Familieteam

© BELGAIMAGE

Knack Roeselare kroonde zich voor de vijfde keer op rij tot landskampioen volleybal. Vijf vragen aan vijf betrokkenen.

Stijn Dejonckheere

Speelt sinds 2012 voor Roeselare. De receptioneel en verdedigend ijzersterke libero deed met Knack nooit minder goed dan de eerste plaats.

Waar plaats je deze titel in het rijtje van vijf?

Stijn Dejonckheere: ‘Een eerste titel is altijd de mooiste, maar daarna komt zeker deze. Door de harde strijd die beide teams moesten leveren met telkens maar één rustdag, zijn we allebei een ploeg van gladiatoren. Daar als winnaar uitkomen, geeft een fantastisch gevoel.’

Jullie spelen naar volleybalnormen al eeuwenlang onder dezelfde trainer én met veelal dezelfde spelers. Komt er nooit sleet op die relatie?

Dejonckheere: ‘Het succes bewijst dat het nog altijd werkt, maar we beseffen dat we alert moeten zijn voor die valkuil. We praten er ook veel over: ‘Oké mannen, we moeten elkaar scherp houden.’ We zijn een hecht team, geen verzameling individuen. Zes jaar geleden kende ik Matthijs (Verhanneman, nvdr) nog niet, nu ben ik peter van zijn kindje. Dat zegt veel.’

Hoe is het om op een positie te spelen waarin je nooit rechtstreeks voor het punt zorgt?

Dejonckheere: ‘Het is niet voor iedereen weggelegd. Veel spelers vinden het mentaal moeilijk omdat je alleen maar verkeerd kan doen. Breng je een bal goed, dan heb je gewoon je job gedaan. Een aanvaller die scoort, krijgt applaus. Als hij mist, dan is dat niet zo erg, want hij maakt ook punten. Ik maak misschien één puntje per seizoen en daarbij blijft het. (lachje) Je moet volgens mij goed in de groep liggen, om je in mijn positie te handhaven. Veel jongens halen er hun neus voor op, maar ik ben een trotse libero.’

Bij haast elk punt spring je enthousiast en met gebalde vuisten in de lucht. Is dat eigen aan je karakter of ook een deel van je rol als aanjager?

Dejonckheere: ‘Je kan mijn positie zien als iets defensiefs – ik probeer zoveel mogelijk te redden – maar ook als iets positiefs. Dat probeer ik te doen, iets bijbrengen als motivator. Ik neem ook de verantwoordelijkheid op om te communiceren en het achterveld te organiseren.’

Naast het terrein zorg jij vaak voor opvallende en door de media gretig opgepikte filmpjes. Het is ondertussen je bijberoep geworden?

Dejonckheere: ‘Klopt, ik krijg heel wat opdrachten en werk zelfs met externen samen. Het is een tweede passie geworden naast het volleybal.’

Bart De Gieter

Is ‘scouter’ bij Knack Roeselare sinds 2014. Voordien oefende hij die functie uit bij de topsportschool en bij Asse-Lennik.

Wat is precies jouw taak als scouter?

Bart De Gieter: ‘Zelf noem ik het niet ‘scouter’, maar ‘statistician’. Via een computerprogramma geef ik elke baltoets in. Op basis daarvan maakt Steven (Vanmedegael, assistent-coach, nvdr) de analyse. Hij bespreekt die daarna met de trainer om de tactiek te bepalen. Het volleybalspel begrijpen helpt, maar het belangrijkste is dat je handig bent met de pc.’

Inherent aan je job is dat je geregeld ’s nachts moet werken?

De Gieter: ‘Ja, het is soms werken op onmogelijke momenten. Ik zorg ervoor dat de trainers ten laatste tegen acht uur ’s morgens de dag na de wedstrijd een volledig gecorrigeerd rapport hebben. Zo snel mogelijk daarna bezorg ik hen de gegevens van de volgende tegenstander. Ik slaap dus dikwijls op ongewone tijdstippen.’

Iemand die scoutinggevens ingeeft en corrigeert, moet een goed beeld hebben over welke spelers een sterk seizoen gespeeld hebben?

De Gieter: ‘Ik zie de data, maar de analyse laat ik over aan de trainers. Van een aantal spelers kan ik wel zeggen: zij hebben echt geweldige cijfers gehaald. Vaak gebeurt dat in fases. Hendrik Tuerlinckx speelde een sterke eerste ronde, in de eerste drie finalewedstrijden van de play-offs stak Ruben Van Hirtum er dan weer bovenuit.’

Dan heb je het vooral over de aanval. Hoe zit het qua verdediging?

De Gieter: ‘Op dat vlak hebben we als team een heel sterk seizoen gespeeld. In de derde finalewedstrijd, bijvoorbeeld, kreeg Maaseik geen bal tegen de grond en daarbij deed iedereen zijn duit in het zakje. Zelfs ArnoVan De Velde (middenman van 2m10, nvdr) pakte enkele moeilijke lage ballen.’

Wat leren de cijfers over het verschil in spelverdeling tussen Stijn D’Hulst en Ángel Trinidad, die uiteindelijk aan de finalewedstrijden als basisspeler begon?

De Gieter: ‘Ángel speelt iets soberder. Stijn toont iets meer lef en heeft een ongelooflijke verstandhouding met Hendrik. Hij maakt ook sneller de juiste keuzes, terwijl Ángel in blok sterker is, maar algemeen blijft het systeem met beiden overeind.’

Hendrik Tuerlinckx

Is hoofdaanvaller en kapitein van Knack Roeselare. Hij volleybalt al sinds 2009 voor de West-Vlamingen.

Wat maakte het verschil in de finale tegen Maaseik?

Hendrik Tuerlinckx: ‘Voor het eerst sinds lang – en ik bedoel dat niet verkeerd – beschikte Maaseik weer over een vechtersploeg. Kijk maar naar de laatste wedstrijd, waarin we 2-0 voorkomen, maar uiteindelijk pas winnen na een spannende vijfde set. Ook in de derde wedstrijd wonnen we de eerste twee sets en hebben we serieus moeten duwen om de buit binnen te halen. Dit Maaseik was een ploeg waar je nooit mee gedaan had. Wat dan de doorslag gaf, denk ik, is dat wij deze situaties gewoon zijn. Wij spelen de laatste vijf jaar verschillende wedstrijden voor de knikkers. Dat is iets wat je niet kan trainen.’

Je bent voor de derde keer verkozen tot Volleyballer van het Jaar. Hoe blik je terug op je persoonlijke prestatie dit seizoen?

Tuerlinckx: ‘Tot aan mijn blessure liep het heel goed. Daarna heb ik hard moeten werken om opnieuw op niveau te komen voor de beslissende wedstrijden, want die kan je niet spelen op vijftig procent van je mogelijkheden. Ik moet eerlijk toegeven dat ik nog veel last ondervond, maar ik heb dat verzwegen omdat ik geen ongerustheid wou creeren. Nu is het raadzaam dat ik rust inbouw.’

Bondscoach Vital Heynen kan niet rekenen op jou deze zomer?

Tuerlinckx: ‘Ik zal een aantal medische tests laten doen en die zullen meer duidelijkheid brengen. Ik zeg niet ‘nee’ voor de hele zomer, maar nu is het zaak om naar mijn lichaam te luisteren.’

De vorige jaren was de hamvraag na het seizoen steeds: blijft Hendrik Tuerlinckx of kiest hij voor een buitenlands avontuur. Nu stelt die vraag zich niet?

Tuerlinckx: ‘Even was er sprake van interesse uit Korea, maar dat is van de baan. Nu is het zeker: ik ben ook volgend jaar nog speler van Roeselare.’

De ploeg zal andermaal weinig veranderen?

Tuerlinckx: ‘Als ik het goed heb, zijn alleen Ruben Van Hirtum, Gert-Jan Claes en Stijn D’Hulst einde contract. Er zullen dus maximum drie spelers vertrekken, maar het lijkt mij dé opdracht voor het bestuur om deze ploeg opnieuw zo goed als volledig samen te houden.’

Kris Declercq

Is sinds 1 maart 2016 burgemeester (CD&V) van de stad Roeselare. In het verleden werkte hij onder meer als advocaat en als adjunct-kabinetschef van Yves Leterme.

Wat betekent Knack Roeselare voor uw stad?

Kris Declercq: ‘Het is een open deur intrappen dat Knack Roeselare onze stad op een fantastische manier naar buiten brengt. De club vertolkt bovendien heel goed het gevoel van de Roeselarenaar, zowel in het spel als in toegankelijkheid en marketing.’

Hoe bedoelt u?

Declercq: ‘In het spel omdat volleybal een sport is waarbij mentale weerbaarheid erg belangrijk is. Dat zit ook in het DNA van de Roeselarenaar. De toegankelijkheid van deze club zit vervat in de slogan One Team One Family. Knack verbindt mensen, niet alleen met overwinningen, maar bijvoorbeeld ook met activiteiten in het onderwijs. Dat is een toonbeeld van hoe het Roeselaars sociaal ondernemerschap in de praktijk gebracht wordt. Marketinggewijs zeg ik dan: One Team One Family One City. In tijden waarin het niet evident is om financiële middelen te vinden, slaagt het bestuur erin om ook op dat vlak uit te blinken.’

Wat betekent de stad voor de club?

Declercq: ‘Wij investeren als stad graag in een prachtige sportsite als Schiervelde, zowel in de accommodatie als in kleinere huis-tuin-en-keukenzaken. Uiteraard gaan we niet het management of het spelersaantal subsidiëren, maar ik noem het een soort publiek- private samenwerking nieuwe stijl. Het gaat niet alleen over beton, maar ook over kwalitatieve topsport brengen, zowel voor het eerste team als voor de jeugd.’

Op de netband van het volleybalterrein lezen we: ‘Hier ademen we sport.’ Dat is een slogan van de stad?

Declercq: ‘Ja, die gebruiken we voor de hele site. Het geldt voor de zaal, maar ook voor het voetbalstadion en straks voor het nieuwe zwembad.’

Bent u zelf sportief?

Declercq: ‘Helaas niet. Ik heb stevig moeten trainen om de eerste opslag te geven van de laatste finalewedstrijd. (lacht) Ik pretendeer zeker niet dat ik een kenner ben, maar ik kijk wel graag naar sport.’

Emile Rousseaux

Is vijf seizoenen coach van Roeselare. Hij won als eerste coach in België vijf titels op rij. Onder zijn leiding won de club ook driemaal de beker en tweemaal de supercup.

Heb je nog geen standbeeld gekregen in Roeselare?

Emile Rousseaux: (lacht) ‘Het is toch wel speciaal om vijf keer op rij kampioen te worden en een gemiddelde van twee prijzen per seizoen te pakken. Toegegeven, het seizoenseinde bezorgde me veel stress. Ten eerste omdat ik wist dat we die unieke vijf op een rij konden realiseren en ten tweede omdat dit Maaseik de sterkste tegenstander was die we in die vijf finales tegenover ons kregen.’

Wat is het geheim om vijf jaar na elkaar succesvol te zijn met nagenoeg dezelfde spelers?

Rousseaux: ‘Onze aanpak was die van la culture de l’exceptionnel. Ik bedoel: we hebben gepoogd de specifieke kwaliteit van elke speler maximaal te laten renderen om zo als ploeg sterker te worden. We hebben niet geprobeerd om een volleybal te spelen dat eigenlijk niet toegankelijk is voor de jongens waarover we beschikken. Power, topspinopslagen: het hoort bij het hedendaagse topvolleybal, maar wij hebben daar een atypisch systeem tegenover geplaatst.’

Je assistent Steven Vanmedegael neemt na volgend seizoen de fakkel over. Is hij er klaar voor?

Rousseaux: ‘Hij heeft alleszins veel kwaliteiten. Het komt erop aan hem in de eerste plaats daarop te beoordelen. Als dat niet onmiddellijk resulteert in prijzen, hoop ik dat ze geduld zullen oefenen.’

Jij neemt er in je laatste jaar bij Knack nog een job bij binnen de Franse volleybalbond, onder meer als coach van de nationale vrouwenploeg. Alsof coach zijn van Roeselare alleen niet arbeidsintensief genoeg is?

Rousseaux: ‘Je hebt gelijk, waarom doe ik mezelf dat aan? (lachje) Weet je, het is geleden van ergens midden jaren zeventig dat de Franse volleybalsters er nog eens bij waren op een WK of Olympische Spelen. Aangezien er niets mis is met het DNA van de Franse vrouwen – kijk naar het handbal en basketbal – schort er iets anders. De Franse bond zocht iemand die een bredere expertise bezit dan alleen maar zich bezighouden met twaalf speelsters. Ik vind het een heel mooie uitdaging om de structuur van het Franse vrouwenvolleybal van de basis tot de top aan te pakken.’

Wat zeg je tegen critici die beweren dat je engagement voor Roeselare in je laatste jaar als coach bij Knack minder groot zal zijn door de combinatie met Frankrijk?

Rousseaux: ‘Toen ik hier kwam, noemden ze mij een filosoof die nog nooit iets gewonnen had. Toen mijn zoon vertrok, vertelden ze dat ik als familieman niet meer zo gemotiveerd zou zijn, en nu weer dit. Hoe kunnen ze na al die jaren nog twijfelen aan mijn betrokkenheid? Ik wil afscheid nemen in schoonheid. Een zesde titel op rij, zou dat niet mooi zijn?’

DOOR ROEL VAN DEN BROECK – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Hoe kunnen ze na al die jaren nog twijfelen aan mijn betrokkenheid? Ik wil afscheid nemen in schoonheid.’ – Emile Rousseaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content