Bij Club Brugge is Georges Leekens eindelijk weer thuisgekomen, zeggen ze. Wat maakt dat hij na al zijn carrièrewendingen toch nog overeind blijft aan de top? De ’trainer met de vuist’ in vijf ervaringen.

Organiseer, varieer en verkleed u

Hans Christiaens speelde als spits van 1989 tot 1991 bij Club Brugge onder Georges Leekens en is nu districtmanager voor West-Vlaanderen bij uitzendkantoor ASAP én trainer van Eendracht Aalter. “Ik was titularis bij SV Waregem, maar zat daarna bij Club weleens op de bank – wat in de context van vandaag maar normaal is. Achteraf kun je dat beter inschatten, maar ik had het er toen moeilijk mee en dan is de eerste die je scheef bekijkt de trainer. We hadden toen een groep van maar veertien spelers en wat hij heel goed deed, is mij altijd als joker gebruiken om halverwege de wedstrijd een scheve situatie te helpen rechttrekken. Eigenlijk was hij op dat moment de ideale man voor Club Brugge. Club kwam uit een periode van vijf jaar Henk Houwaart en dat vijfde jaar was, naar ik hoorde, een beetje het jaar te veel. Te veel uitgaan en plezier maken. Leekens was de geknipte man om dat recht te trekken. Niet zozeer met een strenge aanpak – daar verkijkt iedereen zich volgens mij op – maar hij organiséért het gewoon allemaal heel goed. Hij giet alles in een organisatie en daar moet iedereen zich aan houden. Voetballers gaan dan op een gegeven moment toch datgene opzoeken wat niet beschreven staat. De grijze zone. Maar Georges creëerde zélf de grijze zone. Hij was een trainer die zei: ‘Vandaag krijg je de ruimte, maar morgen niet meer.’ Hij wist hoe tegemoet te komen aan zijn spelers. Naar ik hoor en weet, is hij nog zo: veeleisend zijn, maar ook kunnen geven. Die balans heeft hij volgens mij zeer goed onder controle.

“We zijn na een wedstrijd nog gaan eten en het thema, had hij gezegd, was cowboys en indianen. Dus wij zaten daar dan allemaal verkleed als cowboys en indianen te eten. Jan Ceulemans en Franky Van der Elst in een ruitjeshemd met een revolver en hun vrouwen als squaw. Wat hij ook vaak deed, was er alternatieve oefeningen tussen steken op training. Ik herinner mij een uitlooptraining toen de internationals allemaal weg waren: we mochten gaan tennissen, squa-shen of zwemmen. Weg van het veld, een stuk vrijheid. Zonder de moderne middelen die er vandaag zijn – gsm, hartslagmeter,… – kon hij aanvoelen wanneer hij de discipline moest aantrekken of loslaten. Of we gingen met hem vanuit Rijsel naar Dijon voor de inhuldiging van de tgv en in Dijon speelden we dan een oefenwedstrijd tegen Nantes: er was altijd heel veel variatie in het soms monotone leven. Dat was toen meer een kunst dan nu. Vroeger zag je gewichten, een bank en een rek in de powerzaal, nu is dat een zaal waar je op specifieke spieren kunt trainen. De mogelijkheden om variatie te creëren zijn groter.

“Maar de organisatie gaat voor alles – op het veld en dagdagelijks in de groep. Ik werk nu al zeventien jaar in het bedrijfsleven, meestal als account- en nu als districtmanager, en ik moet zeggen: Georges Leekens is onder de Belgische trainers de beste ondernemer. Je kunt als trainer op verschillende manieren binnenkomen bij een club en ik denk dat Georges er een neus voor heeft om op het juiste moment bij die club te gaan waar de kans op succes het grootst is. Een van zijn sterkste punten is: de balans weer in evenwicht brengen.”

Jos Volders speelde van 1974 tot 1981 met Georges Leekens bij Club Brugge, volgde samen met hem de Heizelschool en is nu jeugdscout voor West-Vlaanderen bij de Belgische voetbalbond. “Een tactische oefening op het bord: je zag dat Georges daar sterk in was. Hij was moeilijk uit het lood te slaan en hij kon het goed uitleggen. We haalden allebei ons trainersdiploma, maar ik begon bij Aalter en hij zat al meteen bij Cercle. Organisatorisch is hij goed, zowel in het elftal als erbuiten. Hij heeft niet zo veel sportieve successen gehaald als het op prijzen aankomt, maar hij wordt toch altijd overal gevraagd omdat hij nooit een puinhoop nalaat.”

Nordin Jbari trainde onder Leekens tijdens zijn tweede passage bij AA Gent (2004/05) en is nu commentator bij Belgacom TV. “Georges kent ‘het systeem’ heel goed. Toen hij bij Gent kwam, zag hij in het spelershome een gat in een zetel. ‘Ha, dat is een gebrek aan respect voor de spelers’, zei hij. ‘Ik ga mijn best doen om dat te regelen voor jullie, maar dan moeten jullie ook jullie best doen voor mij, hé.’ ( grijnst) Hij knipoogde dan eens naar mij als ik lachte, maar de jongere spelers keken vol bewondering naar hem. ‘O la la!’ Hij gaf oudere spelers veel vertrouwen en legde meer druk bij de jongeren.”

Durf veel, maar niet té veel

Jos Volders: “In de periode dat Gilbert Gresse trainer was van Club Brugge zat Georges eens op de bank. Op training moesten we dan een wedstrijdje spelen en Gresse speelde mee. Op een bepaald moment kwam die aan de bal en, echt, Georges deed een tackle… bal en trainer weg. ( lacht) Georges speelde ook geregeld zonder scheenbeschermers, met zijn kousen naar beneden: dat was zijn handelsmerk. Hij had een schaar in de tackles die nu niet meer zou mogen.”

Nordin Jbari: “Wat is belangrijk voor Georges? De centrale as. Een goede doelman, twee grote stoppers, een aanvaller en een verdedigende middenvelder. Die laatste was Wouter Vrancken of Maamar Mamouni, achteraan Dario Smoje en Stephen Laybutt en ik stond altijd alleen voorin. Hij hield van karakterspelers, spelers die op revanche uit waren. Want dat moet je hem wel nageven: hij is niet bang van spelers met een slechte reputatie.”

Wouter Vrancken trainde onder Leekens van 2004 tot 2006 bij AA Gent en in 2009/10 bij KV Kortrijk en werkt nu bij een bank: “Het gaat om efficiëntie: spelen om te scoren, niet spelen om te spelen. Dat heeft hij Mbark Boussoufa meer dan eens duidelijk gemaakt, omdat die rond de zestien vaak de actie te veel deed. Als iemand een paar keer na elkaar niet deed wat er gevraagd werd op het veld, dan kon hij serieus zeggen waar het op stond.”

Verdedig maar bal uw vuist

Julien Cools speelde van 1973 tot 1979 met Georges Leekens bij Club Brugge: “Georges was geen haantje-de-voorste in de groep. Happel was dikwijls kwaad omdat Georges af en toe eens mee naar voren kwam, terwijl hij alleen maar moest verdedigen. Ik herinner mij nog dat hij in Beringen niet over de middenlijn mocht komen van de trainer, maar tijdens de wedstrijd rukte hij toch op en schoot vanop 35 meter schitterend in de winkelhaak. Toen liep hij met gebalde vuist naar Ernst Happel. ( grijnst) Maar Happel moest hem geregeld tot de orde roepen om alleen maar te verdedigen. , du, lange!”

Jos Volders: “In de halve finale van de Europese beker tegen Juventus was er maar één speler, had de trainer gezegd, die niet over de middenlijn mocht komen en dat was Leekens. Daar zat hij toch een klein beetje mee in, dat hij daar alleen zou staan bij tegenaanvallen. ( lachje) ‘Niet te veel naar voren, hé. Niet veel, hé.’ ( lachje) Een beetje ongerust toch.

“Ik denk dat Georges wel veel van Ernst Happel opgepikt heeft: organisatie en durf. Durf zou hij eigenlijk iets meer mogen hebben, maar dan moet je wel over spelers beschikken die kunnen werken en lopen. Club moet thuis weer een machine worden. Georges bespeelt graag de supporters, dus ik denk dat hij ook wel wil dat er thuis meer risico’s genomen worden, de tegenstrever meer onder druk gezet wordt, zoals onder Happel. Ik heb het nog meegemaakt dat we tegen Juventus met vier spitsen speelden en René Vandereycken en ik als enige middenvelders. En dan tijdens de rust onder onze voeten krijgen dat we niet offensief genoeg waren… ( grijnst)”

Spreek rechtuit tegen de spelers

Nordin Jbari: “Hij had een probleem met MustaphaOussalah, die toen nog niet op het niveau voetbalde zoals nu. Oussalah was bang van hem. Leekens, die toen nog jong was, riep op training de hele tijd op hem en hij blokkeerde. Nadien kreeg hij ook problemen met Abdelmalek Cherrad. Ook met Steve Cooreman, die hij te offensief vond als rechtsachter. Dat ambeteerde hem.”

Wouter Vrancken: “Tegen Steve Coo-reman, herinner ik mij, heeft hij eerlijk gezegd: ‘Je gaat niet veel spelen, maar je mag mij van het tegendeel overtuigen.’ Dan krijg je meer gedaan van spelers dan wanneer je rond de pot gaat draaien. Hij zei ook eerlijk waarom je niet speelde. Je hebt soms trainers die het per se allemaal positief willen houden – ‘je bent goed bezig’ – maar dan gaan spelers zich op den duur toch vragen stellen. Samen met Jacky Mathijssen is hij de beste trainer die ik gehad heb in mijn carrière, vooral door zijn kwaliteiten om een groep als een groep op het veld te laten staan. Dat is niet iedereen gegeven – en ik heb toch wat trainers gehad.”

Wees mens, maar pak de boel in

Wouter Vrancken: “Hoe zwakker je je opstelt tegenover de media, hoe meer ze daar gebruik van gaan maken. Dus dat moet je kunnen bespelen. Tegenover de groep is hij heel anders dan tegenover de buitenwereld. Hij staat open voor meer dan voetbal, voor de persoon zelf. Dat is een grote kwaliteit. Als je artikels leest over José Mourinho – ik ga ze nu niet met elkaar vergelijken – dan zie je dat bij hem ook dat persoonlijke terugkomt. Als je een groep creëert die voor elkaar door het vuur gaat, dan ga je automatisch ook veel meer meters maken en meer fysiek spelen. Onbewust sluipt dat er dan toch in.

“Dat persoonlijke van zijn aanpak kwam ook weer naar voren toen ik door artrose moest stoppen met voetballen. Hij zat toen al bij de nationale ploeg en we hadden geen contact meer. Maar toen ik gestopt was, heeft hij mij opgebeld en – omdat ik niet bereikbaar was – een minutenlange boodschap op mijn antwoordapparaat ingesproken waarin hij uitlegde hoe hij onze samenwerking apprecieerde en wat hij vond van mij als voetballer. Dat had niet gehoeven, maar ik vond het toch chapeau. Daar heb ik respect voor. Dat wil toch zeggen dat je meer bent dan alleen maar een trainer, ook een mens.”

Nordin Jbari: “In de pers pakt hij de boel in, maar niet altijd tegenover de spelers. Soms zei hij voor een verplaatsing: ‘Of we goed of slecht spelen doet er niet toe. Jbari maakt een goaltje en dan hebben we slecht gespeeld, maar we vertrekken wel met de drie punten.’ En dan beeldde hij uit hoe hij met een valies liep.”

Julien Cools: “Is hij ooit serieus? Ik weet het niet. Maar er zit altijd iets bij waarvoor je moet oppassen. Hij bespeelt het allemaal goed. Hij speelt een zekere rol, denk ik. Hij is nog altijd dezelfde als toen hij speler was: nooit echt au sérieux, altijd gekscherend. Maar op een oefenkamp in Oostenrijk sukkelde ik met mijn voet en hij heeft mij daar – hij was kinesist van opleiding – met twee behandelingen op de kamer als ploegmaat vanaf geholpen. Ik heb nooit problemen gehad met hem. Ik heb hem bij zijn aanstelling in Brugge een sms’je gestuurd om hem te laten weten dat hij weer thuiskomt ( Leekens speelde er van 1972 tot 1981, nvdr). De cirkel is rond.”

Jos Volders: “Club Brugge heeft niet snel de neiging iemand terug te halen die er al eens trainer is geweest ( Leekens was er ook trainer van 1989 tot 1991, nvdr). Maar Georges slaagt daar wel weer in. Als we elkaar tegenkomen, is dat nog altijd even joviaal. Hij is net als ik een 49’er: we zijn allebei geboren in 1949 en hebben bij Brugge met 49R als sponsor op ons truitje gespeeld. ‘De 49’ers’, zeggen we nu nog altijd als we mekaar tegenkomen ( lachje).”

DOOR RAOUL DE GROOTE

“Wij zaten daar allemaal te eten, verkleed als cowboys en indianen.” Hans Christiaens

“Ik denk dat Georges veel van Happel opgepikt heeft: organisatie en durf. Maar durf zou hij nog iets meer mogen hebben.” Julien Cools

“Club heeft niet snel de neiging iemand terug te halen die er al eens trainer is geweest. Georges slaagt daarin.” Jos Volders

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content