Van vader A(ndré Boonen) tot Z(egevieren). Tom Boonen in zesentwintig letters aan de vooravond van de Ronde van Vlaanderen.

André Boonen. “Onze pa : perfect om mee te beginnen. Aan hem heb ik veel te danken. Als ex-renner weet hij wat het betekent om aan topsport te doen. Ik leerde van hem vooral rustig te blijven, de voeten op de grond te houden. Karakterieel lijk ik meer op hem dan mijn broer Sven, die zich wat sneller opjaagt. Net als mijn vader blijf ik niet lang stilstaan bij problemen, vind ik vrij gemakkelijk een oplossing. Het overkomt me geregeld dat ik denk : zoals ik dit deed, zou onze pa het ook aanpakken.”

België. “Tijdens het voorjaar kende ik vorig seizoen een pechperiode. Na een domme valpartij blokkeerde mijn bekken en straalde de pijn uit naar mijn knie. Tijdens de klassiekers kreeg ik geen tijd om de blessure te laten genezen of behandelen. In de Ronde van België behaalde ik voor het eerst opnieuw mijn normale niveau. De ontlading was dan ook groot toen ik die ritzege pakte. Het ging niet om een klassieker, maar ik hechtte er op dat moment wel veel waarde aan. Anderzijds : de ritoverwinningen in Qatar en de Ruta del Sol schat ik hoger in, omdat ik er grote namen in de spurt achterliet.”

Controles. “Vorig jaar onderging ik ruim vijftig dopingcontroles, gemiddeld één per week, zeg maar. Het vormt tegenwoordig een vast onderdeel in het wielrennen, iedereen leerde ermee leven, maar plezierig is het niet. Wij worden gecontroleerd door vijf verschillende instanties : de UCI, het internationale antidopingagentschap Wada, het olympisch comité, de BOB en de Vlaamse Gemeenschap. Het Wada komt altijd onaangekondigd : die mannen stellen zich verdekt op, wachten tot je thuiskomt en bellen dan onmiddellijk aan als je binnen bent.”

Dirk Demol. “Dankzij Dirk kon ik stage lopen bij US Postal. Hij is met andere woorden de man die mij naar de profs haalde. Daar ben ik hem trouwens nog altijd dankbaar voor. Uiteraard wilde hij dat ik mijn contract uitdeed en een jaar langer bij US Postal bleef, maar onze vriendschap heeft niet geleden onder mijn overstap naar Quick Step-Davitamon. Er ontstond wel even wrevel, maar Dirk weet dat ik nooit loog over mijn beweegredenen. Hij apprecieerde mijn eerlijkheid.

Erik Lievens. “Al jaren mijn vaste trainingsmaat. Ik vind het bijzonder jammer dat hij niet bij Landbouwkrediet kon blijven en een stapje terug moest zetten naar de elites zonder contract. Zelf heb ik ook nog geprobeerd om een beetje te pushen bij Bodysol-Brustor, maar het aantal plaatsen is nu eenmaal zeer beperkt. Erik verdient beter, want ik ben ervan overtuigd dat er veel profs rondrijden met minder kwaliteiten. Je moet hem niet uitspelen als kopman, dat beseft hij zelf ook, maar hij zet zich zonder morren honderd procent in voor de ploeg en doet dat werk heel goed.”

Fruit. “Elke week eet ik voor honderd euro fruit. Al een aantal jaar houd ik mij aan de gewoonte om nagenoeg elke dag een maaltijd alleen fruit te eten. Meestal gebeurt dat ’s middags. Dan rasp ik een appel en snijd er sinaasappel, banaan, kiwi en wat er nog voorhanden is bij : Tommekespap noemen we dat thuis ( lacht). Dat smaakt me enorm goed. Na een zware training heb ik geen zin in een stuk vlees of een croque monsieur, eerder in iets fris.”

George Hincapie. “Ik kwam al goed overeen met George en sinds we niet meer in dezelfde ploeg zitten, schieten we vreemd genoeg nog beter met elkaar op. George is een ongelooflijk sterke renner, maar hij mist de echte winnaarsmentaliteit, de fighting mood. Bij US Postal zeiden ze : ‘Wat Lance Armstrong te veel heeft, heeft hij te weinig.’ Met een andere kop had George al drie keer de wereldbeker gewonnen. Als enige van het lot kan hij in alle klassiekers punten pakken. Dat lukt zelfs Paolo Bettini niet, want die zal daar niet in slagen in Parijs-Roubaix.”

Huis. “Lange tijd wilde ik niet nadenken over verhuizen. Ik ben nogal een moederskindje, zoals ze zeggen ( lacht). Stilaan – ik word dit jaar 24 – begin ik in te zien dat ik mijn vleugels moet uitslaan. De laatste twee, drie maanden bekeek ik al enkele huizen en appartementen. Liefst zou ik iets kopen, want bouwen zie ik mezelf niet zo snel doen : winkels afschuimen op zoek naar een badkamer en een keuken is niets voor mij. Ik hoop een rustig plaatsje te vinden in de buurt. Verder dan vijftien kilometer vanwaar ik nu woon, zal ik mij niet vestigen.”

Internet. “Al meer dan een maand checkte ik mijn e-mail niet. Een schande, ik weet het. Normaal doe ik dat elke dag, maar als ik het dan eens een paar dagen laat afweten, kijk ik daar zó vreselijk tegen op… De boel zal ondertussen wel geblokkeerd zitten, vrees ik. Fanmail komt in principe terecht op het gastenboek van mijn webstek. Voor andere dingen surf ik niet zo vaak op het internet. Je komt toch steeds op dezelfde sites terecht.”

Johan Museeuw. “De reden waarom ik bij Quick Step-Davitamon tekende. Het leek erop dat hij vorig jaar aan zijn laatste seizoen begon en ik wilde absoluut een keer in zijn ploeg rijden. Ik koester een grenzeloze bewondering voor Johan, omdat ik weet hoeveel inspanningen hij leverde om al die mooie koersen te winnen en om elk jaar weer rond dezelfde periode te pieken. Johan is een man van weinig woorden : in de wedstrijd zal hij zijn ploegmaats zelden of nooit op hun taken wijzen. Maar alleen al door hem in de gaten te houden, kan je erg veel van hem opsteken.”

Kampioenschap van België. “Mijn overwinning in het Belgisch kampioenschap bij de beloften in Tessenderlo beschouw ik als een van de mooiste ervaringen in mijn carrière. In de jeugdcategorieën behaalde ik heel wat tweede en derde plaatsen op kampioenschappen – het jaar voordien, in 2000, eindigde ik nog als tweede in Halle. Het deed me enorm plezier om op tien kilometer van huis kampioen te worden na een zware wedstrijd. Dat was het enige moment waarop ik mijn vader zag wenen.”

Ludo Dierckxsens. Ludo leerde ik kennen toen ik vijf jaar geleden overstapte naar de beloften en ik in zijn trainingsgroep terechtkwam. Hij testte me geregeld door te versnellen wanneer we naast elkaar op kop reden. Meestal moest ik het onderspit delven, maar na een jaar kon ik hem al eens vloeren. Zo bouwden we naast vriendschap ook wederzijds respect op. Fantastisch hoe hij op zijn veertigste nog altijd voorop rijdt als iemand van zestien. Pech dwarsboomde hem al meermaals, maar hij zeurde daar nooit over. Ludo heeft áltijd moral.”

Muur van Geraardsbergen. “Aan de Muur houd ik tot dusver geen écht goede herinneringen over : ik ben er nog nooit van de rest weggereden ( lachje). Ik raakte wel behoorlijk boven, maar kreeg er nooit het gevoel dat ik kon domineren. Misschien ook omdat de omstandigheden er zich nog niet toe leenden : ik moest er nog nooit iets forceren. Hopelijk komt daar snel verandering in.”

Niksen. “De dagelijkse bezigheid van een wielrenner ( lacht). Na de trainingen is het heel belangrijk dat je voldoende rust neemt. Zeker tijdens de drukke periode waarin we nu vertoeven, kunnen we elke verpozing goed gebruiken. Ik probeer dagelijks een uurtje op mijn bed te liggen. Vroeger sliep ik dan wat, maar tegenwoordig lees ik iets of kijk ik tv. Na een stevige training doet dat echt deugd, voel ik het nut ervan. Soms, als je wat minder getraind hebt, kan het ook een sleur zijn, dan verveel je je wel eens.”

Oude Kwaremont. “Iedere renner heeft zo wel zíjn helling. Voor mij is dat de Oude Kwaremont. Als ik daar vooraan opdraai, heb ik doorgaans het gevoel : hier rijdt niemand mij voorbij. Dat gold al bij de jeugd en tijdens mijn eerste profwedstrijd in België, de Omloop het Volk in 2002, was het net zo. Ik kwam er altijd al bij de eerste vijf boven. Op de Kwaremont begint het in de Ronde van Vlaanderen, hé. Zit je daar te ver, dan mag je het eigenlijk al vergeten.”

Parijs-Roubaix. “Vorig jaar kon ik mijn kansen niet verdedigen door een valpartij nog voor de stenen, maar voordien kon ik zowel bij de beloften als bij de profs telkens met genoegen de piste van Roubaix oprijden. Ik zou misschien beter zwijgen, maar ik reed nog nooit lek in Parijs-Roubaix. Geluk speelt daarbij een rol, maar het duidt er ook op dat je fris zit. Je moet in zekere zin zweven over de kasseien. Als je kapot bent, zit je te daveren op je fiets en raak je alles. Parijs-Roubaix blijft voor mij hét hoogtepunt van het voorjaar. Tot nu toe bleek die wedstrijd me beter te liggen dan de Ronde van Vlaanderen.”

Quick Step-Davitamon. “Voor mij de best denkbare ploeg op dit moment. De renners, de ploegleiders, het management, de omkadering : alles ligt me. Ik word gerespecteerd en krijg kansen. Ik zie bijgevolg geen reden om te veranderen van team.”

Ronde van Vlaanderen. “De Ronde is een uiterst zware wedstrijd : je moet constant vooraan fietsen en aandachtig zijn. Dat maakt het ook mentaal lastig. Vooraan zitten en toch krachten sparen, want iedereen begint aan de Ronde van Vlaanderen met tien kaarsjes, die langzaam uitdoven. Het komt erop aan om die niet te vroeg te moeten uitduwen en krachten te sparen. Deze wedstrijd zou me moeten liggen, maar ik kon dat in mijn eerste twee profseizoenen nog niet helemaal waarmaken. Dit jaar geniet ik iets meer bescherming, maar ik verwacht in onze ploeg vooral een heel sterke Bettini. En ik hoop uit de grond van mijn hart dat Johan nog een keer over superbenen beschikt. De concurrentie komt uit dezelfde hoek als vorig jaar, hé. Vandenbroucke zal zich tonen en op Van Petegem kan je altijd je geld zetten.”

Sprinten. “Ik heb altijd geweten dat ik snel was en dat ik me vooraan kon plaatsen in een massasprint. In mijn voorbereiding op de Vuelta vorig jaar legde ik me daar volledig op toe door veel op explosiviteit te trainen, met intervals dus. Voor het eerst kon ik in de laatste honderd meter nog renners in volle snelheid passeren. Met Stefano Zanini beschikken we bovendien over een uitstekende locomotief in de ploeg. Om te schitteren in het klassieke werk moet je duurtrainingen inlassen en daarvan bot je snelheid af. Op een bepaald moment zal ik een keuze moeten maken. Ik zal daarbij de kant uitgaan die mijn lichaam kiest. Blijkt dat ik ook in de grote rondes een massasprint kan winnen, dan zal ik daarop werken ; toon ik winstmogelijkheden in een klassieker, dan ga ik daarvoor.”

Tour. “Ik zou graag de Tour rijden om een idee te krijgen van wat dat precies inhoudt. De wedstrijd op zich zal niet lastiger zijn dan de Vuelta – dat lijkt mij onmogelijk – maar de stress in de Tour ligt natuurlijk veel hoger. Als ik naar de Tour ga, wil ik ook twee, drie renners rond mij voor de sprint. De ploegleiding zal die beslissing nemen : ofwel trekken ze mijn kaart, ofwel gaan ze voor jongens die in het hooggebergte hun mannetje kunnen staan. Je hebt Virenque, Dufaux, Pecharromán, Mercado : de plaatsjes zijn duur. Ook Jurgen Van Goolen wil dit jaar deelnemen aan de Tour. We zullen nog zien. Ik wil in geen geval de plaats van iemand inpakken als ik me niet sterk voel.”

US Postal. “Kon ik mijn profdebuut overdoen, ik zou opnieuw voor US Postal kiezen… maar ik zou maar voor één jaar tekenen ( grijnst). Bij US Postal bestond er geen druk voor een jonge renner als ik. Bovendien kreeg ik een grote vrijheid om te beslissen welke wedstrijden ik zou rijden. Presteerde je niet, dan was dat geen enkel probleem. Bij geen enkele ploeg van dat niveau kan je zo rustig groeien. Ik sprak nog niet met Jurgen Van den Broeck, maar ik ben ervan overtuigd dat hij een goede keuze maakte.”

Vriendin. “Aanvankelijk waren Lore en ik gewoon goede vrienden, maar we trokken meer en meer met elkaar op en plots sloeg de vonk over. Nu zijn we vijf maanden samen en nog steeds stapelverliefd op elkaar. Lore kent absoluut niets van wielrennen, maar dat vind ik helemaal niet erg. Integendeel : thuis praat ik liever over andere zaken dan over de koers. Lore studeert psychologie : ze had me dus snel door ( lacht). Ze weet al wat ik ga zeggen nog voor ik een woord heb uitgesproken.”

Wagens. “Al van in mijn kindertijd ben ik zot van auto’s. Ik besef dat ik blij mag zijn dat ik het mij kan veroorloven om de wagen van mijn dromen te kopen. Momenteel rijd ik met een BMW 330, een coupé. Ik hou wel van een sportief, pittig wagentje, maar spoilers plaatsen of zo doe ik niet. Dat vind ik een beetje té.”

Xandee. “Verschillende muziekgenres kunnen mij bekoren : drum&base en techno, maar ook werk van Metallica of Rage Against the Machine. De laatste keer dat ik naar de cd-winkel ging, kocht ik drie cd’s : eentje van Illusion, eentje van Fatboy Slim en eentje van The Doors. Heel verscheiden dus. In de auto luister ik zelden naar de radio, ik leg bijna altijd een cd’tje op. En als ik alleen in de auto zit, dan is dat met de volumeknop open. Trainen met een walkman doe ik niet. Buiten hoor ik liever de geluiden van de natuur.”

Yvan Van Mol. Yvan heeft zoveel ervaring dat hij al ziet dat je gezond bent als hij binnenkomt ( lachje). De vertrouwensband die je als renner hebt met de ploegdokters vind ik heel belangrijk. Bij ploegen die zonder vaste dokter werken, is het gevaar dat je op de dool raakt groter : je hoort hier en daar wat vertellen en begint de zwarte markt af te schuimen om te experimenteren. Ploegartsen behoeden je voor dergelijke misstappen.”

Zegevieren. “Daar doe je het voor, hé : om wedstrijden te winnen. Toch zeker bij de jeugd. Bij de profs word je ofwel helper ofwel kandidaat-winnaar. Ik hoop mij te kunnen blijven ontplooien om tot die laatste categorie te behoren. Ik doe aan wielrennen voor de kick van het winnen en niet voor het fietsen alleen. Anders gezegd : fietsen op zich geeft mij geen kick, winnen wel. Behoor je tot de kanshebbers voor de zege, dan komt er meer druk op je schouders te liggen. Maar dat neem ik er met plezier bij.”

door Roel Van den broeck

‘Aan de Ronde van Vlaanderen begin je met tien kaarsjes, die langzaam uitdoven. Het komt erop aan die niet te vroeg uit te duwen.’

‘Ooit zal ik moeten kiezen : massasprinten of de klassiekers.’

‘De Kwaremont is míjn helling. Daar heb ik het gevoel : hier rijdt niemand mij voorbij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content