee had moeten zijn.’

Casto: ‘Vooral tegen meneer Broos kon hij geen nee zeggen.’ ( zie ook kader)

Seynhaeve: ‘We wisten wel dat sommige spelers heel goed betaald werden, maar toch was het taboe. Het was voor mij geen geheim dat Zoran Ban, Lemoine en de Mpenza’s veel verdienden, maar ik vond dat normaal. Zij waren de sterren van de ploeg.’

Christophe Grégoire: ‘We gaan er niet over liegen: Mouscron had de reputatie dat ze goed betaalden. Maar eigenlijk waren we daar niet zo mee bezig. We aanvaardden wat ze ons gaven en keken niet naar wat spelers bij andere clubs kregen. Pas toen ik bij Mouscron vertrok, kwam het besef. Voor ik bij Anderlecht tekende ( in januari 2005, nvdr) sprak ik ook met Standard. In Luik wilden ze me echt, maar ze konden me niet bieden wat ik bij Mouscron verdiende.’

Lawarée: ‘Het probleem was dat de club toen te snel wilde groeien. De lonen stegen enorm en daardoor verdween het familiale karakter. Als je in de kleedkamer zit met mannen als Vidovic en Jestrovic, die tien keer meer verdienen dan de anderen, dan zorgt dat gegarandeerd voor wrevel.’

Vijfsterrenhotels in Spanje

Teklak: ‘We startten ook elk seizoen met de ambitie Europees voetbal te halen en twee derde van de spelers was international. Dat moet je ook niet onderbetaald worden, toch? Nu is het gemakkelijk om te zeggen dat we te veel verdienden, maar tussen 1997 en 2004 was Mouscron elke keer kandidaat voor een Europees ticket. We haalden het niveau van de andere topclubs.’

Casto: ‘Voilà, we stonden in de top 5 qua verloning, maar óók op sportief vlak. Bovendien was alles perfect georganiseerd. Ook al was Mouscron maar een klein clubje, er werd heel professioneel gewerkt. Wij moesten enkel en alleen aan voetbal denken, al de rest werd voor ons geregeld.’

Teklak: ‘Voor het begin van deze eeuw, was dat werkelijk revolutionair. Er was iemand – Serge Roquerelle heette hij – die zich met al het materiële bezighield. En dat oversteeg de louter sportieve omkadering. Je kon hem bijvoorbeeld vragen om voor jou te gaan winkelen of om te helpen bij de inrichting van je appartement. We hadden ook een uitstekende kok, meneer Bonvain. Nu is dat normaal, maar toen was het vernieuwend.’

Dugardein: ‘Die stages in vijfsterrenhotels in Spanje waren misschien niet nodig. We sliepen op luxueuze kamers waar je met het hele gezin kon logeren, maar wij zaten er alleen. Meneer Detremmerie was zo genereus, hij wilde ons constant in de watten leggen.’

Broos: ‘De voorzitter wilde dat iedereen in de best mogelijke omstandigheden zijn werk kon doen. Dat gold ook voor de pers die hij uitnodigde op stage. Daarmee probeerde hij uiteraard kritische commentaren te vermijden. Sponsors kregen ook een uitnodiging. Sommige mensen kwamen met hun vrouw of zelf het hele gezin en dienden niet het belang van de club. Dat heeft Mouscron kapotgemaakt.’

Waanzinnig veel geld

Hugo Broos: ‘Soms moest ik Jean-Pierre Detremmerie zelf tot de orde roepen. Het beste voorbeeld was Jestrovic. Op het moment dat hij zijn handtekening onder het contract moest zetten, nam hij een balpen en paste hij de cijfertjes aan. Plots was hij onbetaalbaar. Ik heb onmiddellijk aangegeven dat daar geen sprake van kon zijn. Ik zag dat de voorzitter niet blij was met mijn reactie. Ik zei: ‘Kom voorzitter, we zullen het buiten even bespreken.’ Toen heb ik aangedrongen: ‘Voorzitter, dit gaan we écht niet doen.’ Onze penningmeester dacht er net hetzelfde over: ‘We gaan onszelf in moeilijkheden brengen.’ Volgens mij is het de enige keer dat we hem hebben kunnen overtuigen. Jestrovic was een uitstekende voetballer, maar hij speelde blufpoker. Enkele weken later kwam hij met hangende pootjes terug en tekende hij het oorspronkelijke contract. Mbo was eenzelfde verhaal. Toen hij terugkeerde uit Turkije, vroeg hij waanzinnig veel geld. Maar Detremmerie wou hem er absoluut bij…’

Mbo Mpenza: ‘Ik zat met het WK 2002 in mijn hoofd, maar ik sukkelde ook met een enkelblessure die maar niet volledig genas. Met mijn hand op het hart mag ik zeggen: had ik louter voor het financiële gekozen, dan was ik niet naar Mouscron gekomen. Ik wilde in de eerste plaats een club die me de tijd gaf om te herstellen. Het is dankzij Mouscron dat ik erbij was in Japan.’

Er was eens...
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content