Het duurde lang voor België warm liep voor het in eigen land georganiseerde EK voetbal in 2000. Toch werd het een geslaagd toernooi. Rest de vraag : waar is, bijna vier jaar later, de erfenis ?

Over twee en een halve maand geven Portugal en Griekenland in het Estádio do Dragão in Porto de aftrap van Euro 2004. Nu het toernooi met rasse schreden nadert, nemen ook de euforische publicaties toe. Het Europees voetbalkampioenschap in Portugal, is de teneur, wordt een goudmijn. De operationele kosten zouden lichtjes hoger zijn dan vier jaar geleden, maar door de aanzienlijk hogere televisierechten moet Euro 2004 uiteindelijk 765 miljoen euro opleveren, drie keer meer dan Euro 2000. Het grootste deel daarvan gaat naar de Uefa, die het geld verdeelt onder zijn tweeënvijftig aangesloten landen. De zestien aan het toernooi deelnemende landen kunnen ook nog een greep doen in de deelnemers- en prijzenpot.

Stefan Késenne is allerminst onder de indruk. De cijfers bevestigen wat hij al langer beweert : dat vooral de organisatoren beter worden van zo’n evenement en zeker niet het gastland. “Zoals steeds bij grote sportevenementen, zoals voetbalkampioenschappen of Olympische Spelen,” zegt de Antwerpse sporteconoom, “worden economische impactstudies gemaakt, die moeten aantonen hoe ongelooflijk gunstig dit evenement wel is voor de economie van het land of de regio. Heel vaak, zoals ook bij Euro 2000, krijg je die studie zelf niet te zien en je krijgt ook geen inzage in de gebruikte methodologie. Dat komt natuurlijk vooral omdat ernstige economen al lang hebben aangetoond dat je je van deze gunstige economische effecten niet te veel moet voorstellen. De klos is meestal, zoniet altijd, de nietsvermoedende belastingbetaler.

“Maar je weet hoe dat gaat, de sportlobby of de politici, die hoognodig met een stunt moeten uitpakken, zoeken naar betrouwbare, gelijkgezinde wetenschappers die, als nuttige idioten, even voor hen gaan uitrekenen hoe rooskleurig het allemaal wel is.”

Berekeningen zijn het, à la tête du client, die doorgaans in een economische impactstudie worden gegoten. Die registreert wat de organisatie van een (sport)evenement aan extra economische activiteit genereert. Dat levert, vanzelfsprekend, bijna altijd fantastische cijfers op. Het probleem echter is dat zo’n studie geen onderscheid maakt tussen kosten en baten. Als er, bijvoorbeeld, nieuwe stadions moeten worden gebouwd, beschouwt een impactstudie dat als een economische activiteit, zonder te verduidelijken dat het om een uitgavenpost gaat en niet om winst.

Evenmin houdt ze rekening met eventuele verdringing. Wie een EK-duel bijwoonde, schrapte daarvoor misschien een dagje aan zee. Hij gaf dus geen extra geld uit, maar besteedde het gewoon anders. De aanwezigheid van een groot sportevenement heeft vaak ook als negatief effect dat toeristen, cultuurliefhebbers en congressen het organiserende land (regio, stad) gaan mijden. Zo becijferde Parijs kort na het WK’98 dat het toernooi Frankrijk één miljoen toeristen had gekost. De aanwezigheid van 500.000 voetbalsupporters woog daar niet tegen op. Het museumbezoek in Parijs liep terug met 15 procent in die periode.

“Ook belangrijk”, zegt Késenne, “is of er, bijvoorbeeld, gebouwd wordt in tijden van hoogconjunctuur of laagconjunctuur. In het eerste geval is alle kapitaal bezet. Wil je dan iets méér doen, moet er iets anders worden opgeofferd. Je trekt dan werknemers weg uit andere sectoren. Andere werken worden stilgelegd of lopen vertraging op. In het andere geval, wanneer er veel werkloosheid is, zit je met ongebruikt kapitaal. Als je dat kan mobiliseren, is dat een baat voor de bevolking. In een kosten-batenstudie maakt dat een enorm verschil.”

Het is, vat Késenne samen, vrij gemakkelijk om de economische impact van een evenement te berekenen. Je verzamelt zoveel mogelijk cijfers en klaar. De moeilijkste oefening is precies om op basis daarvan een kosten-batenanalyse te maken. De grootste misleiding gebeurt ook vaak achteraf, wanneer aan de cijfers interpretaties worden vastgeknoopt.

Enkele jaren geleden hield Késenne in Glasgow een lezing over de vele valkuilen van dergelijk onderzoek. “Dat zorgde toen voor nogal wat consternatie. Ik heb die lezing sindsdien al een paar keer moeten overdoen, onder meer in Spanje en Duitsland. De tekst is inmiddels vertaald in het Spaans, het Portugees en het Duits. Nee, niet in het Nederlands.”

België en Nederland kregen de co-organisatie van Euro 2000 toegewezen in 1995. Het enige onderzoek vooraf in België, voor zover bekend, staat in een anoniem document, getiteld : Effecten van het Europees voetbalkampioenschap op de Belgische economie. Het is gedateerd augustus 1994 en werd uitgevoerd in opdracht van de Belgische voetbalbond (KBVB).

De onderzoekers rekenden uit dat het directe economische gevolg van Euro 2000 tussen 5,7 en 6,6 miljard frank zou liggen. Met de indirecte effecten kon dat oplopen tot 8,2 à 9,7 miljard frank. Er zou een pak extra jobs gecreëerd worden. De grote winnaar, luidde het, wordt dan ook de economie van het land. En de overheid. Want tegenover een verwachte uitgave van 1,8 miljard frank, onder meer voor de ordehandhaving, zullen extra belastingopbrengsten van minstens 2,8 miljard frank staan. De conclusie van het rapport : “De organisatie van Euro 2000 zal een belangrijke bijdrage leveren aan de nationale economie, met een minimaal financieel risico voor de KBVB en de overheid. België moet dus alles in het werk stellen om als gastland van dit kampioenschap te mogen optreden.”

“Ik heb dit document nooit eerder gezien”, reageert Stefan Késenne. “Deze studie goochelt maar wat met cijfers, die door de lobby gebruikt konden worden opdat de overheid het licht op groen zou zetten.”

Het EK 2000 in België en Nederland sloot af met een voor de organiserende Stichting Euro 2000 batig saldo van 734 miljoen frank (18,2 miljoen euro). De Belgische en de Nederlandse voetbalbond kregen daarvan elk de helft. Maar wie waren de andere winnaars ?

In Nederland lagen er vóór het toernooi drie financiële rapporten op tafel. Eén was van het onderzoeksbureau MeerWaarde, dat zijn prognoses achteraf ook vergeleek met de uiteindelijke resultaten. “We kwamen tot de conclusie”, zegt Egbert Oldenboom, “dat het evenement per saldo wel degelijk wat voor Nederland heeft opgeleverd, zowel voor de overheid en de horeca als voor de KNVB. Het leeuwendeel van de Nederlandse bevolking was tevreden. Ook kon worden aangetoond dat de bekendheid van sommige speelsteden in het buitenland was gestegen. Overigens hebben de evaluaties van Euro 2000 in Nederland nog wel een rol gespeeld in het politieke debat en, als ik me niet vergis, geleid tot meer geld voor sportevenementen.”

Een poging om samen met Belgische onderzoekers vergelijkbaar onderzoek van de grond te krijgen liep op niets uit. Volgens bronnen omdat de Vlaamse regering er geen budget voor wilde uittrekken. Ook zou Brugge, de enige speelstad in Vlaanderen, niet geïnteresseerd zijn geweest. Nochtans besluit het rapport Kosten en baten Euro 2000 van MeerWaarde : “Kennis over een dergelijk grootschalig evenement is met het oog op toekomstig evenementenbeleid van essentieel belang.”

Inmiddels heeft de Vlaamse regering daadwerkelijk het plan opgevat om in 2016 de Olympische Spelen te organiseren. Kennis over Euro 2000 is er nauwelijks. Een gemiste kans, vindt ook Isabelle Bauthier. Zij werkte mee aan het enige Belgische onderzoek na het toernooi. Dat gebeurde door twee vakgroepen van de ULB, de Franstalige universiteit van Brussel. Het beperkte zich tot de speelsteden Brussel, Charleroi en Luik, wegens geen medewerking uit Brugse hoek, en het bevroeg alleen buitenlandse supporters. “Omdat we alles op eigen kosten moesten doen, konden we niet exhaustief zijn”, zegt Bauthier. “Je moet dit onderzoek nemen voor wat het is, niet voor wat het niét pretendeert te zijn.”

Ondanks dat het Waalse Gewest een stuk van het onderzoek financierde, presenteerde het vrij negatieve resultaten. “Volgens de organisatoren”, besluit het rapport, “moest Euro 2000 voor België onvermijdelijk grote economische winst opleveren. Onze gegevens halen die voorspelling overduidelijk onderuit.”

Slechts 40 procent van de stadionbezoekers in Brussel en Wallonië overnachtte tijdens het toernooi in België. De meesten kwamen alleen voor de wedstrijden, hun uitgaven bleven dus beperkt. Het is het nadeel van een klein land als België : door de relatief korte afstanden staan Fransen, Nederlanders en Duitsers binnen het uur terug op vaderlandse bodem. Dus bleven ze niet. Maar ook hadden de speelsteden helemaal geen toeristische strategie ontwikkeld. Voor Luik maar vooral voor Charleroi, dat zich het imago van sportstad aanmeet, duidt het op onkunde.

Brussel daarentegen en zeker Brugge, het Venetië van het Noorden dat zich liever profileerde als Europese Cultuurhoofdstad 2002, beschouwden de voetbalsupporters niet als hun publiek. Zij vreesden imagoverlies. Hun wantrouwen werd nog aangewakkerd door de focus op vandalisme door hooligans. Ten onrechte, suggereert de ULB-studie, want op tien ondervraagden bleken er zes hoger opgeleid te zijn. “Dit weerlegt helemaal het beeld van de ongecultiveerde voetbalsupporter.”

Het belangrijkste zijn de langetermijneffecten van het toernooi, maar die zijn nauwelijks te kapitaliseren. Zeker is dat meer dan de helft van de buitenlandse Euro-2000-bezoekers nooit eerder in België was. Initiatieven om hen te overtuigen terug te keren in de toekomst waren er echter niet. Stefan Késenne : “In buitenlandse reisgidsen zie ik steeds vaker dat België op het toeristische vlak een ondergewaardeerd land wordt genoemd. Euro 2000 heeft dat niet goed aangepakt. Misschien dat het met de Olympische Spelen wel gebeurt.”

Isabelle Bauthier werkte ook mee aan onderzoek naar de toeristische effecten van Euro 2000. Uit dat rapport : “De verschillende overheden beschouwden Euro 2000 als een uitgelezen kans om België te promoten, niet als een toeristisch evenement. Het feit dat niemand geïnteresseerd was in de supporters en wat ze hier deden, spreekt boekdelen. Euro 2000 moest bewijzen dat België een evenement met hoge risicofactor kon organiseren en in goede banen leiden. Het moest een dynamisch beeld van de natie ophangen. Met Euro 2000 wilden de politici België op de politiéke kaart zetten, niet op de toeristische kaart.”

Késenne : “Ik vind dat niet genoeg als legitimatie.”

Ook voor de bouwsector was Euro 2000 een maat voor niets. Er is niet gebouwd : geen nieuwe hotels, geen we- geninfrastructuur, alleen stadionrenovaties. Daar draaide de overheid voor op, net als voor de veiligheidsfactuur van één miljard frank. Extra belastinginkomsten wegen daar niet tegen op, is Késenne overtuigd. De sporteconoom grijpt naar een vuistdik boek, The Economics Of Sport, een verzameling van alle artikelen over sport en economie, geschreven tussen 1950 en 2000. “Geen enkel stadion ooit gebouwd in de Verenigde Staten voor één van de Major Leagues heeft geleid tot positieve economische effecten. Het tegendeel beweren is pure propaganda.”

Stefan Késenne neemt er de impactstudie van de Olympische Winterspelen van 1994 in het Noorse Lillehammer bij. “Eén van de beste studies die ik ken”, zegt hij. “Het ging om zeer succesvolle Spelen, waarbij de bevolking enorm had meegeleefd. De laatste paragraaf van de conclusie gaat als volgt : Als het voornaamste argument om de Olympische Spelen te organiseren de economische impact op lange termijn is, dan zijn de conclusies van deze studie heel duidelijk dat het een verkwisting is van geld. En dan staat er : However, this does not mean that there are no other arguments for hosting a media event. The Lillehammer Olympics were a great experience, albeit not in economic terms.

Anders gezegd : het is niet omdat de organisatie van een evenement geen positieve financiële effecten heeft, dat je het niet moet doen. “Want”, zegt Késenne, “als de bevolking er plezier aan heeft beleefd, is dat natuurlijk óók een baat. Een reële, zij het moeilijk te kwantificeren baat. Bepaalde voordelen kan je niet in financiële begrippen uitdrukken, maar waarom zouden ze niet meegerekend mogen worden ? Ik zeg dus niet dat België en Nederland Euro 2000 niet hadden moeten organiseren. Als econoom heb ik het er alleen moeilijk mee dat men altijd afkomt met zogenaamd grote economische voordelen.”

Die zijn er namelijk zelden of nooit. Késenne : “Als het organiseren van een sportevenement als Euro 2000 zulke grote financiële voordelen heeft, waarom doet de privé-sector het dan niet ? Wees maar zeker : als dit echt zo winstgevend is, had iemand dat al lang in de gaten gehad. Ik vind : is iets winstgevend, dan moet er geen belastinggeld ingestopt worden. Maar is het niét winstgevend, zeg ik niet dat de overheid er met haar handen moet afblijven. Zolang ze maar argumenteert dat ze het publieke belang ervan – en niet de economische effecten – voldoende groot vindt om er overheidsgeld in te steken.”

Van 12 juni tot 4 juli 2004 zullen alle ogen op Portugal gericht zijn. Ook argusogen. Zowat een jaar geleden werd Stefan Késenne benaderd door een bezorgde Portugese collega. Hij stuurde hem de samenvatting op van zijn Glasgow-lezing. Késenne ziet de gevolgen van Euro 2004 niet gunstig in voor het Zuid-Europese land.

“Wie gaat eraan verdienen ?”, vraagt hij retorisch. “De bouwsector. Anders dan vier jaar geleden in België worden er nogal wat nieuwe stadions gebouwd in Portugal. En wie zal er uiteindelijk betaald hebben ? De Portugese belastingbetaler, daar ben ik héél zeker van. En hij heeft al niet te veel geld : Portugal hinkt nog altijd zwaar achterop in Europa. Toch zal hij betalen, want de overheid zal zich diep in de schulden steken. Ik zeg niet dat het onverantwoord is, want misschien zijn de Portugezen echt wel voetbalgek. Maar positieve economische effecten zal het zeker niet opleveren.”

door Jan Hauspie

‘Als iets als Euro 2000 echt zo winstgevend is, waarom organiseert de privé-sector het dan niet ?’

‘De politici wilden België op de politiéke kaart zetten, niet op de toeristische kaart.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content