César Arzo Amposta kondigde zich van de winter aan als een versterking voor de Gentse verdediging. Wat is zijn toegevoegde waarde?

Zes competitiewedstrijden heeft AA Gent inmiddels afgewerkt met César Arzo in de ploeg. De Spaanse centrale verdediger, die de meest opgemerkte transfer van de winter was, moet de stop worden die de verdediging waterdicht krijgt. Twee keer kon AA Gent met hem de nul houden in de competitie, maar evenzeer zag het zes keer een tegendoelpunt binnen gaan. In verhouding tot de 37 tegendoelpunten die AA Gent in de voorafgaande 25 wedstrijden zonder Arzo moest toestaan cijfermatig een verbetering. Al kostte één tegendoelpunt hen zaterdag tegen Club Brugge alweer de overwinning in een topper, hoewel Gent weinig kansen weggaf.

Continuïteit

José Ignacio Tornadijo, journalist van het Spaanse sportblad AS: “Arzo behoorde in Spanje niet tot de beste verdedigers. Hij heeft ook wel eens gedepanneerd als centrale middenvelder, maar dat is niet zijn beste positie. Hij was goed voor de Segunda División en bij ploegen die onder in de Primera División speelden, maar niet voor ploegen als Real Madrid of Barcelona. Voor het Belgisch niveau lijkt hij mij wel interessant. Alleen is hij, zoals de ploegen waarin hij speelde, wel eens onregelmatig: concentratie bewaren is een probleem bij hem, waardoor hij zijn zwakke momenten kent. Valladolid is gedegradeerd en hij speelde dan vier wedstrijden wel en dan eens vier wedstrijden niet … Zo ging het vorig seizoen een heel jaar. Als hij in Spanje goed speelde, was hij ook de chef van de ploeg, maar nooit een speler die het publiek beroerde. Tactisch is hij sterk, maar hij mist dus continuïteit. Mogelijk is hij in België extra gemotiveerd en krijgt hij wel de kans om eens dertig wedstrijden aan een stuk te spelen.”

Spaanse school

Francky Dury, trainer van AA Gent: “Mentaal, karakterieel en communicatief is het een leiderstype. Hij praat heel veel. Zit er iemand met een iPad in het spelershome, dan gaat hij daar eens bij. Hij is geïnteresseerd. Het is een jongen die van de eerste week in verschillende talen contact zocht met de spelers in het Frans, Engels én Spaans.

“Wat ik boeiend vond is dat Wils en Suler – die vooraf de twee vaste centrale verdedigers waren – vrij snel een goed contact hadden met hem. Het was doordat hij open-communicatief naar die spelers toeging. Het was geen verhaal van: wie is er hier nu binnengekomen? En ze zien ook wel dat hij kan voetballen, waardoor ik een heel snelle integratie heb gemerkt.

“Hij toont zich ook betrokken in het evalueren van trainingen. Ik hoor hem zeggen: ‘Coach, wij doen die oefeningen ook in Spanje, inspelen met rechtervoet, linkervoet, afhaken …’ Dan zeg ik: als hij dit herkent bij ons, is het iemand die heel snel zijn positie gaat vinden. Ik heb bijvoorbeeld met hem nog nooit moeten discussiëren over wat hij moet doen. In het begin vroeg ik hem of hij het voetbal in Gent begreep, want een centrale verdediger in België komt er veel sneller uit. In Spanje doen ze dat pas als ze honderd procent zeker zijn. De Spaanse school zegt: centraal blijven, want als je eruit komt en je bent te laat, komt de center en staat centraal alles open. Dus laten ze het liefst alles open op de flank, want dan moet de center nog komen en dáár, in het centrum, zijn ze meester.

“In balverlies vind ik hem heel goed het spel lezen: hij houdt altijd een goed zicht op de bal en de tegenstander. Hij geeft een goeie dekking ook: hij weet hoeveel ruimte hij nodig heeft om in dekking te komen en hij geeft niet te veel ruimte aan de tegenstander. Hij is niet te groot, maar hij kan zoals alle goede centrale verdedigers dat kleine foutje vooraf maken waardoor de spits net uit balans raakt of te laat op de bal is.

“En hij kan goed voetballen: de basis is rechts, maar hij heeft twee goede voeten en kan kort en lang opbouwen met een goede passing. Wat mij boeit in hem is dat het misschien een van de betere verdedigers is op voetballend vlak, maar ik zie hem zonder morren ook een bal op de snelweg trappen. Daar zie je die attitude van: ik ben een verdediger. Hij weet dat hij bepaalde situaties zonder risico kan oplossen.

“In se heb je drie rechtsvoetigen: Wils, Suler en Arzo. Wie links centraal en wie rechts? Dan kijk je naar wie het best goed ingedraaid staat en wie het best vanuit die positie kan voetballen en verdedigen. Daarin ben ik bij Arzo centraal links uitgekomen. Maar het is een kwestie van beslissen, je kan niet ‘een keer een beetje proberen’. Bovendien zagen wij Arzo in de wedstrijden op dvd heel veel op de positie van de 4 spelen. Dat heeft het mij ook gemakkelijker gemaakt.

“Ik denk dat hij met Suler een complementair duo vormt. Maar als je in januari iemand aantrekt mis je toch altijd een beetje opbouw – noem het pure automatismen. Eigenlijk had Arzo erbij moeten zijn tegen Lille of Lissabon. Dáár ging je kunnen zien wat de mankementen van dat type speler zijn. Maar in heel veel facetten beantwoordt hij aan een profiel dat ik voor ogen heb.”

De positie van anderen

Manu Ferrera, assistent-trainer bij AA Gent en ontdekker van de Spaanse piste: “Hij is het profiel dat we zochten. Hij is opgeleid bij Villarreal onder Pellegrini, een van de beste trainers ter wereld om een verdediging te zetten. Hij houdt niet alleen rekening met zijn eigen spel, maar ook met dat van anderen. Hij verdedigt niet alleen als zijn tegenstander de bal heeft. Want de basisfilosofie die hij heeft meegekregen is: de positie van de anderen in de gaten houden. Hij geeft geen instructies om zichzelf belangrijk te maken, maar om anderen te helpen. In Spanje is de centrale verdediger de eerste speler om de bal weer in het spel te brengen. Daar heeft hij met links en rechts de techniek voor.”

Rust en aanwakkeren

Frank Boeckx, doelman bij AA Gent: “Al vond ik het met Wils en Suler centraal ook niet slecht, er zit nu wel meer stabiliteit in de ploeg omdat hij rust brengt op het juiste moment en de ploeg aanwakkert op het juiste moment. Voor een topclub krijgen we misschien nog altijd te veel doelpunten binnen, maar daarvoor zijn niet alleen die laatste vier verantwoordelijk, maar de hele ploeg.

“Hij vraagt ook aan alle spelers rond hem om te communiceren. Wat je lichaamstaal uitspreekt, moet je op het veld waarmaken. Dus het is door prestaties dat hij die leidersfiguur kan zijn. Hij is heel geïnteresseerd in voetbal. Als hij op tv iets heeft gezien van Barcelona of Real, dan komt hij uitleggen hoe wij dat ook moeten doen. Hij brengt een soort klasse in onze ploeg en dat is meegenomen. Ik herinner mij dat Standard in de laatste tien minuten met powerplay nog een goal probeerde te maken en hij hoger wou schuiven. Dat is een timing met heel de ploeg die je kan trainen. Die oplossingen heeft hij al op tv gezien, terwijl anderen daar nog naar zouden moeten zoeken. Er zit ook een soort trainer in hem.

“Op heel korte tijd staat hij eigenlijk met iedereen goed, wat niet zo vanzelfsprekend is als nieuwkomer. Hij heeft met mijn groot idool gespeeld, Pepe Reina. Dat vind ik chic. Reina is voor mij de complete keeper. Hij is ook al bij mij thuis geweest en hij moest lachen, want mijn hond heb ik Reina genoemd.” ( lacht)

Geen Smoje

Wim De Coninck, analist op Belgacom TV: “Ik zag hem als iemand die elk risico meed in het begin, maar veel organisatie bracht, zijn plaats zocht, maar tezelfdertijd al zijn stempel probeerde te drukken. Hij trapte veel ballen in de tribune in het begin, maar is gaandeweg meer gaan voetballen. Al blijft zijn uitvoetballen niet speciaal, het is geen Smoje, misschien ook omdat hij het laatste jaar in Spanje geen titularis meer was en ritme nodig had. Hij lijkt mij heel lenig, want ik heb hem bijvoorbeeld met een vliegende tackle een gemaakt doelpunt zien redden. Hij kent het klappen van de zweep en is gewoon van onder druk te spelen: zijn wegvallen op Anderlecht kost AA Gent daar wel de zege. Het werd weggeefdag en het leek mij iets solider mét hem. Maar hij kan niet vermijden dat Suler nog altijd zijn ‘vides’ heeft of te kort terugspeelt.

“Zijn kopspel en lange bal, dat is degelijk, het is eigenlijk allemaal degelijk. Hij heeft ook wat kilometers op de teller op hoog niveau, dus de achterste lijn op de juiste hoogte zetten en de lijnen kort bij elkaar doen vallen, dat kan hij.”

Bloeden stoppen

Yannick Ferrera, wedstrijdscout van AA Gent: “Ik heb hem vooraf bezig gezien op de compilaties en voor hij kwam, dacht ik: Suler gaat misschien niet blij zijn. Maar iedereen luistert naar hem omdat hij ook altijd positief aanmoedigt, niet afbreekt. Ik denk dat Suler ook beseft dat hij beter kan worden van de Champions League-ervaring van Arzo, ook al heeft hij zelf het WK gespeeld. Als wij aanvallen, is Arzo al bezig om weer te verdedigen mochten we de bal verliezen. Hij anticipeert heel goed, waardoor hij een halve seconde voorsprong heeft op de anderen. En, dat is ook typisch Spaans: eerst proberen een voetballende oplossing te zoeken en dan kijken of je geen risico neemt. Hij probeert, doordat hij het spel goed leest, ook op te bouwen. In het begin gebruikte hij wel veel de lange bal. Maar dat was om geen balverlies te lijden en kansen aan de tegenstander te geven, maar om vertrouwen te geven aan de verdediging. Tja, als het bloedt, moet je eerst het bloeden stoppen. Als dat gestelpt is, kunnen we beginnen op te bouwen. Nu mag hij weer voetballende oplossingen zoeken.”

Backs bij zich houden

Stan Van den Buijs, voormalig assistent-trainer bij AA Gent, nu hoofdscout van Germinal Beerschot: “Ik heb hem drie wedstrijden gezien en wat mij daarin opviel, is dat het iemand is die heel veel organiseert en verbaal aanwezig is. Hij durft er weleens scherp in te gaan, maar uitvoetballend vond ik hem minder. Ik hoor dat hij Suler moet sturen en beter maken omdat Wils een stille jongen is. Dat was een mankement achterin bij Gent, dat er niet genoeg gesproken werd. Wils en Suler zijn voor mij heel complementair, maar ze zijn alle twee meer met zichzelf bezig dan met de rest. Of naar rendement toe Suler-Arzo beter is dan Wils-Suler weet ik niet. Nu zie je Marko duels aangaan en Arzo dekking geven, terwijl Wils zelf ook duels aangaat. Maar tegen bijvoorbeeld Standard met Tchitékrijg je meer problemen met Wils-Arzo omdat Suler nog altijd iemand terug weet te halen.

“Maar het grootste probleem, denk ik, ligt bij de backs. Wils of Arzo centraal naast Suler, dat is dan hetzelfde in de wedstrijden die ik zag. Als je iemand hebt die echt leiding geeft, moet die wel de backs bij zich kunnen houden. Arzo coacht, maar hij krijgt het ook niet geregeld. Arzo ziet het wel, maar het is Marko die de moeilijkste duels aangaat. Als je dan slim bent, kan je goed positie kiezen. Tegen Standard zag ik hem zelden onder druk komen en toch lange ballen geven die niet aankwamen. Bernd Thijs heeft zich daar een paar keer aan geërgerd toen hij zich kwam aanbieden en de bal niet kreeg. In principe is drie wedstrijden misschien te weinig om hem goed te beoordelen en ik zie hem op training niet. Hij heeft kwaliteiten, maar je moet niet doen alsof hij de man is die alles rechthoudt, want ze pakken nog altijd tegendoelpunten. In mijn ogen hadden ze beter een goeie back gekocht.”

DOOR RAOUL DE GROOTE – BEELDEN: REPORTERS; REPORTERS

“Hij heeft kwaliteiten, maar je moet niet doen alsof hij de man is die alles rechthoudt.” Stan Van den Buijs”Hij is opgeleid onder Pellegrini, een van de beste trainers ter wereld om een verdediging te zetten.” Manu Ferrera

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content