Een voetbalclub in de Ierse hoogste afdeling die geleid wordt door haar supporters? In België, waar de afgelopen weken door zakenmensen en politici geschoven werd met stamnummers, lijkt het een utopie, maar in Cork, stad van palmbomen, kan het wél. Een verhaal over pure sport, dat begint in Jackie Lennox Chip Shop, 137 Bandon Road, Cork.

Een vrijdagnamiddag in Cork, een stad in het zuiden van de Republiek Ierland. Tientallen dicht op mekaar gepakte klanten wachten op hun bestelling. Hier, vinden de lezers van The Irish Times, worden de beste fish & chips van Ierland geserveerd. “De beste van de wereld!”, zegt Brian Lennox trots. Het restaurant, in 1951 door zijn vader Jackie gesticht, is een begrip. “Eind de jaren vijftig hadden we zelfs een van de eerste televisietoestellen van de stad.” Klanten met wit-rood-groene sjaals trekken de aandacht. “Supporters van Cork City Football Club”, zegt Lennox, tot 2005 zelf eigenaar en voorzitter van de club. “Ik steun haar nog altijd, maar ik moest verkopen. Veel te duur voor a small, local business man…”

Om de hoek ligt de Lee, de rivier die het centrum in tweeën snijdt en de levensader van Cork, met bijna 200.000 inwoners na Dublin de tweede grootste van de republiek. De twee kathedralen – Saint Mary’s en Saint Fin Barre’s – domineren het stadsbeeld, waar zelfs op een vrijdagnamiddag honderden jongeren door de winkelstraten flaneren. “Studenten van onze twee universiteiten”, zegt Liam Mackey, journalist van de Irish Examiner. “Cork heeft best wat troeven. Een van ’s werelds grootste natuurlijke havens, groeibedrijven in elektronica en telecommunicatie, en van de top tien van farmaceutische firma’s in de wereld hebben er acht een vestiging in onze stad. Veel potentiële sponsors, maar niemand wil in een voetbalclub investeren. Waarom zouden ze? De winnaar van de Airtricity League, de landskampioen, krijgt amper 100.000 euro. Er gaat veel geld buiten, maar er komt bijna niets binnen. Geen televisierechten, amper toeschouwers, no nothing… Ons voetbal stelt weinig voor.” Dat zal later op de dag blijken.

Van de kaart geveegd

De straten op weg naar Turners Cross, een wijk in het zuiden van de stad, liggen bezaaid met pubs en obscure eettentjes. De rugbydoelen van Musgrave Park, thuisbasis van de Dolphins, verzinken in het niets bij de imposante contouren van de Church of Christ The King, moreel baken in een schijnbaar vergeten stadsdeel.

Turners Cross, Home of Cork City Football Club. Het bord aan de ingang ziet er nieuw uit, het stadion uitgewoond. “Dit is nochtans het modernste clubstadion van Ierland met 7485 zitplaatsen!” Dave Barry is trots. De 51-jarige ex-middenvelder is a local hero. Zijn doelpunt tegen Bayern München (1991) en twee jaar erna in het Ali Sami Yenstadion, toen nog de thuisbasis van Galatasaray, behoren tot het erfgoed van de club. Lang vervlogen herinneringen aan the good old days, toen Cork City nog een hoofdrolspeler in de Premier Division was en in 2005 zelfs landskampioen werd.

“Na het vertrek van de vorige eigenaar, Brian Lennox, werd de club verkocht aan Jim Little, van wie we pas achteraf hoorden dat hij betrokken was bij Arkaga, een investment firm. Als je die twee woorden hoort, dan loop je als voetbalclub beter zo snel mogelijk weg”, lacht Niamh O’Mahony, ex-journaliste en – net als 600 andere supporters – mede-eigenaar van de club. De plannen van Arkaga doen de supporters nochtans dromen. “Een stadion met 30.000 zitplaatsen, financiële input van 25 miljoen euro, opnieuw Europees voetbal, nationale trofeeën. Great! Tenminste, dat dáchten we.”

Arkaga gaat met de grove borstel door het organigram. Damien Richardson, de manager die in 2005 tekende voor de laatste titel en in 2007 ook nog eens de Ierse beker won, wordt vervangen door Alan Matthews. O’Mahony: “Die kreeg alles wat hij vroeg. We hadden een spits – een hele slechte – die vond dat hij te weinig verdiende, waarna de clubleiding hem een bonus beloofde wanneer er geen doelpunten werden geïncasseerd. Betaald worden om niet te scoren… (lacht) De loonkost was opgelopen tot een miljoen euro, iets meer dan het totale budget van de club. (schudt het hoofd) Logisch dat op den duur niemand meer werd betaald.”

Supportersprotest

Wanneer de holding achter de club in oktober 2008 onder gerechtelijke toezicht wordt geplaatst, schieten enkele supporters in actie. Onder de noemer Foras, Friends of the Rebel Army Society, willen ze de toekomst veiligstellen. O’Mahony: “In het Iers betekent forás ontwikkeling of evolutie, waarmee we een duidelijk signaal wilden geven. Als er steeds weer clubs verdwijnen omdat het klassieke businessmodel faalt, dan is het tijd voor iets anders.”

Maar het wordt (voorlopig) niet anders. Arkaga verlaat het zinkende schip, dat voortaan wordt bemand door Tom Coughlan, een lokale zakenman en zo mogelijk nóg ambitieuzer. Amper een maand na de overname wint de club de Setanta Sports Cup, een bekercompetitie tussen clubs uit de Republiek Ierland en Noord-Ierland. O’Mahony: “Het eerste wat Coughlan deed, was het prijzengeld – 150.000 euro – verdelen onder de spelers. Terwijl hij het echt wel nodig had. Zijn grote voorbeeld was… FC Barcelona. (lacht) De fans vonden hem schitterend, net als zijn plannen om een nieuw stadion te bouwen. Coughlan had maar één probleem: hij wist totaal niet hoe je een voetbalclub moest runnen. En hij weigerde naar anderen te luisteren. De beste spelers werden verkocht, spelerslonen werden van de ene op de andere dag gehalveerd. En op een dag streken hier plots twee voetballers uit Letland neer. Langs de ene kant willen besparen, maar tegelijk ook het geld over de balk gooien. We overleefden dat seizoen alleen maar omdat Celtic bereid was om hier gratis een oefenwedstrijd te spelen.”

Het gaat van kwaad naar erger. In september 2009 weigert de busmaatschappij, die al maanden niet meer wordt betaald, de ploeg naar Dublin te brengen. “De ultieme vernedering”, zegt O’Mahony. “Onze kapitein, Dan Murray, ging live op de radio en smeekte de luisteraars om geld te storten, zodat ze toch op Saint Patrick’s Athletic zouden kunnen spelen.”

Supporterstrust Foras komt in actie. O’Mahony: “Voor een thuiswedstrijd wilden we op het veld protesteren, maar de Ierse voetbalbond vroeg ons om dat niet te doen. Pas in dat geval zouden we samen aan tafel kunnen zitten. Een keerpunt: voor het eerst werd ons bestaan door de Football Association of Ireland erkend.” De voetbalbond gaat zelfs nog een stap verder. De voorzitter wordt voor een jaar geschorst en krijgt een boete van 5000 euro, terwijl zijn club geen licentie voor de hoogste afdeling krijgt. Het doek lijkt gevallen. O’Mahony: “Maar omdat de voetbalbond zag dat wij wel een betrouwbare partner zouden kunnen zijn, kreeg onze trust wél een licentie. Weliswaar voor de tweede klasse, maar we konden tenminste blijven voetballen.”

Het worden hectische dagen voor Foras Co-op – de club zal zijn oorspronkelijke naam pas in juni 2010 van de curator terugkrijgen – herinnert O’Mahony zich. “Plots waren we eigenaars van een voetbalclub, maar we hadden niets. (lacht) Geen spelers, geen manager, geen kledij, geen sponsors, geen terrein… Voor onze eerste wedstrijd in Derry scharrelden we dertien spelers samen, inclusief twee oude doelmannen. Voor de zekerheid had onze assistent-manager ook een paar voetbalschoenen meegenomen. Het was elke keer weer behelpen, maar we overleefden.”

Zaterdag 29 oktober 2011 wordt een historische datum. Op bezoek bij Shelbourne pakt Cork City FC de titel in de tweede klasse. “Het meest emotionele moment van de laatste drie jaar”, zegt O’Mahony. “Volwassen mannen vielen elkaar wenend in de armen. We wisten: dit hebben we allemaal sámen gedaan.”

Iedereen helpt mee

Terug naar vrijdagavond, anderhalf uur voor de wedstrijd Cork City FC – Shelbourne FC. Aan de kleine toegangspoort verwelkomen CEO Tim Murphy en club administratorÉanna Buckley de bezoekers. Handen worden geschud, de bezoekende manager krijgt een schouderklopje. “Er hangt een goede buzz rond de club”, zegt Murphy, de man die begin vorig jaar een overeenkomst sloot met de nieuwe hoofdsponsor: Clonakilty Blackpudding Company, een lokale producent van… bloedworst. “Niet omdat de eigenaars into football zijn, maar omdat we ons inzetten voor de gemeenschap, tewerkstellingsprogramma’s hebben uitgewerkt en aan liefdadigheid doen.” De tijd van de CEO is beperkt, hij wordt verwacht in een kleine container, waar hij… sjaals, mutsen en truitjes zal verkopen. “We overleven door vrijwilligerswerk.”

Zijn rechterhand, Éanna Buckley, springt in. “Tim heeft enorm veel connecties. Heel belangrijk, want in Ierland krijg je pas iets gedaan als je iemand kent. Hier wonen geen oliesjeiks die zomaar even een paar miljoen neertellen. Ook daarom verspreidt dit model zich over ons land.”

Buckley vertelt dat de supporterstrust Foras momenteel 600 leden telt. “Onze members betalen 120 euro per jaar, ouderen 60, goed voor een totale opbrengst van om en bij de 75.000 euro per jaar. In een periode van economische recessie een sterk signaal van clubliefde. Lidmaatschap geeft stemrecht op de jaarlijkse algemene en de bijzondere vergaderingen, waar de toekomst van de club wordt bepaald. Na de overname moesten we in de eerste plaats de uitgaven onder controle krijgen, waardoor het aantal mensen op de payroll zakte van veertig naar… vier. Volgens de licentievoorwaarden mag maximaal 65 procent van het totale budget naar spelerslonen gaan, wij zitten op 40 %. En sommige leden vinden dat nog te veel, want zij kijken – in tegenstelling tot investors – verder dan een voetbalseizoen. Natuurlijk vraagt onze manager, Tommy Dunne, méér, maar dat is ook zijn taak. (lacht) Wie een jaar lid is, kan worden verkozen in onze board, waar de voetbaltechnische beslissingen worden genomen. Want het zou al te gek zijn om 600 mensen te laten stemmen over een manager of spelers.”

Enthousiast voetbal

Terwijl de toeschouwers hun weg naar de tribunes zoeken, krijgt de Belgische gast een rondleiding langs de perszaal – vier tuinstoelen en een plastieken tafel – en de vipruimte, een lokaaltje met afgebladerde muren waar nu al twee flesjes wijn en een taart klaarstaan. “Kijk, daar is Corky, onze mascotte.” Niamh O’Mahony knuffelt de cheeta, die trots zijn rugnummer toont: 84, het stichtingsjaar van de club. Corky blijkt een halfgod voor de vele kinderen. Nog meer knuffels, een foto, de duim/poot gaat telkens weer omhoog.

Het publiek is heterogeen. Oudere mannen met kleinkinderen, gezette dames, jonge meisjes met veel te korte rokjes en opvallende schmink, de Corkvariant op sixteen and pregnant. Het vak van de bezoekers blijkt zogoed als leeg. Even tellen:…18, 19, 20, 21! Logisch: wie neemt nu op vrijdagavond de bus voor een vier uur durende rit van Dublin naar Cork? O’Mahony: “De tweede bus is verloren gereden en wordt pas na de rust verwacht.” Acht uur bussen voor drie kwartier voetbal, tja…

In het stadion zitten om en bij de 2500 toeschouwers. Véél naar Ierse normen, klinkt het verrassend. “We hebben, samen met Derry en Shamrock Rovers, de beste gates van the league. University College of Dublin, bijvoorbeeld, speelt voor amper een paar honderd toeschouwers.”

Wanneer de scheidsrechter de wedstrijd op gang wil fluiten, is de manager er nog niet. “Come on, Tommy!” Hij perst er een sprintje uit, wuift nog even naar de hoofdtribune en duikt dan zijn dug-out in. Veel managen hoeft Dunne niet te doen: 22 spelers, een bal en knallen. Voetbal zoals dat in de jaren zestig bij de Engelse buren werd gespeeld. De tackles zijn vlijmscherp en meestal veel te laat, de scheidsrechter strooit met gele kaarten. ‘Enthousiast’ voetbal. O’Mahony: “De meeste spelers zijn semiprofs die een job hebben en daardoor alleen ’s avonds trainen. Wie niet werkt, komt soms ook overdag naar de club.” Tien jonge Ieren en Dan Murray, een 31-jarige Engelsman die ooit profvoetbal speelde bij Peterborough United. “In de probleemjaren onze kapitein, die hier meer dan 200 wedstrijden speelde en daarna vertrok naar Shamrock Rovers, waarmee hij zelfs in de Europa League voetbalde. Toen hij vorig seizoen wilde terugkeren, kreeg hij van onze manager geen contract, zodat hij een gewone job zocht en gratis voor de club kwam voetballen. Mooi, toch?” De ruststand is: 0-0.

Terug naar de oorsprong

Tim Murphy, de CEO, begeleidt schooljongens naar het veld, dat steeds meer op een akker begint te lijken. “Kan ook niet anders”, zegt Corky, de mascotte. “In mei alleen al werden hier 36 wedstrijden gespeeld, soms zelfs drie per dag. Jeugdfinales, matchen van ons vrouwenteam, de eerste ploeg. Te veel, maar de eigenaar – Munster Football Association – beslist. Er zijn plannen geweest om elders te voetballen, maar Turners Cross is voor ons spiritual.”

De rijen aan de hamburger- en worstenkraampjes zijn lang, iedereen wacht gedisciplineerd op zijn beurt. Opvallend: in het hele stadion is er geen kantine. Wie dorst heeft, kan een flesje water of frisdrank krijgen. O’Mahony: “Een doelbewuste keuze. Onze leden vinden het ethisch niet verantwoord om hier, met al die kinderen, alcohol te schenken. Daardoor verliezen we misschien geld, ja, maar is dat het belangrijkste? Wat we niet hebben, kunnen we niet uitgeven.”

De tweede helft is al een tijdje op gang getrapt wanneer enkele jongeren, bakje friet in de hand, in de neutrale zone naar hun plaats slenteren. Spelers die zich opwarmen kijken er niet eens van op. Achter het doel gaan de ultra’s, Commandos 84, door het lint wanneer Danny Murphy zijn ploeg op voorsprong schiet. Het spel wordt nóg ruwer, de bezoekers nemen de wedstrijd in handen, supporters voelen de bui hangen. De manager moet ingrijpen, vinden ze. “Tommy, wissel toch eens!” Maar de manager haalt de schouders op en gaat, terwijl hij naar zijn bank wijst, met de fans achter zijn dug-out in discussie. “Kijk zelf maar, daar zit echt niemand die beter kan voetballen.” Ongezien.

Het wordt, diep in blessuretijd, nog 1-1. “Zie je wel, Tommy. F**k.” Afdruipen. In The Beer Garden, een pub om de hoek waar de bingoavond net is afgelopen, is er nog een event. Tijd om af te ronden. De CEO: “Dit is boeiend en angstaanjagend tegelijk. Wij, supporters, zijn de meest ambitieuze eigenaars van de club. Natuurlijk willen we winnen, maar we leiden ook spelers op, werken met vrijwilligers, zijn geïntegreerd in de lokale gemeenschap… Er is een bigger issue. Iedereen is gefocust op zijn job, zijn twee auto’s en zijn huis, terwijl wij met onze supporterstrust de solidariteit proberen aan te wakkeren. We moeten terug naar de oorsprong van het voetbal: een sport die mensen en een gemeenschap verenigt.” ?

DOOR CHRIS TETAERT IN IERLAND

“Toen de busmaatschappij de spelers niet naar Dublin wilde brengen, ging onze kapitein live op de radio en smeekte de luisteraars om geld te storten.” Niamh O’Mahony

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content