ER ZIT MEER VOS IN VOSSEN

© BELGAIMAGE

Jelle Vossen heeft zich bij Club Brugge ontwikkeld tot een betere en sluwere spits dan vroeger. Gelouterd door het leven en gesterkt door een Engels avontuur. Bij KRC Genk, zondag op bezoek in Jan Breydel, zijn ze gewaarschuwd.

Twaalf keer. Zo vaak verhuisde Jelle Vossen (27) tussen eind augustus 2014, toen hij KRC Genk inruilde voor een avontuur bij Middlesbrough, en nu, gesetteld als hij is in West-Vlaanderen. Huisje-tuintje-boompje-vrouwtje-hondje, en sinds augustus ook mét baby’tje. Alixe heet ze, zijn dochtertje. Twaalf keer je hele hebben en houden inpakken en een papierwinkel in orde brengen. Twaalf keer zoeken naar nieuwe wegen, nieuwe winkels, nieuwe referentiepunten. Twaalf keer storm in het hoofd en keuzes moeten maken, van meubelen tot internetaansluiting, allemaal meespelend in een hoofd dat nooit helemaal vrij was om zich volledig op de job te richten. Dat alles is nu achter de rug, het is peis en vree in de bovenkamer van de Limburger. En dat is te merken.

Toen Club Brugge vorig jaar Jelle Vossen verloste van een foute beslissing – een avontuur bij Burnley dat niet was wat hij ervan verwachtte – erfde Michel Preud’homme een moeilijk profiel. Waar moest hij in één elftal HansVanaken én Jelle Vossen aan Víctor Vázquez koppelen? En waar zet je dan Ruud Vormer? Zeker, Vossen was een garantie voor goals (zie kader). Dat gaf de doorslag in de aankoop, net zoals zijn medisch profiel, zelden of nooit in de lappenmand. In Genk bijna goed voor één doelpunt per twee wedstrijden. Maar voor welke positie binnen zijn 4-3-3, waar Tom De Sutter andere oorden had opgezocht, zuchtte Preud’homme? Voor die van diepste spits? Mmm. Op papier kon dat wel, en in Genk had hij dat ook wel bewezen, maar dan had Abdoulay Diaby toch zijn snelheid mee, en Leandro Pereira (op papier) zijn lengte en duelkracht. Van Wesley was toen nog geen sprake, die kwam na Nieuwjaar.

Voor een rol op de flank, in afwezigheid van Lior Refaelov of José Izquierdo en in afwachting dat Felipe Gedoz zou doorbreken? Ook moeilijk. Tegen AA Gent werd het eens uitgeprobeerd, maar het was – dixit Vossen zelf – niet voor herhaling vatbaar. Overigens lag dat die dag meer aan de uitvoering dan aan het theoretische model op papier. Het was immers de bedoeling van Preud’homme om Vossen à la Milicevic dicht in de buurt van Pereira te laten voetballen, ergens tussen flank en centrum in. Alleen kwam dat er niet uit. Club verloor met 4-1, de voorlopig laatste nederlaag tegen Gent, maar Vossen betaalde het gelag. De match erna, tegen Oostende, zat hij op de bank.

TE BEPERKT AANDEEL

Scoren deed hij, zoals verwacht. Tot eind januari was er niks aan de hand en kreeg hij zijn minuten: negen goals, bijna altijd in de basis. Qua cijfers veel beter dan de tegenvallende Braziliaan Leandro. Maar echt super tevreden kon hij toch niet zijn. Zeker, zoals altijd deed Vossen zijn vuile meters en probeerde hij op het veld de baseline van de club, dat van zweet en glorie, in daden om te zetten, maar je had over Vossen na een match zelden het gevoel dat hij bepalend was in het samenspel van de latere landskampioen. Een goed zesje, een goaltjesdief, vaak (want hij is slim) op de goeie plaats. Maar de ploeg doen draaien, de aanval dragen en op de verdediging van de tegenstander wegen, dat was iets voor anderen.

Ergens moet dat ook in het achterhoofd van Michel Preud’homme hebben gezeten, want in de goeie serie na Nieuwjaar viel Jelle Vossen vanaf eind januari plots weg uit het beeld. Storing op de lijn. Izquierdo-Diaby- Refaelov-Vanaken. En daarachter Vormer en Timmy Simons, om de boel af te dekken. Toen begin dit jaar gaandeweg het roteren een halt werd toegeroepen en het stof van de wissels neerdwarrelde, ging het ten koste van Jelle Vossen (Vázquez zat dan al lang in Mexico). Zijn inbreng werd beperkt tot invalbeurten, van een paar minuten tot soms een twintigtal. Van eind januari tot maart mocht Jelle Vossen slechts twee keer starten: in Genk en thuis tegen OHL. De halve finales van de beker tegen Gent gingen nagenoeg aan hem voorbij, van de finale tegen Standard mocht hij slechts de slotminuut meemaken. Zelfde verhaal in play-off 1: 9 wedstrijden inzetbaar, slechts 3 gestart, maar wel 3 doelpunten. Het aandeel in de titel was er, zij het na Nieuwjaar te beperkt voor zijn talent.

Vader Rudi Vossen – zelf een gewezen profvoetballer – zag het allemaal gebeuren. Die periode was zuur, analyseert hij nu. ‘Iedereen wil altijd spelen en de concurrentie is groot bij een topclub. Maar wanneer het om de knikkers gaat, wil niemand uit de boot vallen. Dan wil je op het veld staan, zeker als je al hebt gerendeerd in de competitie en je het al hebt bewezen- met KRC Genk dan – in die nacompetitie. Een fysiek probleem was er niet, het was gewoon een keuze van de trainer.’

COLLECTIEF DENKEN

Trainerskeuzes moet je accepteren en ermee aan de slag. Dat Jelle een Bruges boy was, was voor het publiek een uitgemaakte zaak, aan de inzet ontbrak het nooit. Maar sportief mocht er wat bij. En kwám er ook wat bij.

Wie geregeld de wedstrijden van Club Brugge volgt, is het niet ontgaan: de Vossen van nu is anders dan de Vossen van vorig seizoen. Harder in duel, slim het lichaam zettend. Intelligent ruimte makend voor de anderen, opkomende middenvelders als Vanaken of Vormer. Rudi Vossen: ‘Ik zag Jelle tegen Anderlecht op een gegeven moment bij een voorzet naar de eerste paal gaan. Dat is soms voor een spits zeer ondankbaar. Of de bal komt daar niet, of je kan, als het toch gebeurt, met die bal niks aanvangen. Maar Jelle deed het toch, omdat hij wist dat hij zo in de kaart van anderen speelde. Na de wedstrijd tegen Westerlo van woensdag heb ik het hem nog gezegd. De trainer had hem laten staan, in de hoop dat hij zou scoren, maar eigenlijk is zoiets alleen voor de buitenwereld. Ik zag de wedstrijden tegen Charleroi, Porto, Anderlecht en Westerlo. Vier keer vond ik hem goed, maar alleen tegen Porto maakte hij een goal. Tegen Westerlo scoorde Club vier keer, maar Jelle niet. Dan reageren mensen teleurgesteld. Maar als je goed was, hoef je zelf niet teleurgesteld te zijn.’

Het mag, onderstreept assistent-trainer Philippe Clement, inderdaad wel eens worden onderlijnd: Vossen is in een jaar bij Club Brugge beter geworden, ook al gaan de statistieken op het eerste gezicht achteruit. ‘Maar’ 3 competitiegoals in 678 minuten, dat is omgerekend 1 doelpunt per 226 minuten. Vorig seizoen was dat in de reguliere competitie nog 1 elke 119 minuten. Clement: ‘Dit seizoen zie je echter dat Jelle heel hard is geëvolueerd als voetballer. In Genk was hij de goaltjesdief, die het best rendeerde rond een andere spits. Maar als hij niet had gescoord, dan had je de indruk dat hij voor de ploeg niet had gerendeerd. Je moet de dingen duidelijk zeggen: voor dat scorend vermogen hebben we hem gehaald en hij heeft het ook gebracht. Alleen is er nu iets bij: meer combinerend vermogen en veel verdedigend werk in de omschakeling. Plus: daar waar hij het vorig jaar nog zeer moeilijk had als hij diep in de spits moest spelen, houdt hij nu véél beter de bal bij, schermt hij véél beter die bal af en duikt hij véél beter in de hoeken, om ruimte te maken voor anderen. Hij gaat soms weg uit het duel, maar durft het duel nu ook veel meer aan en doet dat ook beter. Hij is daarin gegroeid, ook omdat hij slim genoeg is om te weten dat het moest. Als je een plaats in de basis wil, moet je mee.’

Het zijn, denkt zijn vader, ergens ook logische stappen. Rudi Vossen: ‘Op je 20, 21, 22 heb je niet de ervaring om je lichaam te gebruiken, als je niet groot en stevig bent gebouwd. Hij heeft niet de fysieke kwaliteiten van een Wesley, je moet hem niet hoog door de lucht aanspelen. Hij heeft evenmin die van Diaby, die sneller is. Maar als je 27 bent, leer je wel je eigen kwaliteiten – slim afhaken waar het kan, diep gaan waar het moet – te gebruiken en je gebreken zo goed mogelijk te verbergen. Jelle is bovendien mentaal zeer sterk, hij kan terugveren. Misschien moet je je wel eens vergissen, om er sterker uit te komen. Ik doel daarbij op Engeland. We moeten daar niet flauw over doen: Burnley was een foute keuze. Maar hij is daar mentaal wel veel sterker geworden.’

Clement noemt het een bewustwording, een proces van stappen zetten naar elkaar toe. Club richting Vossen en omgekeerd. Clement: ‘De titel heeft ons in die zin geholpen, dat iedereen nu nog beter dan vroeger het belang van het collectief begrijpt. Ze zijn allemaal mee in dat verhaal dat het elke week 90 minuten knokken is voor het resultaat en voor elkaar. Jelle is een intelligente jongen, met een gezonde dosis egocentrisme binnen de zestien, zonder dat hij absoluut altijd voor eigen succes wil gaan. Als anderen beter geplaatst staan, zal hij de bal wel afgeven. Wij zijn in elk geval blij met zijn evolutie, het geeft ons extra mogelijkheden.’

Rudi Vossen: ‘Ik denk dat dit gewoon zijn tijd nodig had. Jelle is niet zo gefixeerd op die 10, 15, 20 goals op één seizoen, hij denkt collectief. Alleen moesten de andere jongens zijn kwaliteiten leren kennen en hij de hunne. Als je als diepe spits wordt opgesteld, en je weet dat Vanaken of Vormer infiltrerende capaciteiten hebben, dan moet je daar goed gebruik van maken. En dat kan Jelle. Hij weegtnu meer op een verdediging, vind ik. Hij beseft ook dat je niet noodzakelijk hoeft te scoren om een goeie wedstrijd te hebben gespeeld.’

DOOR PETER T’KINT – FOTO’S BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content