Ook de derby tegen Antwerp was voor Germinal Beerschot niet de opkikker in een dof seizoen. Dinsdag in de bekerreturn tegen Sint-Truiden dan maar ?

Er wordt luid meegezongen en gelachen in Café TheChange tegenover het Olympisch Stadion. Na de ochtendtraining van GBA dwarrelen een aantal spelers binnen, terwijl de trainers en de teammanager koffie drinken en de krant lezen. Verbaasd klampen een paar Ajax-jongeren Franky Van der Elst aan wanneer ze diens foto in een magazine aantreffen. Van der Elst schudt het hoofd : “Ze vragen mij of ik écht nog met Jean-Pierre Papin, die ook op die foto staat, gespeeld heb. Die mannen weten niet wat ik allemaal beleefd heb, die denken dat ik een sjotterke van het vierde knoopsgat was.”

De stemming is uitgelaten gezellig, ook al komt Antwerp twee dagen later op bezoek en valt met Petter Rudi wéér een sterkhouder uit. Maar het komt wel allemaal goed, sust assistent-trainer Simon Tahamata, die in een hoek wijs voor zich uit kijkt en in zijn thee roert : “Ik heb een paar weken geleden al gezegd dat het sportief allemaal goed komt hier. Geloven jullie Simon nou maar.” De toestand is niet zo hopeloos dat Simon of Franky zichzelf moeten opstellen. Evenmin moet teammanager Eric Verhoeven, bekend om zijn technisch vernuft, opdraven. Hoewel, technisch vernuft. “Waar zit uw technisch vernuft ? Ik pak nog al uw penalty’s”, snoeft de keeperstrainer. Verhoeven haalt de schouders op : “Je pakte er één, de laatste van een reeks van twintig, omdat ik het toen al beu was.”

Het is Van der Elst niet aan te zien dat hij zich zorgen maakt over zijn lot en dat van zijn ploeg. En dat komt niet omdat het lot van Lommel beslecht lijkt : het forfait van Lommel gaf geen aanleiding voor een feestje : “Ik vind niet dat je op het graf van iemand moet gaan staan dansen. Maar ik stop niet weg dat het in ons geval wel voor mentale rust zorgde. Ik blijf bij mijn standpunt dat we nooit zakken. Alleen had ik er niet op gerekend dat Charleroi zo’n onwaarschijnlijke reeks zou neerzetten. Het enige wat voor ons telt, is zo snel mogelijk vóór Lommel komen.”

Dat duurt minstens nog een week. Eigenlijk hoopte GBA al tegen Antwerp drie punten te halen, waardoor het in de klassering voorlopig safe zou staan en met een gerust gemoed naar het bekertreffen tegen STVV kon toeleven. Maar dat lukte niet. Opnieuw scoorde GBA te weinig uit voldoende open kansen, maar in zak en as zat de ploeg zondagmiddag evenwel niet. Breed lachend stapte Tahamata na afloop de kleedkamer uit : “Ik zei toch dat het allemaal goed komt. Nog twee puntjes !”

Net als op Gent voetbalde GBA opnieuw aardig en had het meer balbezit. Op het middenveld toonde Daniel Cruz met enige vertraging dat hij een meerwaarde kan bieden, al mist de ploeg de komende weken in die linie het voetballend vermogen van Rudi. Maar een zieke ploeg heeft trainer Van der Elst ondanks de aanhoudend tegenvallende resultaten de laatste maanden niet gezien. Zeker niet op training : “Ik kan ook in die moeilijke weken écht niet klagen over een gebrek aan inzet of onvoldoende motivatie. Ik heb de week voor Antwerp nog tegen de jongens gezegd dat ik tevreden over ze ben. Alleen thuis tegen Standard, na de nederlaag op Mechelen, zag ik een verkrampte ploeg. Een waar de angst om te verliezen groter was dan de wil om te winnen.”

Het enige, zegt Van der Elst, wat op hem weegt, is de onzekerheid. Doordat hij nog niets hoorde van de nieuwe eigenaars gaat hij ervan uit dat voor volgend seizoen niet meer op hem gerekend wordt. Het kan, beseft hij, dat hij na dit seizoen gewoon werkloos is. Ook Willy Wellens gaat ervan uit dat het voor hem over is op het Kiel. Alleen jammer, denkt Van der Elst, dat met niemand gepraat wordt : “Veel spelers komen naar mij met vragen over hun toekomst of wat er gaat gebeuren. Een speler heeft daar meer nood aan dan een trainer. Hoewel. Ik zou het liever van iemand horen, ook als het nee is. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent. Nu kan je alleen maar gissen.” Dat niemand hem durft te zeggen dat het voor hem afgelopen is omdat dat zijn motivatie in de strijd voor het behoud en voor een finaleplaats zou schaden, kan hij zich niet voorstellen : “Ik heb als trainer nog niet zo veel op mijn palmares. Voor mij is zo’n bekerfinale halen ook heel belangrijk, hoor.”

Verdeeld kijkt de spelersgroep naar de toekomst, want meer dan de helft van de kern weet niet wat die brengt. Terugkeren naar Amsterdam, beseffen de Ajacieden die nog onder contract liggen, betekent hooguit nog een jaar Ajax 2 of in het beste geval een uitleenbeurt aan een of andere obscure Nederlandse ereklasser. Wat komen gaat, bekijkt kapitein Aaron Mokoena, die nog een contract van één jaar heeft bij Ajax, dan ook nuchter : “Een terugkeer naar Ajax is voor mij, denk ik, niet aan de orde. Ik denk dat ze daar in Amsterdam net hetzelfde vinden. Net zoals ik ginder veel leerde, leer ik nu hier veel. Maar ik hoop evenzeer straks op een hoger niveau nog meer op te steken. It’s time to move on. Hier kan ik volgens mij niet veel meer leren.”

Waar zijn toekomst zich dan wel zal afspelen, weet hij nog niet en erover praten wil hij nog niet : “Daar heeft een voetballer een manager voor. Aan hem om mij straks te zeggen welke de mogelijkheden zijn.” De kansen op een verlengd verblijf aan het Kiel schat hij gering in. Ook al is hij met zijn inzet en verantwoordelijkheidsgevoel het type speler dat in de smaak valt van de nieuwe eigenaar, JosVerhaegen : “Eén keer heb ik hem ontmoet en het lijkt me een veeleisend man, maar mij motiveren om te blijven, dat wordt moeilijk, want ik ben, voel ik, aan een volgende stap toe.”

Maar eerst wil Mokoena zijn job bij GBA afwerken. Onbegrijpelijk vindt hij het dat zijn ploeg zo in de knoei zit, “want alle spelers hier kunnen een stukje voetballen.” Aan de vermeende opdeling tussen Ajax-spelers en de anderen, zal het naar zijn oordeel niet gelegen zijn. “Ik merk daar niets van. Ik zou echt niet weten waar dat vandaan komt, want we trekken allemaal met mekaar op. Ons enig probleem ligt op mentaal vlak : daar zijn we kwetsbaar omdat we met veel jonge, onervaren spelers zitten. Zelfs ik maakte zo’n situatie met degradatievoetbal nooit mee, maar ik geef nooit op. Ook bij de anderen merk ik die positieve ingesteldheid : geen enkele speler twijfelt aan de goeie afloop dit jaar.”

Naast de Ajax-spelers weet ook Petter Rudi niet wat zijn toekomst inhoudt. De optie om zijn contract automatisch te verlengen werd niet gelicht, zoals geen enkele van de drie spelers die einde contract zijn al aan tafel zat voor volgend jaar. Svetlicic en de pas fitte Marinovic zullen nooit meer de riante voorwaarden krijgen waarvan ze vier jaar geleden profiteerden, maar Bert Dhont koestert wel nog hoop. Twee weken geleden kreeg hij een telefoontje van zijn manager, Fernand Goyvaerts, met de mededeling dat er na de derby tegen Antwerp met hem gepraat zou worden over een nieuw contract. Dhont : “Als we in eerste klasse blijven, willen ze graag met mij doorgaan. In het andere geval gaven ze aan het liever zonder mij te doen. Dan moet ik eventueel via mijn diploma van handelsingenieur een job zoeken en dat combineren met deeltijds voetballen.”

Drie jaar GBA hebben van Dhont zowaar een beetje een Rat gemaakt. Blij is hij dan ook met de terugkeer van Jos Verhaegen. “Al kan ik me inbeelden dat niet iedereen mijn mening deelt, als ik hier eens rondom mij hoor. Maar Verhaegen was voor mij degene die mijn transfer er drie jaar geleden doordrukte, terwijl anderen aarzelden. Misschien omdat ik het type voetballer ben waar hij van houdt.”

De transfer van Bert Dhont leidde destijds een verandering van de clubpolitiek in. Ging Germinal Beerschot aanvankelijk voor de top, ineens werd op voetballers gemikt die einde contract waren. “Toen ik hier kwam, had ik het gevoel te belanden in een topclub in wording. Misschien goed voor mij dat dat niet doorging, anders had ik het moeilijk gehad om week na week in de ploeg te staan. Want de trainer zag me, zoals hij toen aangaf, meer als uitbreiding van de kern in de breedte.”

Iets meer dan twintig wedstrijden per seizoen speelde Bert Dhont de afgelopen drie jaar. Dit seizoen kwam hij maar laat in de ploeg. “Ook al liep het met de reserven heel goed als libero.” Nu is hij een van de spelers die ondanks de moeilijke situatie voorop gaan in de strijd, terwijl anderen het laten afweten. “Er zitten hier heel veel jongens die stuk voor stuk veel betere voetballers zijn dan ik, maar je ziet waar je staat als je er zo een stuk of zes in je ploeg hebt. De meesten missen de wil om zich door te zetten, om beslissend te zijn.”

Te laat voelden de spelers dit jaar aan dat het sportief verkeerd liep, zegt Dhont : “Bij Beveren wist je vooraf dat je moest vechten tegen de degradatie. Zodra je veertiende stond, werd je je ervan bewust dat het hard tegen hard zou gaan. Terwijl dat hier niemand voelde aankomen. We gleden af in de rangschikking, maar iedereen riep dat het niet kon, zo laag vallen met zo’n goeie voetballers. Pas na Mechelen beseften we dat we de realiteit onder ogen moesten zien en dat we in degradatiegevaar stonden. Daar is toen heel verkrampt op gereageerd. Ik ken dat soort situaties van bij Beveren, maar voor die jongens van Ajax was dat iets nieuws, die hadden altijd gevoetbald in een elftal dat beter was dan de tegenstander, dat makkelijk won. Dan kom je hier terecht in een team waar je moet knokken om de betere te zijn, waar het niet volstaat om een technisch begaafde voetballer te zijn…”

Dat de raad van beheer de spelers een paar weken geleden meldde dat een ontslag van de trainer niet aan de orde was, daarin kon Bert Dhont zich best vinden : “Dat zou nu niets opgelost hebben, want het probleem is het onevenwicht in de kern. Net zoals voor Van der Elst zou het ook voor een andere trainer moeilijk zijn uit de beschikbare spelers hier een samenhangend geheel te smeden. Samenhangend zowel wat betreft posities als het mentale aspect.”

Een persoonlijkheid als Marc Degryse, bedenkt Dhont, is wat GBA misschien nog het meeste mist. “Vorig jaar camoefleerde Marc nog veel fouten. Ook als hij een mindere wedstrijd kende, kon hij met één ingeving bepalend zijn voor het resultaat. Je mag het niet zeggen, maar in feite missen we Marc meer dan we gedacht hadden.” Al kon Petter Rudi een beetje de rol van Degryse overnemen, meent Dhont : “Op voorwaarde dat hij fit was. Een topfitte Rudi geeft je een dimensie meer.”

Dat moest ook de steeds meer wegdeemsterende Paul Kpaka constateren. Maar meegaan in de vraagtekens die de laatste weken achter de echte waarde van Kpaka worden gezet, doet Dhont niet : “Voor de afwerking zijn we gewoon te afhankelijk van hem. Vorig jaar bewees hij wat voor een schitterende spits hij is, maar nu voetbalt hij te veel op een eiland omdat de aanvoer die hij vorig jaar kreeg er nu niet komt. Voor het seizoen al wist ik dat dit door het vertrek van Degryse een heel andere situatie zou worden voor hem. Hij zegt vaak : stop mij in een betere ploeg en ik zal nog meer renderen. Ik kan hem daar in volgen. Volgens mij kan hij het echt op een hoger niveau waarmaken. Alleen had hij dat misschien beter niet gezegd. Want als je roept dat je bij GBA niets meer kan leren en je mist de week daarna een penalty, dan denkt iedereen dat je er met je hoofd niet meer bij bent. Maar dat neemt niet weg dat hij waarschijnlijk gelijk heeft wanneer hij zegt dat hij hier niets meer kan leren. Misschien is het beter dat wij dat in zijn plaats zeggen.”

Dat er zo veel spelers van Ajax tegelijk in de ploeg zouden staan, had Dhont niet verwacht : “Omdat hier toch veel spelers lopen die bewezen dat ze belangrijke waarden kunnen zijn in eerste klasse. Ik had verwacht dat Haagdoren, Vande Weyer, Cooreman vaker zouden spelen. Philip kan dat zeker aan, de positie van Degryse overnemen. Sommige spelers krijgen of kregen te weinig vertrouwen. Laat Philip eens vijf weken staan en je zal wat zien. De Ajax-spelers vind ik niet beter, maar ook niet minder. Iedereen in onze kern is evenwaardig. Eigenlijk zitten er heel weinig uitschieters in. Wie wel wat bijbrengt in dit elftal is Aaron Mokoena. Een goeie kapitein, van wie ik hoop dat ze hem tenminste hier kunnen houden. De anderen ? Ik zou graag zien hoe ze zich ontwikkelen als ze alleen in een elftal gedropt worden. Zet een Quansah, een Obodai alleen in een vreemd team en ze maken waarschijnlijk een beter seizoen. Maar vijf ineens, dat is te veel. Ook al beseffen ze wel degelijk dat ze hier moeten presteren om elders weer aan de bak te komen. Alleen kan ik me inbeelden dat het een serieuze aanpassing is als je plots naar hier gestuurd wordt. Het duurde ook een half jaar eer Aaron zich kon doorzetten. Ook de andere jongens van Ajax ervaren dat nu. Naast het veld kan je ze weinig verwijten en ze vormen echt geen aparte ploeg in de kleedkamer. Maar ik verwachtte er toch meer van.”

Daar heeft hij in de club nog niet over gepraat : “Ik mis hier een aanspreekpunt, iemand bij wie je met dat soort verzuchtingen terecht kunt. Bij de trainer ligt dat moeilijk als je niet in de ploeg staat. Maar naast de trainers zie je hier ook niemand, behalve Eric Verhoeven. Ook al weegt het gebrek aan contact niet op het sportieve. Iemand die de spelers die er nu naast vallen vertrouwen geeft, zal volgend jaar volgens mij eens wat zien. Sommige spelers zijn echt aan het aftellen omdat ze er op gebrand zijn te bewijzen dat ze meer kunnen dan wat ze nu mochten tonen. De trainer die komt, krijgt zo een hele sliert spelers die dubbel gemotiveerd zijn.”

door Geert Foutré

‘Ik steek niet weg dat het forfait van Lommel voor een mentale rust zorgde.’ (Franky Van der Elst)

‘Voor de afwerking zijn we gewoon te afhankelijk van Kpaka.’ (Bert Dhont)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content