‘Nu pas besef ik wat ik gedaan heb’, zegt Léon Mokuna. ‘Daarom ben ik fier op Aruna.’ Over het gat dat ’s lands eerste Afrikaanse voetballer anno 1957 in de transfermarkt schoot.

Hoewel hij zeven verdiepingen hoog woont, kan hij ze door de bladeren op de bomen net niet zien, de trainingsvelden van AA Gent. Maar dáár liggen ze, wijst LéonMokuna. Daarachter. Beneden raast het verkeer de autosnelweg op en vanaf het balkon waait de eerste warmte het met ivoor en Afrikaanse kunst opgesmukt…

“Wat willen jullie drinken ? Ik heb schuimwijn koud staan…”

… bruin interieur binnen.

Terwijl Derrick op France 2 vecht met de synchronisatie heeft Mokuna chips op een bordje gelegd en schenkt hij bier in een waterglas. Kunnen wij die schuimwijn voor hem openmaken ? Hij heeft daar altijd problemen mee. ” Merci, merci.” Met een trage beving in de arm raken de resterende glazen gevuld. ” Moi, je m’appelle Léon, hein ( lacht). Léon of Trouet zoals u wil. Allez, on trinque un peu. Santé.

Santé.

“Nu pas”, zegt hij met een kreun in de zetel zakkend, “voel ik dat ik voetballer ben geweest. Artrose in de heup, zie je. Ze pakten mij soms hard aan, maar ik vocht terug.”

Vijftig jaar is het inmiddels dat Mokuna in Europa vertoeft. In 1954, de koloniale tijd nog, kwam hij vanuit toenmalig Kongo naar Portugal, waar hij bij Sporting Lissabon ging voetballen. “We verbleven daar op de club : opstaan om halfzeven, trainen van halfacht tot de middag en bij het terugkomen nog tien keer rond het stadion lopen. Het eten werd allemaal afgewogen, maar soms had je alleen nog zin om niets meer dan melk te drinken. Je sliep wat, want om halfvier moest je weer trainen tot zes uur. Als je dan thuiskwam, kon je niks anders dan slapen.”

La Gantoise, het toenmalige AA Gent, had hem opgemerkt toen de nationale selectie van Léopoldville een paar wedstrijden kwam spelen tegen hen, Anderlecht, Standard en Beerschot. “In vijf wedstrijden had ik tien doelpunten gemaakt. Twee dagen nadat ik hier met mijn vrouw en twee kinderen was gearriveerd, nodigde meneer DeJaeghere van HetVolk ons uit om naar een wedstrijd van La Gantoise te komen kijken. Tijdens de rust kwam TonyHebbelinck, de technisch directeur, mij in de tribune vragen of ik niet wou meespelen. Ze hebben mij een uitrusting gegeven en ik heb die tweede helft twee keer gescoord. Ik had het voetbal nog in de benen zitten van in Portugal, hein ( grijnst). Maar de supporters zagen voor het eerst een Afrikaan in België voetballen : je kan het je niet voorstellen ! Maar racisme, ach, ik spreek daar niet graag over. Je had dat toen ook in andere landen en eerlijk gezegd, ik hoorde het niet als ik op het veld stond.”

Maar toch. Gemakkelijk heeft hij het als eerste Afrikaan in onze competitie niet altijd gehad. “Er waren wel spelers die hun racisme lieten blijken. Sommigen betaalden supporters pinten om mij uit te fluiten en mij zo uit de ploeg te krijgen. Ik herinner me een wedstrijd in Oost-Berlijn tegen Vorwarts Berlin. Ik zag tijdens de opwarming een groepje staan praten en een ploegmaat waarschuwde mij : ‘Pas op, Léon, ze zijn aan het afspreken om je de bal niet te geven in de wedstrijd.’ En dat gebeurde ook : liep ik naar links, ze passten naar rechts ; liep ik naar rechts, ze passten naar links. Ik liep als een gek. Aan de rust heeft de trainer mij eraf genomen. Ik had niks goeds gedaan, zei hij. Maar achteraf kwam de secretaris van de club mij zeggen dat wie op het dak zit meer wind vangt dan wie op het gelijkvloers staat. ‘Ze spreken te veel over je’, zei hij. Maar had ík daarom gevraagd ? ! Ik wou alleen maar voetballen.

“Wacht, ik zal je nog een anekdote vertellen. We speelden met Gent thuis tegen Anderlecht. Tot rond het veld stonden overal stoelen. Volk ! Vólk ! Ah, ze kwamen allemaal naar Mokuna kijken. Toen er een speler van Anderlecht geblesseerd raakte en de verzorgers met water het veld op kwamen, wou ik ook wat drinken. Maar de speler draaide zich kwaad om. Ik mocht niet drinken. Alors, ça… terrible… We hebben trouwens eens vijf punten voor gestaan op Anderlecht, maar toen begon iedereen te klagen dat die of die de bal niet afgaf. Enfin, patati en patata, weg vijf punten.

“Ah, we hebben wat meegemaakt ( zucht). Ik was zo ook eens met vijf spelers uit de Belgische top, waaronder Jacky Stockman, Jef Vliers en Lucien Olieslagers, naar de televisie aan het Flageyplein geroepen. De kijkers konden op de vooravond van de wedstrijd tegen Hongarije stemmen op ons, vijf midvoors, om te beslissen wie de beste was. Hoewel ik werd uitgeroepen tot beste Belgische midvoor, Kongo was in die tijd nog van België, ben ik nooit in de nationale A-ploeg geraakt. Tijdens een wielerkoers, waar ik als eregast meereed in een volgwagen, kreeg ik per toeval te horen waarom : ik speelde helaas niet in een Brusselse of een Waalse ploeg. Verder dan vier keer in de B-ploeg ben ik daarom niet geraakt.

“Maar ik werd bij Gent wel goed opgevangen : ik kreeg werk bij HetVolk, voor de Franstalige zaterdagkrant, Samedi. Ik deed daar acht of negen jaar lang een beetje van alles. Op een dag belde de personeelsdirecteur mij op mijn bureau om te controleren of ik daar wel was. Ik begreep er niets van. Maar wat bleek ? Elders in de stad had een zwarte Amerikaan met een blanke vriendin een hotelkamer gehuurd. De receptionist belde meteen naar de krant om te zeggen dat Mokuna daar met een vrouw zat ( schatert). Hij was er zeker van. Mais où est le sérieux ? De onderdirecteur zelf is naar daar gedaan om hem persoonlijk te gaan vertellen dat ik op de krant aanwezig was ( lacht). Toen op dat moment die Amerikaan buitenkwam, zag die receptionist het ook. Iedere zwarte was Mokuna, dachten ze. Heel de stad liep vol Mokuna’s ( lacht). Terrible !

“Daarna ging ik in Brugge voor Congo Shipping werken. Import en export. Ik importeerde onder andere sportartikelen in Afrika. Ik was de enige die centraal Afrika bevoorraadde. Broekjes, kousen, schoenen… Burundi, Rwanda, Gabon, Kongo… Fin de fin heeft Mobutu alle buitenlandse handel in handen genomen. Toen hem ter ore kwam dat ik een bloeiende handel had, moest ik er van hem mee stoppen. In Gent ging ik toen zelfs net een ateliertje openen, maar toen alle machines geïnstalleerd waren, stond ik daar. Ach, in mijn tijd, vous savez…”

Als hijzelf nog eens zuinig van zijn eerste glas nipt, maar ons het bier en de verraderlijk zoete schuimwijn gul heeft ingeschonken, ontrolt Mokuna uit een koker de foto’s van zijn Portugees verleden. Mokuna aan de zijde van Chavez, Mokuna aan de zijde van Eusebio. ” ABola heeft ooit eens een foto afgedrukt met daaronder een bijschrift : hier zie je de overzeese spelers, met van links naar rechts… Maar het was volledig zwart ( schatert).”

Hij hoeft, zegt hij, in Lissabon maar te zeggen wie hij is “en ze laten mij zo binnen. In het hotel dat aan het stadion is gebouwd, slaap ik voor niks. Maar in Gent betaal ik gewoon mijn ticket, hein ( lacht). Als ik nu naar een wedstrijd van AA Gent ga, zijn er veel die grappen dat ik een beetje te vroeg bij de ploeg gekomen ben ( lachje). Vous savez, eigenlijk had ik bij Anderlecht moeten spelen, maar ze twijfelden. Dus is het La Gantoise geworden. EugèneSteppé, de technisch directeur van Anderlecht, wou mij nochtans heel graag. Elke keer als hij mij tegenkwam, begon hij erover. Maar ja, hij besliste niet alleen.”

Uitgerekend Steppés kleinzoon, SergeTrimpont, is het die nu manager is van ’s lands beste Afrikaan, ArunaDindane. “Als ik Aruna bezig zie, weet ik dat ik beloond ben. Daar ben ik fier op, op het succes dat hij heeft. Nu pas zie ik welk werk ik gedaan heb. Want na mij is Julien Kialunda gekomen, Paul Bonga-Bonga… Zelf heb ik ook een tijdje spelers ondergebracht bij clubs. YvesEssendé, bijvoorbeeld, heb ik naar België gehaald.”

Negen kinderen heeft Mokuna. Zeven bij zijn in 1998 overleden Afrikaanse vrouw, twee bij zijn tweede echtgenote, die hij wel al kende sinds haar zeventiende. Op een paar na zijn de kinderen uitgezwermd over het Europese continent. Ver ook van zijn broer en zus in Kinshasa slijt Mokuna nu zijn dagen in een sociale woonwijk van Ledeberg.

“Gelukkig is de tv er”, zegt hij. Naar de Franstalige feuilletons mag hij ’s namiddags graag kijken, Léon Mokuna. “Weet je, vroeger bij Gent kon je geen Vlaams spreken, hein. Alles in het Frans ( lacht). Ik heb mij dat vaak afgevraagd : hoe is het mogelijk ? ! Allez, in Kinshasa leerden de scheutisten, Vlamingen, ons Frans. Sprak je toen Vlaams in Kinshasa, je werd opgepakt, hein. Zes maanden cel ! Zes maanden ! En je mocht uitleggen wie het je geleerd had.”

Inmiddels is het Uncas pour deux, ook bekend als Ein Fall für zwei, dat op de tv in de hoek verstrooiing biedt, al even asynchroon als Mokuna zijn debuut in België ervoer. “Gelukkig kon ik voetballen,” zegt Mokuna, “anders bestond ik niet meer. En had ik niet standgehouden, dan denk ik niet dat er nog veel ploegen een Afrikaan gewild zouden hebben. Maar je ziet, talent is sterker dan al de rest.”

door Pierre Bilic en Raoul De Groote

‘Iedere zwarte was Mokuna, dachten ze.’

‘Sommige ploegmaats betaalden supporters pinten om mij uit te fluiten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content