We ontmoetten Luis Fernandez, iemand die nooit een blad voor de mond neemt, en spraken met hem over de liefde voor het shirt, Benzema, geld en Muhammad Ali.

Dinsdag 7 juni. Luis Fernandez ontmoet ons in zijn stamkroeg in het 17e arrondissement van Parijs. De 56-jarige is een karikatuur van de Parijse ket, gehaast, de gsm aan het oor en tamelijk grofgebekt. Hij is een kind uit Tarifa in Andalusië, zijn mama zette aan het einde van de jaren zestig hun koffers op Franse bodem om zich te vestigen in de cité van Minguettes in Venissieux in de buitenwijken van Lyon.

Fernandez is een persoonlijkheid in het Franse voetbal. Zijn adelbrieven als speler en redelijk geslaagde ervaringen als coach (zie bio) maken dat men luistert wanneer hij spreekt. En hij laat zich ook graag en luid horen. Want Luis (voor de vrienden) is het gezicht van het PAF (paysage audiovisuel français) zowel door zijn dagelijkse programma Luis attaque op de volksradio RMW, als door de standpunten die hij inneemt als analist op BeIn Sport.

Ondanks zijn leeftijd en de lusteloosheid die dat met zich zou kunnen brengen, is Fernandez een echt voetbaldier gebleven. Het bewijs: ‘Ik heb de match van de Belgen tegen Noorwegen gezien en zelfs die tegen Finland, en ik heb veel goeie dingen gezien. Ik vond de wedstrijd tegen Finland beter, want daarin slaagden ze erin om openingen te creëren en de tegenstander te overrompelen. Ik vond dat de ploeg goed stond. Ja, ze missen Vincent Kompany, maar voor hem zijn er genoeg vervangers en op de flanken hebben ze degene die gescoord heeft (Ciman, nvdr) en de broer van Lukaku die niet slecht is, al moet hij nog wat standvastiger zijn, soms verliest hij zichzelf een beetje. Jason Denayer daarentegen vond ik minder goed dan in de finale van de beker van Turkije met Galatasaray. De rechtsback tegen Finland was heel goed (Alderweireld, nvdr), dat is degene die daar volgens mij moet staan. Jullie hebben zo veel talent. Als je op het middenveld Witsel en Nainggolan kunt opstellen, dat is niet niks. En met Kevin De Bruyne beschikt België over een passeur en iemand die het spel kan versnellen. En dan heb je vooraan nog Lukaku, Benteke, Batshuayi en Origi. Zweden maakt geen grote indruk op mij, al hebben ze Zlatan en discipline, een soort onverzettelijkheid die maakt dat je het altijd moeilijk hebt met hen. Van de minste kans maken ze gebruik. Niet altijd mooi om te zien maar wel efficiënt.’

Hebt u vertrouwen in het goede verloop van het EK en in uw Franse ploeg?

LUIS FERNANDEZ: ‘We zijn het organiserende land en we zouden graag een goeie prestatie neerzetten, ook al loopt niet alles perfect. Maar Frankrijk is geen voetballand. We hebben niet dezelfde cultuur als de Spanjaarden, Italianen, Duitsers, Engelsen of Belgen.’

Wat is dat dan precies, een voetbalcultuur?

FERNANDEZ: ‘De cultuur, dat is iets dat in je gewoonten zit en in je herinneringen. Cultuur is iets wat al sinds honderd jaar in een land wordt opgebouwd, zoals de Engelsen of Duitsers dat gedaan hebben. Je hebt in een land een spelidentiteit en anciens die de traditie doorgeven. Wanneer je de grote Spaanse en Duitse clubs bekijkt, dan zie je dat hun cultuur erg aanwezig is. In Frankrijk bestaat die niet. We houden in Frankrijk wel van voetbal, maar we dragen er te weinig zorg voor. Iedereen wil er hier zijn zegje over doen, zelfs mensen die er eigenlijk niks mee te maken hebben. Dat die mensen zich moeien in het debat, komt doordat er een groot evenement plaatsvindt in Frankrijk. Zonder dit EK zouden ze er niet in tussen komen. Niettemin houden we in Frankrijk van voetbal. Er is zo’n diversiteit in dit land, mensen van allerlei komaf die gepassioneerd zijn door die sport. Helaas is het imago dat men er de laatste tijd van krijgt, negatief door de media die voortdurend op zoek zijn naar nieuws en hypes. Het voetbal moet becommentarieerd, geanalyseerd en beoordeeld worden en het is prachtig wanneer dat tot vurige discussies leidt, maar in Frankrijk is het voetbal verziekt sinds 2010, vooral door spelers die niet uit een bus wilden stappen en die men niet heeft willen bestraffen. Het probleem is dat als je de grillen van de jeugd toestaat, je hen de sleutels in handen geeft, terwijl men veel strenger zou moeten zijn.’

Komt dat door het grote geld dat clubs de macht meer en meer aan jongeren geven?

FERNANDEZ: ‘Ja, want jongeren vertegenwoordigen veel kapitaal voor een club. Alleen beseffen de clubs niet dat ze bezig zijn te vernietigen wat nadien komt. Als je niet straft, dan zet je de poort open voor alles. En de jongeren die doorbreken, moeten opletten wat ze zeggen. Het voetbal heeft mij in staat gesteld om buiten te komen, te spelen, andere kinderen te ontmoeten van Portugese, Italiaanse of Maghrebijnse komaf. Ik zeg niet dat Frankrijk zo’n uitzonderlijk land is, maar zonder dit land, zonder op te groeien in de Franse cultuur, zou ik niet geworden zijn wie ik vandaag ben. Elke dag ben ik dit land dankbaar dat het de goedheid gehad heeft om mij welkom te heten.’

Was het toen een makkelijker tijd dan nu?

FERNANDEZ: ‘Het was niet makkelijker, het was hard, erg hard. Je moest snel de taal leren, je integreren. Die jongens van vandaag, hun ouders hebben zich al 25, 30, 40 jaar geleden in Frankrijk gevestigd. Het zou dus makkelijker moeten zijn, behalve dat de economische situatie gewijzigd is en dat maakt het moeilijk voor veel mensen. Maar als je bekend bent en faciliteiten hebt, dan hoor je je niet tegen de Franse staat te keren. En als je weet dat je woorden impact gaan hebben, dan moet je opletten dat je niet om het even wat zegt. Kijk naar de affaire-Benzema en zijn uitlatingen (dat bondscoach Deschamps zou toegegeven hebben aan het racistische deel van Frankrijk, nvdr), dat is typisch het voorbeeld van iemand die zich op glad ijs waagt. Lilian Thuram daarentegen is niet iemand die voortdurend de enen tegen de anderen opzet. Integendeel. Ik respecteer wat hij doet, wat zijn motivatie is, zijn strijd tegen ongelijkheid. Zijn acties moeten we steunen.’

We hebben de indruk dat zulke gevallen als Benzema in andere landen minder vaak voorkomen.

FERNANDEZ: ‘Dat klopt. Wanneer je in Spanje opgroeit, zijn daar de sport, de school en het gezin om je structuur te bieden. Je moet niet denken dat al degenen die slagen, uit welgestelde wijken komen waar alles goed is. Neen, die jongens die daar slagen werden ook niet in de watten gelegd, maar ze beseften dat je respect verdient door te werken en door je manier van zijn.’

HIËRARCHIE

Hoe komt het volgens u dat er in het Franse systeem zo velen mislukken?

FERNANDEZ: ‘In de jaren tachtig had je een stadspolitiek, een politiek over de stadswijken. Karim Benzema komt net als ik uit die wijken. We moeten inzien dat die politiek schadelijk geweest is, want in plaats van de mensen te laten samenleven, heeft men hen eigenlijk geparkeerd aan de rand van de stad. Ik ben ook opgegroeid in zo’n buitenwijk. Als er flikken rondliepen, vonden we dat niet fijn en toen er voetbaltrainers kwamen, waren we blij dat we er weg konden. Men had plaatsen moeten opbouwen waar onze jongeren opgevoed en omkaderd konden worden. Jij wilt schilderen? Dan gaan we je iemand helpen zoeken die je daarmee helpt. Net hetzelfde als je aan sport wilt doen. Maar wat hebben we gedaan? We hebben de mensen verdeeld, we hebben een systeem gecreëerd dat de mensen tegen elkaar opzet in plaats van hen samen aan iets te laten bouwen. En dan krijg je sommige praatjes, die vaak niet eens consequent zijn… Om het over de affaire-Benzema te hebben: ik kan u zeggen dat de mensen in het voetbal niet racistisch zijn, maar het is soms hard om sommige commentaren te horen…’

Er zullen in het voetbal toch ook wel racisten zijn, net als in alle domeinen?

FERNANDEZ: ‘Ik kan u vertellen dat ik daar als Spaanse immigrant nooit mee geconfronteerd ben. Maar we zitten in een situatie waar er meer en meer botsingen zijn. Ik kom terug op Spanje, waar je werkethos hebt, het gezin, de school. Als je dat begrijpt, dan kun je iemand worden. Ik zeg alleen maar: als je jongetjes van dertien, veertien jaar gaat halen, dan moet je proberen hen te begrijpen, begrijpen waar ze vandaan komen, uit welk sociaal milieu, en dan een structuur creëren waarbinnen ze kunnen groeien. Van de honderd zijn er misschien twintig die zullen doorbreken in het voetbal, zeventig die wat anders gaan doen en tien die in de problemen geraken. Helaas zijn er tegenwoordig veel te veel die in de criminaliteit terechtkomen wanneer het niks wordt met het voetbal.’

Hoe was het voor u om voor het eerst het shirt van de Franse nationale ploeg aan te trekken?

FERNANDEZ: ‘Ik had respect voor de anciens, zoals Jean Tigana en Michel Platini. De hiërarchie respecteren was logisch. Ik heb eens het verhaal gelezen van Kenny Dalglish die de schoenen van Kevin Keegan poetste. En Dalglish is op zijn beurt een grote speler geworden. Toen ik begon, werden we geacht om wat te helpen, materiaal te verslepen en zo. Ik heb dat nooit als een straf gezien. Integendeel, dat was normaal. We stelden ons zelfs die vraag niet. Het was een soort van overgang, de aflossing van de wacht. We waren blij dat we mochten komen trainen en we arriveerden te vroeg uit vrees om te laat te komen. Tegenwoordig beginnen die gasten geld te verdienen, komen die gasten te laat, hebben die gasten er geen plezier meer in, eten die gasten niet meer samen… Ik las onlangs een interview met Zinédine Zidane, die vertelde dat hij het had voorvoeld dat ze in 2000 het EK zouden winnen, omdat ze met 23 rond de tafel zaten en iedereen met iedereen praatte. Wanneer je een groep hebt die praat en aan hetzelfde zeel trekt, heb je al half gewonnen. Toen we in 1984 het EK wonnen, hadden we altijd veel lol. Wanneer ik Alain Giresse of Jean Tigana terugzie, dan lachen we wat af, want we hebben samen grootse momenten beleefd. Het gevaar schuilt om de hoek wanneer je te weten komt hoeveel de anderen verdienen. Toen ik begon, verdiende ik omgerekend 250 euro per maand, dat was toen al bij PSG. Na enkele seizoenen vroeg ik zo’n 8000 euro om te kunnen trouwen, maar dat werd me geweigerd. Ik heb mijn mond gehouden en het EK gewonnen, ik werd verkozen tot beste speler in de Franse competitie en ik kon elders een contract tekenen (bij Matra Racing in Parijs, nvdr), waar er ruimte was tot onderhandelen.’

SMARTPHONES

Spelersmakelaars helpen ook niet altijd als het gaat om de voetjes op de grond te houden. Ze willen dat de jongeren al snel veel geld verdienen.

FERNANDEZ: ‘Hatem Ben Arfa werd mij aangeboden toen ik coach was van PSG. Hij moet toen veertien, vijftien jaar geweest zijn. Zijn makelaar vroeg waanzinnige sommen en ik heb geweigerd. Maar ik zei hem daarentegen dat als Hatem het over drie jaar tot de profkern zou schoppen, ik het bedrag dat ze vroegen zou verdriedubbelen. Op hun veertiende spreken ze die jongens al van idiote bedragen, maar op die leeftijd moet je gewoon in de eerste plaats zin hebben om te trainen: lopen, passen en ook niet vergeten aan de school te denken, waarvoor ze beloond mogen worden. Alleen is men in Frankrijk nog altijd bang om die zeldzame parel te missen. Maar het is niet zo erg om er eens eentje te verliezen. Waarom hebben ze dat probleem niet in Spanje? Omdat daar een cultuur is, een instituut, bestuurders die in de schaduw werken. Ik heb vier jaar in Bilbao gewerkt en ik heb het nooit meegemaakt dat de voorzitter tussenkwam in de opstelling van de ploeg. Hij liet me werken in de best mogelijke omstandigheden.’

Voetballers die in de schijnwerpers komen te staan, zien zich al snel omringd door een hoop vleiers.

FERNANDEZ: ‘Toen ik in het voetbal belandde, kwam ik uit de cité van Minguettes en had ik genoeg rijpheid en mentale sterkte. Want om te slagen in de sport, moet je mentaal sterk staan. Het probleem is dat er tegenwoordig zo veel vleiers die een graantje willen meepikken rond die jongeren draaien, die zelf soms nog fragiel zijn. Ik ben opgegroeid in een bende en je weet snel wie de zwakste is, en doorgaans doet die wat jij hem zegt dat hij moet doen. In het voetbal is dat hetzelfde: als ze rond iemand hangen is dat een teken dat ze zijn mentale breekbaarheid doorhebben. Maar er zijn er ook veel die de knop weten om te draaien. Chapeau voor een jongen als Antoine Griezmann. Die gast werd geschorst bij de Franse Beloften vanwege een avondje stappen. Welnu, hij is naar Spanje getrokken en heeft daar weer iets opgebouwd. Dan zeg ik: bravo! Je kunt misstappen begaan, maar je moet vermijden dat je die herhaalt. Uitgaan op zich is niet verkeerd, maar doe het nooit de avond voor een match, want zeker met die smartphones tegenwoordig ben je direct betrapt.’

We hebben het gevoel dat heel wat spelers er niet echt trots op zijn om het shirt van de nationale ploeg te dragen.

FERNANDEZ: ‘Je moet wel weten dat als je het shirt van Italië, Frankrijk, Spanje, Duitsland of België draagt, je bekendheid maal dertig gaat. Het verandert de manier waarop men je bekijkt.’

Was het voor u niet gewoon een natuurlijke zaak?

FERNANDEZ: ‘Mijn roots liggen in Spanje en ik heb de finale van het EK’84 gespeeld tegen Spanje. Als kind ben ik geïntegreerd in de Franse cultuur, ik heb ‘gestreden’ voor Frankrijk, mijn land is Frankrijk. Ik ben het niet altijd met alles in dit land eens en dan zeg ik dat ook, maar zodra ik dat shirt aantrok, gaf ik alles, dan wilde ik niet dat men mij iets zou kunnen verwijten. Zo’n shirt vertegenwoordigt de geschiedenis van een land en voor dat land zijn mensen gestorven en daarvoor ben ik op mijn hoede. In mijn familie in Spanje bestreden we het franquisme.

‘Zo’n shirt is iets dat gerespecteerd moet worden. En je mag zeggen wat je wilt, maar als je het shirt draagt van de Franse nationale ploeg, dan maakt dat je leven beter, dan kun je bijvoorbeeld betere contracten krijgen.’

Ook al hebben ze daar niet echt nood aan…

FERNANDEZ: ‘Daar heb je altijd nood aan. Maar je moet vooral een voorbeeld zijn. Gisteren bekeek ik nog I Am Ali, een film over Muhammad Ali. Die man heeft me enorm geraakt. Zoals dat jongetje dat een chemokuur moest krijgen: hij pakt zijn wagen, rijdt 200 kilometer om dat jongetje te bezoeken en zegt hem: ‘Ik ga George Foreman verslaan en jij gaat die ziekte verslaan.’ Dat is zo mooi. Hij was geen genie, maar iets anders. Als je zulke persoonlijkheden hebt in de sport, dan is dat fantastisch.’

Dergelijke persoonlijkheden zijn wel heel zeldzaam geworden, want wat sporters zeggen, is meer en meer voorgekauwd.

FERNANDEZ: ‘Het probleem is dat ze bezig zijn met voetballers in kooitjes te stoppen, in een makelaarskantoor, en men zegt: je mag niet met die persoon spreken, je mag niet over dat onderwerp spreken, je mag dit en dat niet antwoorden. Het is normaal dat je het instituut waarvoor je werkt respecteert, dat is je plicht, maar dit wil nog niet zeggen dat je niet sympathiek of toegankelijk mag zijn.’

DOOR THOMAS BRICMONT IN PARIJS – FOTO’S BELGAIMAGE

‘De politiek heeft een systeem gecreëerd dat de mensen tegen elkaar opzet in plaats van hen samen aan iets te laten bouwen.’ – LUIS FERNANDEZ

‘Wanneer je een groep hebt die praat en aan hetzelfde zeel trekt, heb je al half gewonnen.’ – LUIS FERNANDEZ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content