GEDULD IS EEN SCHONE JEUGD

© BELGAIMAGE

Het dilemma van de jeugdopleiding van Club Brugge: hoe bereid je jongeren voor op een carrière bij een A-ploeg die elk seizoen kampioen wil worden? Het antwoord ligt in een wetenschappelijke aanpak, met nog meer oog voor de fysieke component. ‘No sweat, no glory, niet alleen techniek telt.’

Volgende dinsdag is er weer Youth League op Schiervelde, waar de beloften van Club Brugge hun competitiewedstrijden afwerken. In de mate van het mogelijke, want voetbal in België is ook altijd een beetje improviseren. Als Roeselare thuis speelt in 1B, moet er weleens worden geschoven met wedstrijden. Ook qua locatie.

Binnen Club kijken ze reikhalzend uit naar de komst van FC Porto, toonaangevend in eigen land. Na duels tegen Leicester City (winst) en Kopenhagen (gelijk) is het een nieuwe Europese confrontatie, tegen weer een andere stijl. Een nieuwe test voor een beloftevolle, blauw-zwarte generatie, die vorig jaar net als de A-ploeg kampioen werd. Verscheidene jongens maakten vorig jaar het WK in Chili mee en begonnen vorige week onder leiding van Gert Verheyen aan de EK-kwalificaties van de U19. Een paar maakten afgelopen zomer ook al een deel van de voorbereiding van de A-kern mee, en op dit moment zijn er nog drie als trainee elke dag actief onder leiding van Michel Preud’homme. En zie, elk nadeel heeft inderdaad zijn voordeel. Toen er tegen AA Gent een pak spelers niet beschikbaar waren, zagen we plots Ahmed Touba opwarmen, de rijzige tot linksachter omgevormde gewezen linksbuiten die indruk maakte in de Youth League tegen Leicester City. Invallen deed hij evenwel niet. De stap is immers groot, weet ook Pascal De Maesschalck, sinds 2011 jeugdverantwoordelijke bij Club Brugge. ‘Die trainees… Als ervaring is dat fantastisch, maar tussen Youth League en Champions League is er natuurlijk een groot verschil.’

Club beseft dat en vraagt om geduld voor zijn jongeren. De laatste jaren kwamen ze slechts sporadisch bovendrijven (zie kader).

Komen is evenwel één, er blijven nog iets anders. Daarin slaagde – met vallen en opstaan wegens blessures – alleen Björn Engels. Brandon Mechele leek lange tijd ook een zekerheid, maar hij verloor vorig seizoen zijn plaats en wacht nu op zijn herstel en eventuele speelminuten. De anderen, Boli Bolingoli op kop, snoepen slechts mondjesmaat van de A-ploeg. Sommigen verloren hun geduld en vertrokken: Birger Verstraete voetbalt nu in Kortrijk, Tuur Dierckx bij Antwerp, Fries Deschilder en Dario Van den Buys in Nederland. Nikola Storm werd vorig jaar uitgeleend aan Zulte Waregem, maar merkte dat komen van een topclub geen garantie is voor speeltijd. Van de ene bank naar de andere. Sander Coopman ging hem afgelopen zomer achterna, met (voorlopig) even weinig speelminuten.

De Maesschalck: ‘Die moeilijke overgang is iets wat ons hoofdbrekens bezorgt. Op dat vlak helpt het niet dat 1B slechts acht ploegen telt. De belangen in zo’n kleine competitie zijn telkens zo groot? Het beste laboratorium is play-off 2, daar kan je experimenteren.

Het beste voor ons is dus spelers uitlenen aan die ploegen. De vraag is dan ook: hoe overbrug je de periode tussen 18 en 23?’

YOUTH LEAGUE

Wat kan helpen? Een Youth League, een minicompetitie met in de poulefase net dezelfde tegenstanders als de A-ploeg en uitzicht op Europees overwinteren als je als eerste of tweede eindigt? Sven Vermant, na werk bij de U10 en de U17 sinds twee jaar coach van de Brugse beloften: ‘Na slechts twee matchen in de Youth League zijn de eerste conclusies slechts voorlopig. De voorbereiding, samen met de A-ploeg reizen, wat persbelangstelling, dingen die ze hopelijk – voor hen die verder ontwikkelen -, ook op een later niveau nog zullen meemaken.

En als het puur over voetbal gaat: andere speelstijlen, een ander format, plus het spelen voor prijzen. We hebben enkele goeie jongens, dat er nog altijd een drietal met de eerste ploeg trainen, wil zeggen dat er kwaliteit is. Dan is zo’n platform een extra troef, naast de competitie, de beker van België en voor veel jongens ook de nationale ploeg. Ze zijn echt wel heel veel onderweg, en je moet erover waken dat ze ook nog genoeg trainen, om vooruitgang te boeken.’

De Youth League is een beetje vergelijkbaar met de nationale ploeg: een competitie voor spelers van -19. Ze voetballen er internationaal opnieuw tegen leeftijdsgenoten. Vermant: ‘Ons voordeel daarin is dat we een vrij jong team hebben. Twee jaar geleden hebben we de oudere jongens, voor wie we geen toekomst bij de eerste ploeg zagen, laten gaan en zijn we met een team gestart dat gemiddeld 17,5 jaar was. Vrij jong voor een U21, al werden we wel kampioen. Dat was geen doel op zich, het is zoeken naar een combinatie tussen spelers ontwikkelen en leren spelen voor de prijzen. Bij de A-ploeg moet dat ook. Daar moet je ook in de duels kunnen spelen. Dat is bij de jeugd minder – ze spelen er veel uit het duel. Die stap moeten wij hen leren zetten.

‘De ervaring in de Youth League kan helpen, maar dat doet een wedstrijd bij de beloften ook, omdat daar weleens jongens uit de eerste ploeg meespelen. Of jongens die twee, drie jaar ouder en fysiek steviger ontwikkeld zijn. Ik pleit voor geduld, wat misschien niet vanzelfsprekend is in een maatschappij die snel verandert. Schrijf zo’n Sander Coopman niet te snel af, die is laat matuur. En dan is het aan ons om er intensief mee te werken, zodat ze klaar zijn als ze hun kans krijgen.’

Pascal De Maesschalck: ‘Toen Michel hier pas was, en dat is ondertussen drie jaar geleden, zei hij: ‘Het verschil tussen kampioen zijn en tweede is maar één punt. Maar in dat ene punt zit veel.’ En dat hebben we gemerkt. Tegen Besiktas, twee jaar geleden, hadden we behoorlijk wat eigen spelers in de ploeg. Het percentage speelminuten lag hoog, zelfs in de play-offs. Ik herinner me nog de thuiswedstrijd tegen Charleroi in play-off 1. Coopman naar Obbi Oulare en diens assist voor Dierckx. Dat was een academy goal. Maar: we werden toen wel geen kampioen.

‘Vorig jaar was het speelpercentage van de eigen jongens in de A-ploeg minder en werden we wél kampioen. Les: wij moeten in de Academy in alles naar een hoger niveau: technisch, tactisch, fysiek én mentaal. Onze trainees tonen een goeie mentaliteit en zijn verstandige gasten, maar dat staat niet gelijk met jaknikken. Te beleefd mogen ze ook niet zijn. Respect hebben voor Timmy Simons, maar hem ook niet uit de weg gaan. Op dat vlak hebben we nog werk. Zoals: hoe kan ik mezelf meer manifesteren?’

PROFESSIONALISEREN

De lijnen naar de A-ploeg zijn kort en rechtstreeks, beide opleidingen leven niet naast elkaar. Coaches kennen de principes van Michel Preud’homme en passen die toe. Philippe Clement vormt de brug tussen opleiding en hoofdcoach. Keeperstrainer Jan Van Steenberghe neemt wekelijks de beste jeugddoelmannen onder handen. Peter Verbeke, die instaat voor rekrutering, doet dat zowel voor jeugd- als A-ploeg. Ook in de fysieke voorbereiding zijn mensen van de A-ploeg betrokken, alles gebeurt onder supervisie van Renaat Philippaerts. En met Maarten Martens, Sven Vermant en Jef Vanthournhout heeft Club ook ex-profs in de opleiding.

Het verschil maken met mensen, niet met contracten, is het leitmotiv. Jeugdspelers moeten, als ze een auto van de club krijgen, verplicht als instapmodel de basisversie nemen. Contracten zijn er, maar liggen lager dan bij pakweg Anderlecht. Vanuit de redenering: spelers moeten, als het bij Club afloopt, bij wijze van spreken met een goed gevoel in tweede klasse kunnen voetballen. Om dezelfde redenen vind je geen jonge buitenlanders in de academy. Europeanen mogen tekenen vanaf zestien, mensen van buiten de EU vanaf 18. De Maesschalck: ‘Als je bewust op zoek zou gaan naar bijvoorbeeld Scandinaviërs, moet je ook je loonstructuur veranderen.’

Club mikt op jonge Belgen, Nederlandstalig én Franstalig. Van U7 tot U12 vooral regionaal: Westhoek, tot Zelzate. Op die leeftijd moeten jongeren geen uren in de bus of de auto zitten. Er worden ook open talentdagen en vijf-tegen-vijfcompetities georganiseerd en wie goed is, mag komen.

Een ander verhaal wordt het hogerop. Dan worden de zoektochten gerichter én uitgebreid. Tot Brussel, Antwerpen, zelfs in Wallonië. De Maesschalck: ‘U14 is jong, maar nodig om concurrentieel te blijven.’

Dat betekent organiseren. Samenwerkingsverbanden opzetten met scholen, zoeken naar logies… Van de 134 leerlingen op de academy volgen er 118 secundair onderwijs en verblijven er 84 tijdens de week in Brugge. Sommigen op internaat, anderen in een gastgezin, een clubhome of op kot. De Maesschalck: ‘Vorig seizoen haalden er van hen 110 een A-attest, 2 een B- en 5 een C-attest – beter dan het Vlaamse gemiddelde. Maar ook dat vraagt inspanningen. Vorig seizoen waren onze U17 72 dagen in het buitenland. We hebben iemand aan boord genomen om bijlessen te geven en hen te begeleiden met hun studie. Ze zijn allemaal geslaagd. Zo win je een jaar en raken ze sneller bij de A-kern. Opleiding is ook een verhaal van geloofwaardigheid naar de ouders. Wij zien vaak hun kinderen meer dan zij en zijn ergens ook mama en papa.’

Op alle mogelijke manieren probeert Club zo de nadelen van zijn excentrische ligging en hoofdzakelijk monoculturele achtergrond om te buigen door een betere begeleiding. Nauwe samenwerking met school zorgt ervoor dat de hogere leeftijden van 15 tot 18 uur kunnen trainen. Collectief tactisch, individueel technisch en fysiek. Alle wedstrijden worden gefilmd en alle spelers getagd. Goeie passen, slechte passen, gewonnen en verloren duels. Doel: niet alleen voortgaan op buikgevoel – ‘ik vind dat een goeie speler’ – en kwaliteiten objectiveren, ook met gepersonaliseerd beeldmateriaal. Idem met het fysieke, via gps-tracking. En dat alles benchmarken, vergelijken met spelers op dezelfde positie in de A-ploeg en spelers van andere teams, ook zelfs in het buitenland. De Maesschalck: ‘Als coach moet je dan niet te veel je stem verheffen. Alles staat zwart op wit. Uiteindelijk blijft ook voor de jeugdspelers van Club de richtlijn: no sweat no glory.’

DOOR CHRIS TETAERT EN PETER T’KINT – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Het beste laboratorium is play-off 2, daar kan je experimenteren.’ – PASCAL DE MAESSCHALCK

‘Schrijf Sander Coopman niet te snel af, die is laat matuur.’ – SVEN VERMANT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content