Er zijn in Europa weinig clubs die naast hun sportieve resultaten ook knappe financiële resultaten kunnen voorleggen. De meeste clubs kampen al jaren met tekorten en torenhoge schulden als gevolg van onder meer financieel wanbeleid. In het voetbal wordt structureel meer geld uitgegeven – aan peperdure stadions, spelers- en trainerssalarissen – dan er binnenkomt.

Ondanks het feit dat steden, gemeenten en provincies honderden miljoenen euro’s in het noodlijdende profvoetbal hebben gepompt, lukt het niet. Net als elk ander bedrijf moet een voetbalclub de harde wetten van de economische realiteit onder ogen durven zien. De broodnodige competenties die elke gezonde onderneming moet bezitten, dienen in de voetballerij hun ingang nog te vinden.

Elementaire vuistregels zoals sluitende financiële meerjarenplanning, boekhoudkundige transparantie, positionering en marketing van het product, zijn daarbij onontbeerlijk. Het financiële voetbalschoentje knelt langs alle kanten. Om op Europees en mondiaal niveau mee te kunnen is een Belgisch-Nederlandse competitie misschien wel nodig. Het aanspreken van sponsors wordt hierdoor aantrekkelijker, want een markt van 25 miljoen consumenten biedt nu eenmaal meer mogelijkheden.

Minder clubs, maar méér supporters zorgen voor stevige fundamenten. Het clubleven kan pas dan rendabel uitgebouwd worden. Fusies worden onvermijdelijk. Het opzet van een fusie moet geïnspireerd zijn op de huidige gang van zaken in het voetbal, waarbij het voor clubs, die toch kwaliteitsvoetbal willen blijven aanbieden, bijzonder moeilijk is om financieel overeind te blijven. Ik denk dat fusies in het voetbal een tendens zullen worden.

Om de streekverankering van de club te verzekeren en daarbij enig vat te krijgen op de explosie van de transferkosten moet men op Europees niveau enkele afdwingbare maatregelen treffen. Zo kan de verplichting dat elke club minstens voor 50 % moet bestaan uit spelers van eigen bodem (opgeleid in het eigen land) misschien enig soelaas brengen. Hierbij stijgen ook de doorgroeikansen van de jeugdspelers.

Ook op het vlak van de overheidsondersteuning zou Europa een beperking kunnen opleggen. Clubs die zichzelf moeten bedruipen, zullen minder geneigd zijn de kosten de vrije loop te laten. Conclusie: werk met betaalbare spelers (dezer dagen worden er winstpremies uitbetaald in derde provinciale van 200 euro), investeer nog meer in de jeugd, en het sportieve gaat boven een mooi stadion.

De eigen supporters haken immers af omdat eigen spelers geen kansen krijgen.

WOUTER DE VIS, MERELBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content