75 jaar geleden vonden in Berlijn de Olympische Spelen plaats, van 1 tot 15 augustus. Sport en politiek raakten daar misschien voor een eerste keer vermengd. Hoewel ze veel controverse uitlokten, getuigden deelnemers en toeschouwers dat het de ‘mooiste moderne Spelen ooit’ waren.

Wat voorafging. Na het verlies in de Eerste Wereldoorlog was Duitsland een geslagen land. Het verdrag van Versailles (1919) legde het land zware herstelbetalingen op. Duitsland raakte zijn koloniën kwijt, net als de gebieden Saarland en Rijnland. Er heerste hoge werkloosheid, de inflatie was genadeloos en dat alles creëerde een voedingsbodem voor protest. Uitgerekend in 1919 sloot Adolf Hitler zich aan bij de Duitse Arbeiderspartij, een van de vele kleine politieke partijtjes in het land. Een jaar later veranderde die haar naam in de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).

Hitler bleek een goed volksmenner en al snel werd hij de politieke leider van de partij. Hij streefde naar een sterk Duitsland en duldde weinig tegenstand, die hij zag in communisten en Joden. Aanvankelijk bespeelde hij de arbeiderswoede, na de economische heropleving de middenstand. In 1923 probeerde hij een eerste keer de macht te grijpen, in Beieren, maar de coup mislukte. Er vielen wat slachtoffers en Hitler bracht een tijdje in de gevangenis door. Daar schreef hij Mein Kampf, een slecht boek waarin hij zijn afkomst en ideologie schetste.

Na de beurscrash van Wall Street in 1929 raakte politiek alles in een stroomversnelling. Er kwam een nieuwe golf van faillissementen, de regering moest onpopulaire maatregelen nemen en de partij van Hitler profiteerde. Ze zag haar aanhang en macht steeds meer groeien. Hitler werd na een reeks verkiezingen in 1933 Rijkskanselier en toen een jaar later president Paul von Hindenburg overleed, voegde Hitler diens functie aan de zijne toe. Vanaf dan liet hij zich Führer noemen. Hitler had expansiedromen en begon aan de uitbreiding van het grondgebied. In maart 1936 trokken zijn troepen het gedemilitariseerde Rijnland binnen – in 1930 losgelaten door de geallieerden – zonder dat Fransen, Russen of Britten reageerden. In deze context startten vier maanden later de Olympische Spelen van Berlijn.

Boycot

Eigenlijk had de stad de Zomerspelen van 1916 moeten organiseren, maar daar stak het uitbreken van WO I een stokje voor. Duitsland werd daarna geweerd van het olympische toneel, tot in 1928 en de Spelen van Amsterdam. Toen drie jaar later moest worden beslist waar de Spelen van 1936 zouden plaatsvinden, vond het toenmalige Weimarregime dat een kans om weer wat respect te winnen. Opnieuw werd Berlijn naar voren geschoven. Tegenkandidaat was Barcelona. In april 1931 gaf het IOC zijn fiat aan Berlijn, onwetende van het feit dat twee jaar later Duitsland politiek heel anders zou zijn. Berlijn had een stevig dossier gepresenteerd, terwijl de Spanjaarden niet eens iemand stuurden naar de vergadering. Op dat moment was de onrust er zeer groot. In 1931 vluchtte de Spaanse koning het land uit en in 1936 zou in het land een burgeroorlog uitbreken.

Sport en politiek waren tot dan niet zo verweven. In 1932 kreeg Herbert Hoover, op dat moment Amerikaans president, een uitnodiging om de Olympische Spelen van Los Angeles officieel te openen. Hoover bedankte, hij wilde in de aanloop naar de presidentsverkiezingen (die hij verloor) geen tijd steken in sport. Hitler zag de propagandawaarde wel. Duitsland moest een schitterende gastheer zijn en het hele project kreeg zijn volle steun.

Op dat moment was er vanwege de buitenwereld al wel heel veel protest. In december 1933 werd in Londen aangeklaagd dat Hitler de Joodse sportorganisaties liet ontbinden. In hetzelfde jaar riepen de Fransen al op tot een boycot. De Volkenbond, opgericht in 1919 en zowat de voorloper van de VN, tikte Duitsland herhaaldelijk voor zijn politiek op de vingers. De Engelsen sloten zich aan bij het protest, net als later ook de Amerikanen. Die lieten hun deelname afhangen van het bezoek van Avery Brundage, lid van het IOC, aan Duitsland. Brundage constateerde evenwel in september 1934 dat “hij er na uitgebreid en diepgaand onderzoek van overtuigd was dat Joodse atleten niet werden gediscrimineerd.” De Spelen kregen zijn fiat.

Hitler, beducht voor de buitenlandse media, liet begin 1936 – in februari waren er de Winterspelen in Garmisch-Partenkirchen, daarna de Zomerspelen in Berlijn – voor opsmuk van het land zorgen. Alle anti-Joodse boycotborden verdwenen tijdelijk uit het straatbeeld, werk van Joodse schilders werd weer opgehangen in musea, gecontesteerde tijdschriften werden verboden en de media mochten niks berichten over botsingen met buitenlanders of gewelddaden tegen Joden en communisten. Bij de Winterspelen moest sportkleding worden gedragen, geen uniformen. Eregasten moesten hun adjudanten thuis laten. Aandacht werd gevestigd op de nieuwe autosnelwegen, er werden gidsen getraind en het uitgaansleven werd weer wat meer bruisend. Amerikaanse zakenlui die de Winterspelen bijwoonden, raakten zwaar onder de indruk van het land.

Ooievaars in het dorp

De Spelen van Berlijn werden op 1 augustus 1936 door Hitler zelf geopend, in aanwezigheid van 100.000 mensen. Die kregen al direct een primeur: zij waren getuige van de aankomst van de Duitse atleet Fritz Schilgen met in de hand de olympische fakkel, het einde van de allereerste olympische fakkelloop vanuit het Griekse Olympia, een loop waaraan 3075 fakkeldragers hadden bijgedragen. Olympisch vuur bestond al, dat werd ‘uitgevonden’ ter gelegenheid van de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928. Onderweg naar Berlijn werd de fakkelloop door manifestanten verstoord in Praag en Wenen. De Reichsrundfunk volgde de hele loop op de voet.

Het Olympisch Stadion zag er niet helemaal uit zoals Hitler het in gedachten had. Werner March, de architect, had de opdracht het Grunewaldstadion van Berlijn te verbouwen, maar het was aanvankelijk moeilijk om geld te vinden voor de tempel van staal en glas die hij voor ogen had. Er moest aanvankelijk geld worden geronseld via onder meer giften, subsidies, de uitgifte van speciale postzegels, het organiseren van een nationale loterij en de introductie van een ‘olympische pfennig’, een extra heffing op de toegangsprijs van elk sportevenement.

Toen Hitler in oktober 1933 een rondleiding op de werf kreeg, vond hij de verbouwingen onvoldoende. Het Reich nam de bouw over en men zou zich niet storen aan lokale bouwrestricties. Hitler verordonneerde ook dat de buitenkant niet uit beton mocht worden opgetrokken, maar uit natuursteen. Een van de opvallendste ornamenten was een grote klok, volledig uit staal gegoten. Die woog ongeveer tien ton en droeg het opschrift ‘ Ich rufe die Jugend der Welt‘ (ik roep de jeugd van de wereld).

De broers March waren ook verantwoordelijk voor het olympisch dorp. De eerste maal dat er voor een speciaal atletenonderkomen werd gezorgd was in LA 1932, maar de Duitsers wilden groter en beter. Constructie en organisatie kwamen in handen van het leger. 140 huizen werden gebouwd, elk kreeg de naam van een Duitse stad. Ze stonden in gebogen rijen vlak bij een bos. Het interieur was het werk van kunstenaars. Elk huis bevatte acht tot twaalf slaapkamers, een onderkomen voor huisbedienden, douches, wc én een gezelschapskamer met schilderwerk dat het leven illustreerde van de stad waarvan het huis de naam droeg. Verspreid over het dorp lagen 38 eetzalen (open van 5 uur ’s ochtends tot middernacht), er waren winkels, een bioscoop, een ziekenhuis, een postkantoor en oefenterreinen. Eekhoorntjes en konijntjes werden uitgezet in het bos, gezuiverd van muskieten. Per delegatie waren er memo’s, met verduidelijkingen qua menu. Fransen en Italianen kregen wijn, Belgen en Nederlanders bier, Argentijnen steak. Toen een van de Britse officials bij wijze van grap zei dat het enige wat ontbrak ooievaars waren, liet men er prompt 200 uitzetten. Alleen het vervoer van en naar de stadions liep aanvankelijk wat verkeerd, zodat de mannen de vrouwen, die dichter bij het stadion logeerden, toch nog benijdden, ook al hadden die veel minder comfort.

De mythe van de valse Hitler

Hitler was zeker geen groot sportliefhebber, al was lichaamscultuur in zijn model wel belangrijk. Vrouwen moesten niet goed kunnen dansen, maar door hun prestaties in sport een bewijs van gezondheid leveren. Wie met een SS’er wilde trouwen, moest een rijkssportmedaille voorleggen.

Hitler kwam wel kijken naar de wedstrijden. In het stadion had hij een loge. Op dag één van de Spelen zag de Führer hoe Hans Woelke in een van de eerste nummers, het kogelstoten, direct een olympisch record vestigde. Zijn 16m20 leverde Duitsland het eerste atletiekgoud op sinds de moderne Spelen. Het publiek reageerde uitzinnig en Hitler ontbood Woelke naar zijn loge voor felicitaties. Hetzelfde deed hij even later met de Fin IlmariSalminen, winnaar van de tien kilometer. De winnaar van de finale van het hoogspringen, Cornelius Johnson, kreeg daarentegen geen ontmoeting. Omdat hij een zwarte was en dat indruiste tegen de verheerlijking van het Arische ras, is een veelgehoorde uitleg. Wellicht niet de juiste. Volgens de getuigenis van de secretaris van het Britse olympische comité Duncan werd Hitler door leden van het IOC benaderd na het feliciteren van de eerste twee gouden medailles. Volgens hen kon dat niet de bedoeling zijn. Gebelgd verliet Hitler zijn loge. De internationale pers, die merkte dat Hitler plots het stadion verliet, interpreteerde het helemaal anders.

Maar Hitler was er dus wel degelijk steevast bij. Alhoewel …

In 1984 werden de Olympische Spelen voor de tweede keer in Los Angeles georganiseerd. Een voortvloeisel van die Spelen zijn de Southern California Olympians, een vereniging van gewezen deelnemers uit die regio. Om hun ervaringen niet verloren te laten gaan, getuigden ze allemaal in interviews over hun ervaringen. Die werden uitgegeven in de Olympian’s Oral History, een bundeling van lange interviews. Tussen maart 1987 en augustus 1988 deed Anna Vrana-O’Brien haar verhaal over de Spelen van 1936 in Berlijn. Vrana-O’Brien, op dat moment al twee jaar moeder van een dochtertje, nam er deel aan de 80 meter horden.

Haar getuigenis: “We namen in New York de boot, de SS Manhattan. Een veel betere boot dan de vorige toen we naar Amsterdam vaarden, dit keer mét zwembad en veel trainingsmogelijkheden voor de atleten. In Hamburg meerden we aan en vandaar ging het over de Autobahn naar Berlijn. Ik was bang, we reden met 125 mijl per uur ( sic, omgerekend een onrealistische 200 km per uur, nvdr). Zo hard had ik nog nooit gereden. In Berlijn werden we ondergebracht in een gebouw dat later door het leger zou worden gebruikt. Een soort studentenhuis, met per kamer twee bedden. In de gang had je douches en een waslokaal. De kamers waren spartaans, de matrassen gevuld met stro. Verbazend comfortabel, in drie delen die de vorm van het lichaam aannamen.

“Ons complex lag vlak bij het Olympisch Stadion en alle andere sport- en trainingsvelden. De mannen hadden minder geluk, zij lagen in het olympisch dorp een eind verderop. Omdat wij dicht bij alles logeerden, konden we vrij veel wedstrijden zien. Veel meer dan op de Spelen in Amsterdam. Er was ook veel meer contact met de andere delegaties. De openingsceremonie heb ik wel gemist, net als een heleboel andere meisjes. Allemaal maagproblemen, misschien vanwege het vette voedsel dat we niet gewend waren.

“De finale van de 80 meter haalde ik niet. Het was een snelle halve finale en ik viel er net uit. Mijn coach zat recht over de finish en was er zeker van dat ik geplaatst was. Maar een Duits meisje ging door. Van elke wedstrijd waren er finishfoto’s, die van mijn halve finale doken nooit op. Of de beslissing correct was, zal ik nooit weten. (…) Het waren wel zeer mooie Spelen, volgens iedereen tot dan de beste. Overal feest en heel veel volk. Een ding viel me wel op: de box vanwaar de atleten het gebeuren konden volgen, lag vlak onder die van Hitler. Ik had de gewoonte om elke keer naar hem te kijken en op een dag leek het alsof zijn profiel een beetje anders was dan normaal. De dag erna weer anders. Ik vraag me af of Hitler geen dubbelgangers gebruikte ( dit werd later afgedaan als een broodjeaapverhaal, nvdr).

“Toen ik terugkeerde, had ik veel boeken over Hitler en Duitsland bij. Ik vertelde mensen dat Hitler een oorlog voorbereidde. Dat hadden we toen nog niet echt door in de States. Ik had op een nacht vanuit mijn kamer iets vreemds gezien. Er was een bos vlakbij en ik hoorde veel lawaai. Vanuit het raam zag ik groepen soldaten marcheren in het gelid. Overdag zag je dat nooit. Er waren nog vreemde incidenten. Zo kreeg je, als je ging wandelen, altijd een gids mee. We maakten er een spelletje van om die kwijt te raken. Dan vertrokken we met zijn tweeën en gingen we verschillende kanten uit. Zo kon de gids nooit volgen. Maar eigenlijk moest je altijd in groep blijven.”

Olympia

De Spelen van 1936 waren de eerste die live op televisie werden uitgezonden. Televisie hadden de Duitsers al sinds 22 maart 1935, elke avond twee uur. Meer dan één miljoen Reichsmark werd een jaar later uitgetrokken voor het in beeld brengen van de gebeurtenissen in Berlijn. Alleen al in die stad waren er dertig Fernsehstuben (tv-cafés) waar Duitsers en buitenlandse bezoekers de gebeurtenissen volgden. In de stadions was alles uitverkocht.

Maar hoe mooi ze écht waren, bleek in 1938 bij het uitbrengen van een film die het hele gebeuren documenteerde. Olympia beleefde toen zijn première in het Ufa Palast am Zoo in Berlijn. Deze prent in twee delen ( Fest der Volker en Fest der Schönheit) is van de hand van Leni Riefenstahl. Zij en de film werden buiten Duitsland op gemengde gevoelens onthaald: soms verdoemd als nazipropaganda, soms geprezen als een eerbetoon aan fysieke volmaaktheid door een zeer vooruitstrevende artieste die financieel afhankelijk was van het regime maar toch haar eigenheid bewaarde.

Riefenstahl was een Berlijnse die kunst studeerde en voor ze zelf begon te filmen als actrice werkte. Begin jaren dertig begon Riefenstahl zelf te regisseren. In 1934 registreerde ze de partijdagen van de NSDAP in Nürnberg. Triumph des Willens werd meer dan een documentaire, omdat de cineaste achteraf gespeelde scènes zou hebben gemonteerd tussen beelden van de partijdag, om een boodschap over te brengen. Zelf heeft ze dat altijd ontkend. Vooral haar techniek viel op: door het voortdurend zwenken en kantelen van de camera, voelden toeschouwers zich zeer betrokken.

De opdracht voor Olympia kreeg Riefenstahl niet van Hitler, noch van zijn propagandaminister Joseph Goebbels – ook al onderschatte die de kracht van het beeld niet, Triumph des Willens was verplichte kost op school. De opdracht kwam van het IOC, dat de cineaste carte blanche gaf. Maar het geld kwam grotendeels uit Duitse kas.

Riefenstahl liet niks aan het toeval over en plande alles maanden van tevoren. “Ik was als een architect die een huis bouwde”, zei ze in 1965 in een interview. Maanden voor de Spelen begonnen, verkenden haar cameramensen de terreinen. Ze oefenden met hun uitrusting, in voor hen compleet vreemde houdingen. Er werden miniatuurcamera’s ontwikkeld om atleten niet te hinderen. Een katapultcamera op rails volgde de atleten op de sintelbaan, cameramensen lagen in kuilen of zaten in een speciale toren in het midden van het stadion. Tien cameramensen zwierven door het publiek om hun reacties te filmen. Boven het veld zweefden ballonnen met camera’s. Tijdens het schermen gebruikte Riefenstahl sterke lampen, om in plaats van de atleten hun vechtende schaduwen te filmen. In het zwembad werden onderwatercamera’s geplaatst en gebruikte men slow motion om gespannen spieren en strakke gezichten tot hun recht te laten komen. Slechts vijf procent van alle materiaal was bruikbaar.

Is Olympia een documentaire of een propagandafilm? Zeker, de film is gedraaid in de geest van de nazifilosofie, met veel close-ups van blonde, Arische sporters, afgewisseld met Aziatische (Japan was een bondgenoot van Duitsland). Wat Riefenstahl toont zijn opnames van gespierde lichamen die zelden emoties tonen, er is weinig sprake van geluk (en teleurstelling) of van vermoeidheid. In de oorspronkelijke versie zijn twee minuten gewijd aan Adolf Hitler en de nazibeweging. Maar in Olympia verwerkte Riefenstahl ook beelden van Jesse Owens én opnamen van de Joods-Duitse Helene Mayer. De film, een geregisseerde evocatie van dit opmerkelijke sportgebeuren, wordt nog steeds gezien als een van de beste sportfilms aller tijden.

DOOR PETER T’KINT

Alle anti-Joodse boycotborden verdwenen begin 1936 tijdelijk uit het straatbeeld.

Hitler was zeker geen groot sportliefhebber, maar hij kwam wel kijken naar de wedstrijden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content