Na zijn succesvolle voetbal- en trainerscarrière geniet Leo Canjels in alle rust van het leven. Waar iedereen welkom is : op de koffie bij Leo en Truus.

“Waar ik me nou mee bezighoud ? Oh, een beetje tuinieren, de kinderen bezoeken, biljarten met de vrienden en vooral gewoon genieten van elke dag.” Leo Canjels vertelt het vanuit zijn ligstoel in de tuin, geflankeerd door echtgenote Truus. Van haar willen we vooral weten hoe ze erin slaagt zo’n overheerlijke koffie te zetten. “Ik krijg dat compliment wel vaker, maar ik doe niets speciaals, hoor”. “Jáá, maar jij haalt de koffie ergens anders, schat. Ze haalt de koffie in Nederland, net over de grens. Die is minder gebrand”, verraadt haar echtgenoot het geheim.

Vijftien jaar lang was Leo Canjels, die nu in het Belgisch Limburgse Eksel woont, trainer in ons land en als geheugensteuntje om zijn carrière en de spelers waarmee hij samenwerkte te overlopen, laat hij Truus plakboeken van Panini bovenhalen. “In mijn eerste seizoen in België grepen we met Club Brugge op de slotspeeldag nog naast de titel. We stonden een punt voor op Anderlecht met nog één wedstrijd te spelen. Anderlecht won en wij speelden gelijk op Racing White. Een ramp was dat.”

Een jaar later, drieënvijftig jaar na de eerste titel van Club, was het wel raak. “We hadden een geweldig team. Vooral thuis, op ‘De Klokke’ waren we nagenoeg onklopbaar.” Het leek een perfect huwelijk : de warme Hollandse trainer Leo Canjels en het gezellige Club Brugge. Maar in de voorbereiding op het volgende seizoen werd Canjels aan de deur gezet. Tegenover een bestuurslid had hij het gebrek aan professionalisme aangeklaagd. “Een journalist had het gesprek gehoord en de dag nadien stond er een hele lap in de krant. Dat heeft mijn kop gekost. Ik vond het jammer, want een sterker team dan het Club Brugge van die tijd heb ik nooit onder mijn hoede gehad.”

Canjels ging opnieuw in Nederland aan de slag, maar was in België nog niet vergeten. “Na twee seizoenen MVV kreeg ik telefoon van tweedeklasser Patro Eisden. Ik heb er twee heerlijke jaren meegemaakt. We hebben, geloof ik, twee keer de eindronde gehaald, wat voor een ploeg in tweede toch al mooi meegenomen is. En in de beker bereikten we de halve finale. Maar het was geen profploeg en eenmaal je proftrainer bent, moet je proberen je boterham te verdienen. Dat was in Eisden een stuk minder dan in Maastricht of Brugge.”

Beringen werd de volgende club. Opvallend hoe hij opnieuw, zoals bij elke club waar hij trainer was, begint met : “Ik heb er heel prettig gewerkt. We beschikten ook over een bende goeie voetballers. ( tot Truus) Mag ik het plakboek van ’79 eens ? Ah, Walter Degreef zie ik onmiddellijk staan, Raymond Jaspers, Guy François, …

“Maar toen kwam een bepaald heerschap uit Brugge naar me toe. Hij vertelde over Amerikanen die geld wilden pompen in Cercle. Ik had het echt naar mijn zin bij Beringen, maar ik liet me overhalen. Achteraf is er van die beloftes nooit wat terechtgekomen. Ik heb bij Cercle drie mooie jaren meegemaakt – dat mag ik gerust zeggen – maar onder heel moeilijke omstandigheden. Ieder jaar knokken om erin te blijven. Niet gemakkelijk, eens je van de top geroken hebt en je moet dan tegen de degradatie vechten…”

Canjels hield het drie jaar vol en hield Cercle telkens in de hoogste klasse. Toch koos hij voor een tweedeklasser. “Ik sprak met John Cordier, die iets van plan was met KV Mechelen. Wat later bleek. Het eerste jaar werden we vlot kampioen. Het tweede seizoen tekende ik voor twee – of vier, ik wil ervan af zijn, seizoenen bij. En verdomd om welke reden werd ik de loop van mijn derde seizoen in Mechelen ontslagen. Het moet iets met geldschieters te maken gehad hebben, want plots kon álles. Dan zit je daar, je kan prakkiseren wat je wil, maar dat brengt ook niet veel zoden aan de dijk.”

Het afscheid bij Mechelen betekende ook het afscheid van Canjels op het hoogste niveau. Opnieuw twee jaar Patro Eisden en twee seizoenen Overpelt later was zijn trainerscarrière definitief voorbij. “Mijn systeem werkte nog altijd, maar de laatste jaren kreeg ik meer en meer problemen met de knieën. Als trainer moet je ertussen kunnen zitten en dat lukte me steeds minder. Ik kon nauwelijks nog stappen en zo op een trainingsveld staan, zag ik echt niet zitten. Vrij kort nadat ik een kunstknie kreeg, kon ik weer normaal lopen, maar ik ben nooit meer herbegonnen.”

Niet alleen omwille van de knie. “Het voetbal veranderde. Er werd zó defensief gespeeld, absurd. Ik liet spelers altijd massaal opkomen ( heftig gesticulerend), van achteruit, met de balcirculatie, zo snel mogelijk op de vleugel en dan vanop de andere flank en in de punt van de aanval mensen voor de goal. Dat was mijn systeem. Ik heb altijd aanvallend, aantrekkelijk voetbal willen brengen. Momenteel wordt eerst aan verdedigen gedacht, dan pas aan aanvallen.”

Toch volgt hij het voetbal nog, maar zelden in het stadion. “Ik krijg altijd nog vrijkaarten voor het Nederlands elftal vanwege mijn interlandverleden, maar ik ga er zelden naartoe. Ik houd het wel allemaal bij via tv, via tijdschriften, via de krant. Zeker de ploegen waar ik gewerkt heb, hou ik altijd in de gaten.”

Hij draagt ze dan ook allemaal een warm hart toe. Zo was en is hij : een warme, menselijke man. Te braaf misschien ? “Misschien wel, maar waarom zou ik niet braaf zijn als die jongens hun best doen ?”

door Roel Van den broeck

‘Ik kon nauwelijks nog stappen en zo op een trainingsveld staan, zag ik echt niet zitten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content