Afgelopen zondag won Roberto Heras zijn vierde Vuelta, een absoluut record. De introverte Castiliaan wist zijn klimtalent te verzilveren in veel, heel veel geld.

In het dorpje La Vega, in de Spaanse Asturias, op 320 meter hoogte, ligt het voorgeborchte van de hel. Wie er op een zeldzame heldere dag het hoofd in de nek legt, ziet de top van het monster dat hier 1571 meter hoog oprijst. Een smal, nauwelijks verhard wegeltje van 12,5 kilometer leidt naar een kale, drassige piek waar je nauwelijks een auto kan draaien. Gemiddeld stijgingspercentage : 10,1 procent. Maximale hellingsgraad : 23 procent. Het regent er altijd. Renners kruipen er gewapend met een triple tussen de dikke slierten mist naar boven. En weten zeker : de Angliru, dat is het einde van de wereld.

Niet zo voor Roberto Heras Hernandez. Deze berg is zijn begeerlijke monster. Geen hindernis, maar een kans. Een forum waar hij al wat hij van moeder natuur meekreeg, kan uitstallen : het tengere lijf van amper zestig kilogram, aangedreven door een stel kwieke beentjes tsjokvol explosieve spiervezels en een beperkte motor die venijnig snel kan optrekken, maar niet geschikt is voor het langere sloopwerk. Roberto Heras is een klimmer in de zuiverste betekenis van het woord.

In 1999 deed de Vuelta de Angliru voor de eerste keer aan en eindigde de toen 25-jarige Heras meteen derde, op een dikke minuut van de intussen overleden José-Maria Jimenez en Pavel Tonkov. Een jaar later wordt Heras opnieuw derde, op bijna drie minuten van een vroeg ontsnapte Gilberto Simoni, maar hij legt er wel de basis van zijn eerste eindzege in de Vuelta door zijn dichtste concurrent Angel Casero op zeven kilometer van de top achter te laten en hem bijna vier minuten aan te smeren.

In 2002 lukt het Heras eindelijk om te winnen op de Angliru, maar hij verliest er wel de Vuelta. Kelmekopman Oscar Sevilla wordt volledig in de vernieling gereden en moet zijn beschermde positie afstaan aan tempobeul Aitor Gonzalez. Die zet een bloednerveuze Roberto Heras in de afsluitende tijdrit op bijna drie minuten, ruim voldoende om hem op de allerlaatste dag uit het amarillo te rijden. Op het podium verbijt Heras zijn tranen en zweert wraak te nemen. Wat hij in 2003 ook doet. Op de voorlaatste dag maakt Heras van een klimtijdrit één langgerekte sprint en verwijst hij Isidro Nozal naar de tweede plaats. Meer nog dan revanche is deze zege voor Heras een eerbetoon aan Valentin Heras, zijn eerder dat jaar overleden vader.

Roberto Heras komt uit de historische stad Béjar, gelegen in de zinderende hoogvlakten van Castilla y Léon. ’s Winters is het er bar koud, in de zomer regeert de nietsontziende hitte, maar altijd is het er stil, winderig en eenzaam. De jonge Roberto is een niet onaardig tennisser en dankzij een gewonnen partijtje tegen vader krijgt hij op zijn dertiende een eerste racefiets. Zijn grote idool Pedro Delgado imiterend toert hij rond in het Gredosgebergte. Heras, dan al een pluimpje, danst op de trappers en laat zijn kameraden met sprekend gemak achter zich. Hij komt onder de aandacht van stadsgenoot Laudeliño Cubino, winnaar van drie ritten in de Vuelta en een Touretappe op Luz Ardiden. Die leert de kleine Heras de knepen van het vak en gidst hem naar een tweede plaats in de Vuelta voor beloften van 1995.

Zoals zoveel jonge Spaanse klimtalenten krijgt Heras in 1997 een profcontract bij de Kelmeploeg, toen nog vermaard omwille van de vele Spaanse en Colombiaanse klimmertjes die menig topfavoriet in de grote ronden tot wanhoop dreven. Intussen vereeuwigde Jesús Manzano Kelme als de ploeg waar de zakjes afgetapt rennersbloed gewoon drie weken meereizen in de kofferbak van de volgwagen. Gevraagd naar commentaar, luidt het antwoord van Heras : ” Nada, nada ! About Manzano, nothing !

Castilianen staan in eigen land bekend als stugge, zwijgzame mensen, en Roberto Heras vormt daar geen uitzondering op. Wanneer een journalist erin slaagt om hem vast te pinnen, beperkt Heras zich beleefd glimlachend tot een stuk of wat nietszeggende antwoorden, onderwijl schichtig rondkijkend, op zoek naar een ontsnappingsroute. Ook op de fiets loopt hij niet over van charisma, de vier Vuelta’s die hij op zijn naam schreef, won hij nogal zuinigjes, met twee ritzeges in 2000, telkens één etappe in 2003 en 2004 en opnieuw twee ritzeges in 2005.

Toch brengt Heras op 17 september 2000 zevenduizend Béjaranen op de been. In Madrid zien ze hun Robertito zijn eerste Vuelta winnen. Een nieuwe Spaanse volksheld, de waardige opvolger van Pedro Delgado, lijkt geboren, maar twee dagen later bekoelt de liefde al wanneer blijkt dat Heras capituleert voor het grote geld. De belofte van Kelme om zijn loon van 350.000 euro naar 850.000 euro per jaar op te trekken weegt niet op tegen het miljoen euro waarmee US Postal wappert. Net niet in pek en veren getooid vliegt Heras een maand later naar Texas voor zijn eerste Amerikaanse stage. De introverte Heras moet zich behelpen met stuntelig schoolengels wanneer hij de welbespraakte Lance Armstrong voor het eerst ontmoet. Toch schieten de twee mannen, die karakterieel niets met elkaar hebben, goed op. Heras volgt Engelse les en schikt zich in zijn rol als meesterknecht, Armstrong zegt zijn diensten toe in de komende Vuelta.

Tien maanden en een Touroverwinning later trekt Heras met een afgepeigerde tweederangsploeg naar de Ronde van Spanje. Lance Armstrong ligt dan al languit met de kids aan het zwembad. Heras doet wat hij kan, maar finisht pas vierde, ná ploeggenoot Levi Leipheimer. Toch blijft hij zich ook in 2002 plooien naar de ploegorders en rijdt hij in de bergen, waar hij zijn kopman bij momenten zo overvleugelt dat die aandringt om het tempo te drukken, geen minuut voor eigen rekening. Heras troost zich met de vage belofte van Johan Bruyneel dat hij de uitverkorene is om Lance Armstrong op te volgen.

Wanneer Heras enkele maanden later opnieuw de Vuelta verliest, is de maat echter vol. In de Tour van 2003, net wanneer Armstrong in de grootste moeilijkheden verkeert, wordt het voor de ploegleiding duidelijk dat de Spanjaard zich geen honderd procent meer kan geven. Niet onverwacht kondigt Heras eind 2003 zijn overstap naar Liberty Seguros aan. Het vooruitzicht van een jaarsalaris van 1,2 miljoen euro verzacht enigszins de pijn van de afkoopsom van 1,6 miljoen euro.

Heras lost de hoge verwachtingen deels in door de Vuelta 2004 te winnen, maar in de Ronde van Frankrijk zakt hij geweldig door het ijs. Tussen de Tour en Roberto komt het nooit meer goed. In 2000 debuteerde hij er nog met een vijfde stek, en in 2002 sleepte hij als knecht nog een negende plaats uit de brand. Sinds hij onder de vleugels van Manolo Saiz naar Frankrijk trekt, raakt Heras er nog amper een col op, met een opgave in 2004 en een beschamende 45e plaats dit jaar. “Jij komt niet meer terug naar de Tour, want je bakt er echt niets van”, briest Manolo Saiz na afloop en hij haalt prompt Alexandre Vinokourov binnen.

Heras reageert bijna opgelucht als hij hoort dat La Grande Boucle voor hem niet meer hoeft. “Renners als Jan Ullrich, Ivan Basso en Alexandre Vinokourov stonden in het verleden al op het podium, terwijl ik niet verder kwam dan een vijfde plaats. Ik maak me weinig illusies.” Waarom hij dan wel ieder jaar in de Vuelta kan wat in de Tour niet lukt ? “De Vuelta is veel nerveuzer en agressiever. Wanneer ik goed ben, ben ik daarin met mijn kleine gestalte in het voordeel. Bovendien liggen de explosievere beklimmingen in Spanje me beter dan de langere cols in de Tour.” Een klimmer pur sang krijgt in de Vuelta inderdaad meer kansen dan in de Tour. Maar of dat voldoende verklaart waarom iemand die in krap 43 minuten een beest als de Angliru bedwingt op Courchevel bijna tien minuten aan zijn broek krijgt ? Daar mag, neen, moet aan getwijfeld worden.

door Loes Geuens

De liefde van het Spaanse publiek bekoelde snel toen Heras capituleerde voor het grote geld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content