STVV klopte zaterdagavond op spectaculaire wijze Lommel SK. Het is niet meer dan een anekdote in beider strijd om als eersteklasser te overleven in de schaduw van Genk. Over poeier, maar vooral over poen.

Al mag Johan Boskamp er ook wezen, remember “blonde jongens die op een kegelbaan thuishoren”, Harm Van Veldhoven kent zijn gelijke niet als plastisch analist van Limburgse derby’s op Haspengouws grondgebied. Na STVV-Lommel had hij het over een doodschop hier en een kniestoot-terwijl-de-bal-onderweg-is daar; over een gescheurde wenkbrouw, een geknelde zenuw en zelfs een lichaam zonder gevoel. “Op het einde hebben ze ons ook nog proberen dood te duwen, en daar zijn ze nog in geslaagd ook”, zuchtte hij nadat zijn team in vijf minuten blessuretijd drie punten had verloren. “Nu, toen was de helft van mijn verdediging al afgevoerd en de rest geblesseerd.” Of hij, probeerde iemand, misschien iets op de arbitrale leiding aan te merken had ? “Tja, als je halve selectie gehavend in het gras ligt, dan moet er toch iets gebeurd zijn, denk ik. Goed, in principe moet je daar tegen kunnen, maar misschien had de scheidsrechter de lijn toch een ietsje rechter kunnen trekken.”

STVV tegen Lommel was ook een wedstrijd waarbij je je afvroeg waarom er op Staaien zitplaatsen nodig zijn. Iedereen staat er toch recht. Merkwaardig was ook het plaatselijk gejuich bij een ruststand in het voordeel van Lommel. Dat kwam, schijnt het, omdat Antwerp leidde. Navraag bij een geel-blauwe sjaal leerde dat Antwerp diezelfde avond tegen Genk speelde. “Nochtans”, zegt algemeen directeur Jos Vannut, “zijn we geen concurrenten van elkaar, maar de meeste mensen maken dat ervan. Sint-Truiden, Lommel en Genk moeten samen proberen te overleven in eerste klasse. Ik vind dat we regelmatig met elkaar moeten kunnen praten over dingen, en kijken wat we van elkaar kunnen leren. Misschien zou dat ook niet slecht zijn om sterker te worden binnen de Belgische voetbalbond.

“Elk heeft zijn hinterland”, vindt Vannut. “Alleen Lommel voelt wat meer de wind van Genk. Wij pikken geen supporters van Genk en zij geen van ons. Het vorige seizoen was heel, heel slecht, maar toch trokken we gemiddeld 7500 toeschouwers. Naast een geografische verklaring, ligt dat vooral aan de eigenheid van de Haspengouwer. Typisch de geschiedenis van STVV. Ik denk dat dat een enorme troef is.”

Een enorme troef die Sint-Truiden mist, is industrie. Haspengouw bleef zich altijd maar baseren op landbouw en fruitteelt, maar nu die tanend zijn, stelt er zich een groot probleem. “Als je de ontwikkeling in het midden en het noorden van Limburg ziet, dan moet je stellen dat men zich hier echt misrekend heeft door alle heil te blijven verwachten van fruit en landbouw”, aldus Vannut. “Hier is ook nooit aan ontsluitingswegen gedacht – om van Sint-Truiden weg te geraken, is niet zo evident. Als je altijd maar teert op landbouw en fruit is die ontsluiting ook niet zo meteen nodig, maar nu worden we met de neus op de feiten gedrukt. De consequenties zijn dat het voor ons moeilijker is in eerste klasse dan voor Genk. Volgens professor Bellens moet je gezien de snelle evolutie van de voetballerij met een budget van 250 miljoen kunnen werken om volwaardig te kunnen overleven in eerste. Het onze bedraagt slechts 150 miljoen, dus moeten we terugvallen op wat we misschien te kort hebben : industrie.”

Anders dan te blijven kankeren over de 250 miljoen die Genk destijds van de Kempense Steenkoolmijnen cadeau kreeg, is STVV zelf op zoek gegaan naar overheidsgeld. Het stelt zijn hoop op een project in Brustem, waar 350 hectaren zullen ontsloten worden : KMO- en industriezone, stadion, recreatie, ja, zelfs klein luchtverkeer. “Ja, want in Brustem ligt ook nog altijd een landingsbaan die men van overheidswege toch niet zomaar zal laten verkommeren”, redeneert Vannut. “Was er alleen het stadion, dan zou ik vrij pessimistisch zijn. We moeten het in zijn totaliteit bekijken. Het multifunctionele karakter. De politiek – zowel de gemeentelijke, provinciale als zelfs de Vlaamse regering – is erover aan het denken om dat daar in te planten, en de industrieel van buiten Haspengouw luistert mee. Het is de politiek die zal moeten uitmaken of het voor de streek iets heiligmakends is, voor de tewerkstelling en ontplooiing op industrieel-commercieel vlak.”

“Dat betekent niet dat wij bij de pakken blijven zitten”, besluit Vannut. “Ik lees in de doctoraalscriptie van Trudo Dejonghe trouwens dat als er op basis van geschiedenis en hinterland veertien ploegen moeten kunnen overleven in eerste, STVV erbij hoort. Wij staan op de dertiende plaats. Ondertussen proberen wij ons van boven tot onder te profileren op sportief vlak. Op provinciaal niveau zijn we met ons Haspengouw-project bezig, in derde klasse proberen we de samenwerking met SK Tongeren te ontwikkelen en we verhelen ook niet dat we op termijn een Europese ploeg willen vinden om mee samen te werken. Als we die piramide kunnen invullen, zijn we van boven tot onder kwalitatief bezig.”

Een gemeenschappelijke seathouder en sponsor van Lommel SK, STVV en RC Genk is Tony de Condé – van Banden de Condé, met vestigingen in Sint-Truiden, Hasselt, Genk en binnenkort ook in de uithoek Lommel. “Lommel moet zijn voordeel zien te doen met de geweldige industriële expansie die er onder impuls van burgemeester Van Velthoven op gang komt”, zegt hij. “In Lommel zijn ze een industriepark op Europees niveau aan het creëren. De verwachtingen zijn dat er zich binnen de vijf jaar 100 tot 150 nieuwe bedrijven zullen vestigen. Gezien de mogelijkheden die zich daar zullen aanbieden, is er ook al sprake om er een nieuw stadion te bouwen. Of het zich in eerste financieel kan handhaven, zal afhangen van de mate waarin het gebruik kan maken van de economische groei die er is. Maar in Sint-Truiden noch in Lommel krijgen ze ooit klaar wat Genk klaarspeelde.

“Wat de uitbouw van de club betreft, kunnen Lommel en STVV een voorbeeld nemen aan Genk”, vindt De Condé. “Hoewel het vijf jaar geleden nog in tweede voetbalde, nam het op organisatorisch vlak een enorme voorsprong. Genk is één van de best georganiseerde clubs van België, met ondertussen een stadion dat even mooi is als dat van Anderlecht en Standard, een titel, twee bekers… Juist dankzij hun organisatie trokken er veel sponsors naar Genk. Een groot gedeelte van de Limburgse middenstand ging er heen en heeft daar seats. Dat is een groot voordeel. Plus : zijn supporters. 4500 in Lommel, 19.000 of wat abonnementen in Genk, ja, dan zit er meer achter, hé. De mentaliteit is ook anders. Lommel is meer het rustige, de gezellige sfeer; STVV is poeier, dat is gas geven daar, met fans die vergelijkbaar zijn met Standard. Genk is met zijn migranten een combinatie van de twee : het zakelijke én de poeier. Die streek is nog veel meer voetbalminded dan Lommel.”

Fons Haagdoren is sportschepen van Lommel en gewezen speler van STVV. “Een competitie wordt met meer dan de rijke clubs gespeeld, en STVV en Lommel maken kans om daar ook in de toekomst nog in mee te doen”, denkt hij. “Heel belangrijk is daarbij de brede jeugdwerking. In het verleden deed Lommel het op dat vlak al goed, nu die is vernieuwd en verjongd zullen we zien wat daarvan de perspectieven zijn. Een nieuw stadion in het industriepark ? Tja, je kunt evolueren met de bedoeling je diep in de schuld te zetten met de hoop er ooit uit te geraken òf de zaken nuchter onder ogen zien. Nuchter en rustig als Noord-Limburgers zijn, is mijn visie dat er de komende jaren moet geprobeerd worden het bestaande stadion uit te breiden. De stad denkt op alle vlakken mee en doet alles om de club te steunen. Dit jaar deden we een inspanning om hen op een zuivere lei te kunnen laten beginnen ( de stad betaalde een investering van de club in gebouwen van 25,8 miljoen terug, nvdr), maar Lommel SK moet natuurlijk op zichzelf proberen te bestaan. Het is niet de bedoeling dat wij met gelden van de belastingbetaler elk jaar tekorten gaan bijschieten. De club huurt de infrastructuur op een gunstige basis en geniet op logistiek vlak langs alle kanten medewerking, maar ik zou er niet op rekenen dat de stad ook nog het stadion gaat verbouwen.

“Ik moet trouwens nog zien wat er in Genk gebeurt,” bedenkt Haagdoren, “want zo stabiel is het daar de laatste jaren ook niet geweest. Nog één of twee slechte seizoenen en het zou wel eens de andere kant van de medaille kunnen zien. Het zou niet de eerste keer zijn dat een groot stadion leeg komt te staan. Is het grote kapitaal dat in dat stadion werd geïnvesteerd, dan geen weggegooid geld ? Feit is dat Genk natuurlijk centraal in Limburg ligt en op het goeie moment van overal ondersteuning heeft genoten om uit te bouwen. Lommel daarentegen is altijd zo’n beetje het hoekske van ’t land geweest, waar ze maar een keer in ’t jaar komen om eens iets op te meten, maar Noord-Limburg zal ervoor vechten om het tegendeel te bewijzen. Er zijn samen grote inspanningen gedaan om terug te kunnen keren naar eerste, want in tweede is elke club op termijn dood. We zullen er dus alles blijven voor doen, maar wat is alles ? We moeten ook een beetje nuchter en realistisch blijven natuurlijk : we zullen ons moeder niet vermoorden om in eerste klasse te kunnen blijven voetballen.”

“Daarom”, benadrukt Gaston Peeters, manager van Lommel SK, dat het momenteel nog zonder hoofdsponsor moet stellen, “zijn ook wij bezig met een totaalproject. Daar zijn makkelijker investeerders voor te vinden, dan voor een verbouwing. In een samenwerking met een buitenlandse club geloof ik niet zo erg. Zijn derdekeusvoetballers van over de grens klaar voor de Belgische competitie ? Wij geloven veel meer in investeerders zoals meneer Nol Hendriks, die een van de drie partijen is die Predrag Filipovic kocht. Een puur zakelijke deal ja, maar dat vind ik ook gezond. De bedoeling is dat de investering kan renderen bij Lommel en dat bij verkoop alle partijen, waaronder onze club, gebaat zijn. Als je op die manier drie kwalitatief goeie spelers kunt binnenhalen die het niveau van de hele ploeg optrekken, trek je de rest ook allemaal mee natuurlijk.

“Limburg is niet groot, maar ik denk dat er voldoende ruimte is voor drie eersteklassers, omdat ze toch gespreid liggen”, meent Peeters. “Het is hier toch niet zoals in het Antwerpse met Lierse, GBA, Antwerp, Beveren… Goed, wij liggen tegen de Nederlandse grens, waardoor je rond Lommel maar een halve cirkel kunt trekken, maar als het sportief een beetje draait denk ik dat we ook wel een gemiddelde van zeven- à achtduizend kunnen halen. Ons budget van 140, 150 miljoen zal ook wel groeien naar 250 miljoen. Trouwens, als je vandaag selecteert op 250 miljoen, dan ben je in eerste klasse nog hoogstens met zes clubs aan het spelen. Belangrijk is ook de rol van de Profliga. Als het tv-contract drie keer zo groot wordt, zal dat ook het budget van de clubs omhoog trekken.

“Ik denk dat Lommel, zowel de club als de regio, in de lift zit,” eindigt Peeters. “Kijk, alle respect voor het werk van Trudo Dejonghe, maar ik denk dat wij veel beter weten dan hij hoe de toekomst van Lommel er gaat uitzien. Ons hinterland mag dan niet groot zijn, er is ook nog zoiets als een beleid. Als ik zie hoe sommige clubs door de jaren heen zijn opgebouwd, dan denk ik dat hun hinterland nòòit groot genoeg kan zijn ( lacht).”

door Christian Vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content