22 jaar geleden speelde FK Qarabag zijn laatste thuiswedstrijd in Agdam, bezet gebied rond Nagorno-Karabach. Voetbal heeft de spookstad verlaten, maar de ziel leeft voort. Anderlecht is gewaarschuwd. Een verhaal van ellende en hoop, uit de oksel van de Kaukasus.

Ze speelden thuis, maar waren niet thuis. In Agdam juichte niemand toen FK Qarabag in mei 2014 zijn tweede Azerbeidzjaanse titel won. 4-1 tegen Inter Bakoe, met dank aan een hattrick van de Braziliaan Reynaldo. 21 jaar was er gepasseerd sinds de vorige titel, 21 jaar was het geleden dat het team nog in eigen stad in het Imaratstadion had gevoetbald.

Toen de club in 1993 op weg was naar een historische dubbel groeide de oorlog in Nagorno-Karabach naar een ‘hoogtepunt’. Armeense troepen schoten hun etnische landgenoten, die streefden naar onafhankelijkheid van de enclave waar ze de meerderheid van de bevolking vormden, te hulp en stonden oog in oog met een Azerbeidzjaanse strijdmacht. Terwijl de eerste granaten op de stad vielen, werd er in Agdam… gevoetbald.

‘Soldaten van het Azerbeidzjaanse leger deden er alles aan om de zone rond het Imaratstadion te vrijwaren, zodat de supporters hún ploeg konden aanmoedigen’, zegt Thomas Goltz, Amerikaanse filmmaker/schrijver, die in juli 2014 On aggregate: The Saga of the Qarabag-Agdam ‘Horsemen’ and a Stolen Goal regisseerde.

De laatste wedstrijd in het Imaratstadion werd gespeeld op 12 mei 1993, bijgewoond door meer dan 8000 supporters. Twee weken erna rolden Armeense tanks de stad binnen en zorgden Gradraketten voor dood en vernieling. De slag om Agdam duurde anderhalve maand, meer dan 6000 Azeri lieten het leven, geen enkele stad in de oorlog in Nagorno-Karabach werd zo zwaar getroffen.

Agdam viel op 23 juli, vijf dagen nadat FK Qarabag zich voor de finale van het kampioenschap in Bakoe had geplaatst. Pas twee dagen voor de wedstrijd werden de spelers van het trieste nieuws op de hoogte gebracht, in het ongewisse over het lot van hun familie. Maar: er zou gespeeld worden, de Atilar (Paardrijders) hadden in Bakoe hún afspraak met de geschiedenis.

Met een goal van Yasar Hüseynov won de club haar eerste landstitel. En toch een voetnoot. Geen ereronde, geen wodka, geen banket. Spelers en coaches vertrokken meteen naar hun spookstad, 255 kilometer verderop, op zoek naar vrienden en familie. Overlevenden die net op tijd waren gevlucht en langs de weg in een tentje of een verlaten treinwagon waren gestrand.

Het stadion was platgebombardeerd, van de stad van om en bij de 40.000 inwoners bleef niet veel meer over dan puin en herinneringen. Nu, in Agdam, is Imarat letterlijk een begraafplaats. Qarabag Futbol Klubu is er voorgoed vertrokken, de stad bezaaid met vervallen huizen, leeggeroofd en gestript van ijzer en tin.

EEN BELEGERDE STAD

De voetbalclub, de enige uit de regio Karabach die in de Premyer Liqasi – eerste klasse – voetbalt, is hét symbool van de om en bij de 800.000 oorlogsvluchtelingen die in Azerbeidzjan een beter leven zochten. Maar de pijn en herinneringen zijn nooit verdwenen. Ook niet binnen de club, getuigt oorlogsjournalist Emin Eminbejli. ‘Ik herinner me een bijzonder emotioneel moment toen ex-speler en -trainer Allahverdi Bagirov, die als legercommandant tientallen mensen uit de Slachting van Chodzjali redde, tijdens een uitwisseling oog in oog met enkele Armeense gevangenen stond. Hij keek recht in de camera, omhelsde een gevangene en zei: ‘We waren jaren ploegmaats.” Bagirov liet het leven in de oorlog. Net als zijn broer Eldar, een ex-voetballer die zich als politicus voor de Azeri in de enclave inzette en een jaar ervoor – in 1991 – in de straten van Bakoe met een AK 47 werd neergemaaid.

Kort na de Slachting van Chodzjali, waar in februari 1992 meer dan 600 mannen, vrouwen en kinderen werden afgemaakt, wilden spelers hun stad verdedigen tegen pogroms en etnische zuiveringen. De legercommandant weigerde. ‘Jullie moeten voetballen en ervoor zorgen dat de mensen aan iets anders dan oorlog kunnen denken.’

Mijmeren over betere tijden, eind de jaren tachtig, toen de club door de collectieve wijnfabriek Vinzavod Agdam werd gesponsord en werknemers verplicht waren om de wedstrijden bij te wonen. Tijdens de rust werd een tombola georganiseerd. De hoofdprijs: een… koelkast. Voetbalromantiek.

Wie wilde er in Agdam, in1993 een belegerde stad, voetballen? Patriotten die er geboren waren, zij zeker, anderen waren alleen met geld te overtuigen. Zoals trainer Agaselim Mirjavadov, die van Bakoe naar het oorlogsgebied verhuisde nadat de clubmanager hem een riante premie beloofde: het goud dat hij van zijn vader had geërfd en dat in de tuin begraven was. Mirjavadov leidde de club naar de titel. In bizarre omstandigheden. Bijna wekelijks werden familieleden van spelers of bestuursleden begraven, trainingen werden onderbroken wanneer kogels om de oren van de spelers vlogen, tijdens een thuiswedstrijd in mei 1993 zochten spelers beschutting onder de moerbeibomen toen een granaat een deel van de betonnen tribune had weggeblazen… Onhoudbaar. Adieu, Agdam.

‘Een voetbalclub zonder stadion of geld, spelers zonder huizen. Maar ze bleven voetballen’, zegt Goltz. Más que un club, in de Kaukasus. Symbool van hoop en trots. Voetbalsuccessen als schrale troost voor het verlies van levens, eigendommen en identiteit. Een team van vluchtelingen, dat zijn thuiswedstrijden op groezelige veldjes – ver weg van Agdam – afwerkte en in aftandse hotelletjes logeerde.

‘Ze speelden een tijdje in Guzanli, een vrije stad in de Agdamregio waar om en bij de 40.000 mensen in vluchtelingennederzettingen woonden. Een rit van vijf uur heen en vijf uur terug, maar dat hadden de Azeri er graag voor over omdat ze dan het gevoel hadden dat ze dichter bij hun supporters en hun stad waren’, vertelt de Nederlandse journalist Arthur Huizinga, die de club sinds 2008 volgt en het boek Nooit een thuiswedstrijd. Een voetbaloorlog in de Kaukasus schreef.

Het stadion van Guzanli was klein – 2000 toeschouwers -, slecht bereikbaar en gelegen binnen het bereik van… Armeense scherpschutters, die nog elk jaar een dertigtal slachtoffers eisen. ‘Guzanli was een symbolische plaats. Jammer, maar door te verhuizen naar Bakoe, kon de club betere spelers aantrekken’, zegt Huizinga.

De Paardrijders spelen hun thuiswedstrijden op 250 kilometer van Agdam, in het Tofig Bahramovstadion, genoemd naar de lijnrechter die de dubieuze 3-2 van Geoff Hurst in de WK-finale van 1966 goedkeurde. ‘In een land dat hunkert naar voetbalsuccessen kan het voorkomen dat de nationale voetbalheld in zijn carrière nooit een bal met zijn voeten beroerde’, schrijft Huizinga. ‘Azerbeidzjan is een land waar het nationaal voetbalstadion genoemd is naar een man met een snor en een vlag, die langs de kant van het veld staat…’

SPEELTJES VAN OLIGARCHEN

Fast forward naar 2001, wanneer het staatsbedrijf Azersun Holding zich achter de club zet. ‘Met onze sponsoring geven we een nieuwe dimensie aan onze sociale missie en steunen we de vluchtelingen van het etnisch conflict’, zegt voorzitter Abdolbari Goozal op de website. Maar: voetbal is vooral een afspiegeling van de politieke macht, clubs prestigieuze speeltjes van ministers en oligarchen.

Azerbeidzjan, een land met ongekende olierijkdom, geregeerd door president Ilham Alijev, in 2003 ‘verkozen’ als opvolger van zijn vader Hejdar, een ex-KGB-agent die ooit een permanente zetel in het politbureau bekleedde. De oppositie sprak van fraude en intimidatie, Alijev probeerde zijn reputatie te herstellen en instrueerde oligarchen om in het voetbal te investeren. ‘In Europa wordt gevoetbald, in Azerbeidzjan spelen ze met voetbal.’ Brood en spelen.

De club wordt onder Gurban Gurbanov, coach sinds 2008, hét voetbalsprookje van de Kaukasus. ‘Assepoester, in een regio die door dood en verderf wordt gedomineerd’, zegt Thomas Goltz, die de club als embedded journalist op weg naar zijn derde titel (2014) en in Europa zal volgen. ‘Ik had niets met voetbal. Maar op de een of andere manier, na lange gesprekken met (ex-)spelers en inwoners van Agdam, raakte ik bijna geobsedeerd door de club.’

Indringende gesprekken. Met Vugar Nadirov, geboren in Agdam, die in 21 jaar nog nooit het graf van zijn vader Orsad kon bezoeken. Met middenvelder NamigYusifov, die in 1993 uit het huis van zijn grootmoeder werd bevrijd. En met MaksimMedvedev, de zoon van een Kaspische zeeman, die droomde van een turncarrière maar na een zware val bijna zijn nek brak. Goltz: ‘Hij wilde dokter worden, tot hij door scouts van de club werd ontdekt. Moeder werkte zich de naad uit het lijf om de kinderen te kunnen voeden, de 16-jarige Maksim wilde zijn moeder helpen en ging in 2004 op het aanbod van de club in: 44 euro per maand.’

Jaar na jaar kwamen huurlingen de ploeg versterken. Sommigen voor het geld, anderen voelden zich door de geschiedenis aangesproken. Lotgenoten ook, zoals de Macedoniër Muarem Muarem, opgegroeid tijdens het etnisch conflict in Kosovo. ‘Dit is meer dan een team, dit is mijn familie.’

En, zegt Goltz: ‘Door hun gemeenschappelijk verleden van armoede, vernederingen, dood en verderf is er binnen de spelersgroep een unieke band van solidariteit gesmeed. Mensen die veel meer van voetbal afweten dan ik zeggen mij dat de club vorig seizoen vooral daardoor succesvol in Europa was.’

EEN RIT VAN DE HOOP

Na de nipte uitschakeling door Red Bull (2-1 in Bakoe, 2-0 in Salzburg) in de voorronde van de Champions League, verbaasde Qarabag in de zomer van 2014 door FC Twente uit de poules van de Europa League te houden. Met dank aan de Bosnische doelman Ibrahim Sehic, nóg een getraumatiseerde voetballer. Opgegroeid in Rogatica, vader verloren in het beleg van Sarajevo, vluchten… Goltz: ‘Hij kon zich meteen met de vluchtelingen uit Agdam vereenzelvigen.’

FK Qarabag verrast in de poules. Twee keer gelijk tegen AS Saint-Etienne, 0-1 gewonnen op het veld van Dnipro Dnipropetrovsk, nipt verloren in Bakoe tegen de Oekraïners (1-2) en bij Internazionale (2-0). ‘Toegegeven, dit was een sterker team dan ik verwachtte. Het zou me niet verbazen mocht het tweede in de groep worden’, zegt Roberto Mancini na de zege, goed voor kwalificatie voor de zestiende finales. De kaarten moeten nog worden geschud: 1. Internazionale 11 punten, 2. FK Qarabag 5 punten, 3. Saint-Etienne 5 punten, 4. Dnipropetrovsk 4 punten.

11 december 2014, Tofig Bahramovstadion, Bakoe. FK Qarabag-Internazionale. 35.000 toeschouwers hebben zich door de poorten gewurmd. Op de stoeltjes liggen evenveel vlaggetjes. Goltz: ‘Je merkte aan alles dat dit niet zomaar een match was. Er kon geschiedenis worden geschreven.’ De spelers stormen, als in een roes, naar voren, maar bijten zich de tanden stuk op de Italiaanse verdedigingsgordel. Wanhoop. Zeker wanneer het bericht binnen sijpelt dat Dnipro in Kiev met 1-0 leidt en van de laatste naar de tweede plaats opschuift. Vijf minuten blessuretijd. Hoop. Het onwaarschijnlijke. Richard Almeida trapt met links, de bal wijkt af en rolt voorbij Juan Pablo Carrizo. 1-0! Qarabag naar de zestiende finales. Delirium.

Tot de vlag van de Tsjechische assistent-scheidsrechter, secónden na het doelpunt, in de lucht gaat. Ten onrechte. Echo van Tofig Bahramov, flaterende lijnrechter tijdens de wereldbekerfinale, 48 jaar na datum. Einde. Ongeloof. Supporters strompelen naar hun appartementjes in de buitenwijken, een handvol fans stapt op een oude stadsbus, die over stoffige zandwegen naar een van de vluchtelingennederzettingen rond Agdam vertrekt. Zeven uur heen, zeven uur terug. De club betaalt, een symbolisch gebaar. Een verbinding tussen de roots en het voetbal, een rit van de hoop.

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO REUTERS

‘Dit is meer dan een team, dit is mijn familie.’ MUAREM MUAREM

‘Door hun gemeenschappelijk verleden van armoede, vernederingen, dood en verderf is er binnen de spelersgroep een unieke band van solidariteit gesmeed.’ THOMAS GOLTZ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content