Sinds enkele weken, tien jaar na het einde van zijn veel te korte voetbalcarrière, is Frans van Rooij aan de slag als chauffeur lichte vracht.

De tijd dat Frans van Rooij tijd zat had, is voorbij. Toch straalt hij nog immer rust uit, de man die zich met magistrale kap- en schijnbewegingen en afgemeten passes opwerkte tot één van de beste middenvelders in meer dan honderd jaar Belgisch competitievoetbal. Na zijn doortocht langs onze velden is Van Rooij in België blijven wonen. Inmiddels leeft hij ver van de volle stadions in een nieuwe, strak ingedeelde woonwijk in Lommel.

Het is lang stil geweest rond de Nederlander, die halfweg de jaren tachtig van PSV naar Antwerp kwam en er zich zo geliefd maakte als Vic Mees, Karl Kodat en generatiegenoot Hans-Peter Lehnhoff. Na een conflict met toenmalig manager Roger Henrotay van Standard, zijn tweede Belgische club, zag hij zijn carrière gedwarsboomd op amper dertigjarige leeftijd en verdween nagenoeg volledig in de anonimiteit.

“Je kan het koppigheid noemen,” zegt Van Rooij, ” maar als ik ‘neen’ dacht, zei ik niet ‘ja’. Nadat Standard nog maar eens twee jaar na elkaar goed had gedraaid, moesten plots alle Vlaamse spelers weg. De enige die mocht blijven, was ik. En daar kon ik me moeilijk mee verzoenen. Toen de club tijdens de winter aan een lucratief zaalvoetbaltoernooi wilde deelnemen, vond ik dat geen goed idee. Dat heb ik hen ook zeer duidelijk gemaakt. We hadden al wat geblesseerde spelers en bovendien stonden we aardig geklasseerd, dus ik vond het beter dat we alles op de competitie zetten in plaats van ergens in een zaal het risico op nog meer blessures te gaan lopen. Toen ik weigerde op de bus te stappen, ontstak Henrotay in een Waalse furie. ‘De bus op of je speelt niet langer’, dreigde hij. Ik weigerde en werd naar de B-kern verbannen.

“Henrotay dreigde ermee dat hij zou zorgen dat ik nooit nog ergens aan de bak kwam en meer van dat fraais. Jammer genoeg voerde hij ze ook uit. Er werd een stevig bedrag op mijn hoofd gezet, zodat geen enkele club me wilde. Het arrest-Bosman bestond nog niet. Toen ik weigerde het minimumcontract te tekenen, zat ik acht maanden thuis. Echt vervelend was dat niet : ik heb me nooit druk gemaakt en bleef hopen op een goede oplossing. Die leek er te komen toen Arie Haan, die op dat moment trainer was bij PAOK Saloniki, nog een spelverdeler nodig had. Een seizoen lang kon ik me in de hectische Griekse competitie uitleven. Alle verhalen die ik over het Griekse voetbal had gehoord, bleken waar. Maar gelukkig speelde ik me er meteen in de gunst van het publiek.

“Haan raadde me aan om een groot deel van mijn loon op voorhand te vragen, zodat ik niet zoals de meeste andere spelers het risico liep dat ik maandenlang op mijn geld moest wachten. Ik was er heel graag langer gebleven, maar na één seizoen riep Standard me terug, hoewel ik op Sclessin geen speelkans meer kreeg. Met Westerlo voetbalde ik nadien nog een tijd voor het behoud in tweede klasse, maar ik gaf er te veel verloren passes. Bij Antwerp en Standard stuurde ik de bal haast blindelings over het veld omdat ik wist wie zich waar en wanneer zou aandienen, maar dat was bij Westerlo helemaal niet het geval. Toen ik er na een half jaar uitviel met een blessure, betekende dat het definitieve einde van mijn carrière.”

Hij heeft er niet het maximum uitgehaald. “Best mogelijk. Maar veel, zoniet alles had te maken met de houding van Henrotay. Het enige wat ik echt heb laten schieten, was een transfer naar Straatsburg toen ik nog bij Antwerp speelde. Als club was Straatsburg lang geen grootheid, maar financieel was het voorstel werkelijk om van te duizelen. Begrijpelijk ook dat iedereen me gek verklaarde toen ik er niet op inging. Maar ik had het bij Antwerp zo naar mijn zin, dat ik er gewoon niet wilde vertrekken. De sfeer onder de spelers was er één die je nergens anders treft. Elk weekend gingen we na de wedstrijd met de hele groep op stap. En dan de supporters ! Toen PSV, dat me aanvankelijk verhuurde aan Antwerp, me terug wilde halen, dreigden de Antwerpfans met een mars op Eindhoven met maar één doel voor ogen : het Philipsstadion kort en klein slaan. Ik weet niet of PSV voor dat dreigement is gezwicht, maar ik ben wel op de Bosuil mogen blijven, waar ze me definitief overnamen.”

Na zijn loopbaan zat Frans van Rooij tien jaar thuis. PSV, Antwerp, Standard en Saloniki hadden hem een aardige spaarpot opgeleverd en dus was er geen reden tot paniek. “De dagen vlogen voorbij, ook al had ik niet meteen iets om handen. Ook mijn vrouw was de hele dag thuis, want als Nederlander heb je in België geen recht op een uitkering. In sommige huisgezinnen zouden zulke situaties na drie dagen al voor fikse ruzies zorgen, maar wij hadden veel tijd voor ons huis, voor onze dochter, voor de honden en voor elkaar. Al is het echt wel aanpassen. Ook nu met mijn nieuwe job waarvoor ik toch de hele dag in België en Nederland de baan op ben, is het dat opnieuw, want voor het eerst in mijn leven ga ik echt werken.”

Zo nu en dan trapt hij met het werk op zaterdagmiddag nog een balletje tegen caféploegen uit de buurt, vertelt hij. En vorig jaar was hij samen met Luc Beyens jeugdcoördinator bij Lommel. “Maar na anderhalve maand hield ik dat al voor bekeken. Het strookte hoegenaamd niet met mijn visie op voetbal. Voetbal moet bij kinderen vooral gelijkstaan met plezier beleven, en dat was het bij Lommel niet. Die jongeren zaten in zo’n keurslijf dat alle frivoliteit hen werd ontnomen. Je kan dan wel jeugdcoördinator zijn, maar als je alleen staat met je idee, kan je beter vertrekken. Voor mij is voetbal altijd geweest : plezier met de bal.”

door Stefan Van Loock

‘Ik had het zo naar mijn zin bij Antwerp, dat ik er niet wilde vertrekken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content