Zit het voetbal erop, dan is er gelukkig nog de fiets. Geen (ex-) voetballer zo bezeten of hij slaat in zijn vrije tijd aan het koersen. Wie zijn ze en hoe goed zijn ze ? Een zomerse rondvraag.

Jos Daerden de klimmer

Kilometers : “In een normale week kom ik aan een kilometer of 500 à 600, maar dat kan variëren met het weer of als er toch nog ergens wedstrijden zijn die je moet bekijken.”

Fiets : “Ik ben er eigenlijk mee begonnen in het laatste jaar dat ik bij Ekeren speelde, na mijn dubbele beenbreuk. Ik ben nu aan mijn derde toe, een gewone Colnago.”

Type : “Ik mag graag bergop rijden.”

Parcours : “Ik rij al eens met de fiets naar de training als ik weet dat er daarna geen vergaderingen meer zijn. En ik vind de Ardennen heel afwisselend. Maar ook het vlakke vind ik aangenaam. Waar wij wonen ( Tongeren, nvdr), kan je heel vlot zelf kiezen zoals het je uitkomt : de Voerstreek als je je goed voelt, de vlakke Kempen als het wat minder is.”

Topprestatie : “De volledige Luik-Bastenaken-Luik van 220 kilometer heb ik al eens gereden en twee jaar geleden heb ik in de Alpen in één dag de Croix-de-Fer, 34 kilometer, de Télégraphe, 17 kilometer, en de Galibier, 22 kilometer, gedaan. Dat is tussen 50 en 70 kilometer echt klimmen. Maar de Glandon is samen met de Croix-de-Fer, die we in twee uur en een beetje deden, toch de col waar ik het meest op afgezien heb. Misschien ook omdat je niet meer het idee hebt dat je bergop aan het rijden bent : bij de meeste cols zie je de top liggen, maar daar niet. Door die weiden die je vlak naast je hebt, is het ook heel speciaal.”

Ambitie : “Die tijd heb ik gehad. Vroeger was ik onmiddellijk bereid als iemand belde om de week erna vier dagen in de Alpen te gaan koersen. Nu hoeft het niet zo meer en er is natuurlijk ook minder tijd voor. Ik wil nog wel cols beklimmen en kilometers maken, maar vooral ook daarna met de groep in een stadje kunnen wandelen, een pintje drinken op een terras en iets eten. Mark Uytterhoeven, met wie ik ginder een keer gaan koersen ben, zei mij : je moet genieten als je bergop rijdt. En dat kan je alleen maar als je niet naar ginder gaat met het idee om in zoveel tijd van hier naar daar te rijden. Je kan jezelf toch niet voorbijrijden. En genieten heb ik kunnen doen op de Galibier : meestal is het daar regenjasje aan en snel weg, maar wij hadden geluk dat het een hele mooie dag was en we een mooi uitzicht kregen. Bovendien weet je, zoals op de Croix-de-Fer, na één keer ongeveer waar de moeilijkheidsgraad groter is en kan je je daarop instellen.”

Pech onderweg : “Mechaniek is wat anders dan fietsen : je moet vooral degelijk materiaal hebben. Twee jaar geleden zat ik ineens naast mijn kader. Gebroken. Ik heb natuurlijk ook een uitzonderlijke maat : een kader van 66. Dat kan je niet om de haverklap veranderen. Soms kan je een hele goeie tweedehands op de kop tikken, maar voor mij is dat door die maat bijna niet mogelijk.”

Favoriete renner : “Ik kan ook Museeuw en Van Petegem bewonderen, maar ik ben vooral een fervente supporter van Vandenbroucke. Als hij demarreert, kriebelt er toch altijd iets.”

Yves Vanderhaeghe de temporijder

Kilometers : “Dat is variabel naargelang van het weer, maar in een mooie week kan dat oplopen tot 300 à 400 kilometer. Sinds ik revalideer voor mijn blessure zit ik al aan een kleine 2000 kilometer in een zevental weken. Dat is toch al redelijk als je weet dat je ook tijd moet uittrekken om ook nog naar Anderlecht te gaan.”

Fiets : “Ik rij met een Eddy Merckx-fiets. Vóór het WK vorig jaar besteld en hem daarna gekregen. Het is mijn eerste en waarschijnlijk een fiets voor het leven ( lachje).”

Type : “Ik ben iemand die eigenlijk heel goed tempo kan rijden.”

Parcours : “Dat varieert, afhankelijk van de wielertoeristen met wie ik meerij. Dat zijn echt cracks in het rekening houden met de windrichting : altijd tegenwind bij de start en rugwind in het terugkeren. Maar we rijden altijd langs landelijke wegen in de kuststreek of op heuvelachtig terrein aan de kanten van Doornik. Onlangs heb ik de Rodeberg, de Zwarteberg en de Kemmelberg gedaan.”

Topprestatie : “Een rit van 160 kilometer tussen Doornik en Roeselare, met de Zwarteberg in het parcours. En ook eentje van 110 kilometer met de Rodeberg, die zeker even zwaar is.”

Ambitie : “Ik heb mij dat fietsen altijd vooropgesteld voor later, maar doordat ik moet revalideren, is dat eigenlijk een beetje vervroegd en fiets ik heel veel. Een echte ambitie heb ik momenteel nog niet, maar als mijn carrière erop zit, zou ik wel graag eens een wielertour in de Vogezen doen of Alpe d’Huez.”

Pech onderweg : “Ik ben al een keer of twee platgereden, dus ik heb mij ondertussen eens laten uitleggen door de fietsenmaker hoe ik een bandje moet plakken. De keer daarop ben ik dicht bij huis nog eens platgereden, maar ik heb mij toch laten halen, ik had geen zin om te plakken ( lacht).”

Favoriete renner : “Ik ken Peter Van Petegem een beetje, maar ik koester ook grote bewondering voor Johan Museeuw en Nico Mattan. En Vandenbroucke blijft een speciaal figuur natuurlijk.”

Jan Ceulemans de toerist

Kilometers : “Dat hangt van het weer af, maar dat zal rond de 300 in de week liggen.”

Fiets : “Van als ik gestopt ben met voetballen, heb ik er mij een gekocht. Nu ben ik aan mijn tweede toe, een Eddy Merckx.”

Type : “Ik ben een toerist in de zuiverste zin van het woord. Ik kan met de groep mee en ik wil vooral altijd heelhuids thuiskomen. Meestal rij ik aan een gemiddelde van rond de 30, maar als je in de groep zit, gaat het iets rapper, natuurlijk.”

Parcours : “In het begin zoek je om op te bouwen wat je weg langs de Nete, waar er geen auto’s zijn en je goed kan doorrijden ; eens je wat meer kilometers in de benen hebt, durf je al wat meer naar heuvelachtig terrein te gaan, de kanten van Scherpenheuvel en Leuven.”

Topprestatie : “Ik ben al eens van hier ( Lier, nvdr) naar Brugge gereden en Geraardsbergen, telkens toch zo’n 140 kilometer heen en terug. Voor mij zijn dat serieuze ritten, zeker omdat je de wind op kop hebt richting zee en ik eigenlijk nog wat aan het opbouwen ben.”

Ambitie : “Ambitie hebben is nu heel moeilijk door te weinig tijd, maar ik hoop later meer naar Frankrijk te kunnen gaan fietsen. Ik hoop nog eens de Alpen of de Pyreneeën te kunnen doen. Nu rij ik door tijdgebrek meestal op het vlakke.”

Pech onderweg : “Ik kan een bandje plakken, dat valt nog mee. Maar als ik in groep ga fietsen, dan plakken die mannen dat voor mij, dat gaat toch wat sneller. Ik probeer wel voor ik vertrek mijn tubes hard op te pompen, dan heb je minder kans dat ze lek raken.”

Favoriete renner : “Museeuw heb ik altijd bewonderd, maar ook Armstrong en noem maar op. Vroeger was dat Merckx en De Vlaeminck, omdat je die iets beter kon leren kennen doordat het Belgen waren.”

Nico Van Kerckhoven de pechvogel

Kilometers : “Dat zal zo’n 70 à 80 kilometer per dag geweest zijn toen ik van mijn knieblessure revalideerde vorig jaar. Nu doe ik een paar weken niks, maar straks, de laatste twee weken voor de trainingen hervatten, zal ik zo’n 40 à 50 kilometer per dag doen.”

Fiets : “Heb ik niet, dus ik moet het altijd stellen met een fiets die ik links of rechts leen ( grijnst). Welke dat is en of dat kader mij past, speelt voor mij eigenlijk geen rol. Bij Lierse kregen we indertijd een mountainbike, maar jammer genoeg moesten we die na een jaar teruggeven.”

Type : “Mijn passie is vooral het klimwerk : ik ben groot, maar licht, dus dat gaat mij goed af.”

Parcours : “Meestal fiets ik in het tussenseizoen, als ik in Lint ben, en dan is dat veel langs de Nete, op aangegeven routes. Ik zie mijzelf niet zo rap iets uitzoeken.”

Topprestatie : “Vorig jaar heb ik op het eind van mijn revalidatie een deel van de Ronde van Vlaanderen, met een paar korte maar zware klimmen, gefietst met een stuk of acht anderen.”

Ambitie : “Ik hoop later zeker een van de bergen uit de Ronde van Frankrijk te doen. De Tourmalet bijvoorbeeld, bergen die je op tv maar een paar minuten in beeld ziet. En een fiets kopen ook natuurlijk ( lacht). Eigenlijk heb ik ook zelfs geen koersschoenen. Iedereen rijd tegenwoordig met klikpedaaltjes, maar ik reed iedere keer met pedalen met beugels. Nu is het nog louter recreatief, maar later wil ik zelf gepast materiaal kopen.”

Pech onderweg : “Materiaalpech heb ik nog niet echt gekend. Maar fysiek heb ik wel al eens heel veel geluk gehad. Ik was vijf maanden aan het revalideren en in een van de laatste ritten die ik alleen reed, ben ik in Lier gevallen omdat mijn voorste wiel waarschijnlijk niet goed gemonteerd was. Ik was al drie uur onderweg en in het laatste half uur wou ik mijn voorwiel opwippen om over een stoeprand te raken, maar ik ben weggegleden en buiten bewustzijn geraakt. Gelukkig heeft iemand die mij kende mij zien liggen, maar of ik daar nu tien minuten, een halfuur of een uur gelegen heb, weet nu nog altijd niemand. Voor alle zekerheid zijn er röntgenfoto’s van mijn hoofd gemaakt, want ik was helemaal van de kaart. Ik wist niet meer wat ik in België deed, dat ik aan het revalideren was van een knieblessure… Het ergste van al was dat ik, toen ik mijn vrouw voor het eerst weer zag, zei : rap, rap, we moeten naar Schalke, want ik moet spelen. Die val is tot hier toe mijn laatste rit geweest, want dat heeft mij tot nadenken gestemd. Ik ben, zonder valhelm, gelukkig eerst op mijn schouder en dan pas op mijn hoofd terechtgekomen, waardoor het maar een lichte hersenschudding was. Maar de volgende keer doe ik waarschijnlijk toch een valhelm op.”

Favoriete renner : “Museeuw natuurlijk, maar als ik naar de Ronde van Frankrijk kijk, zie ik graag de gevleugelde klimmers die je in de andere ritten niet ziet. Een Herrera vroeger bijvoorbeeld of Van Impe. Indurain was een complete renner, Hinault en Armstrong waren of zijn schitterende atleten, daar niet van, maar ik zie liever een echte berggeit aan het werk. De Ronde van Frankrijk interesseert mij dan ook alleen maar echt als de bergritten beginnen.”

door Raoul De Groote

‘Twee jaar geleden zat ik ineens naast mijn kader. Gebroken.’ (Jos Daerden)

‘Sinds ik revalideer zit ik al aan 2000 kilometer in een zevental weken.’ (Yves Vanderhaeghe)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content