Nadat hij een week eerder op magistrale wijze de Ronde van Vlaanderen op zijn naam schreef, won Tom Boonen afgelopen zondag met bijna sprekend gemak Parijs-Roubaix. Wat maakt hem zo goed ?

“Vorig seizoen startte ik met de ambitie om één klassieker te winnen. Dat doe ik nu opnieuw. Tja, ik moet iets zeggen, hé.” Tom Boonen, twee en een halve maand geleden, op de vraag welke doelstellingen hij voor 2005 koesterde. Geen spatje van arrogantie of jeugdige overmoed lag er in die woorden. Tom Boonen is iemand die geen drukdoenerij nodig heeft om te overtuigen. Zijn levensrecept is van een bijna kinderlijke eenvoud : gewoon zijn wie je bent. In het geval van Tom Boonen betekent dat : een nuchtere, gezellige kerel, voorzien van een goed stel hersens en behept met een enorme hoeveelheid talent. Zijn moeder noemt hem een gelukskind. “Ze zegt dat ik onder een goed gesternte geboren werd omdat alles wat ik onderneem, meestal wel lukt. Geluk moet je natuurlijk ook voor een deel afdwingen. Het komt niet vanzelf”, zegt Boonen daar zelf over. Portret van een wielergod die de perfectie angstaanjagend dicht begint te benaderen.

Eerst en vooral is er uiteraard het uitzonderlijke talent, de pure lichamelijke klasse. Met zijn tachtig kilogram bij 1,92 meter behoort Boonen weliswaar tot de zwaargewichten in het peloton, maar dat maakt hij ruimschoots goed door de enorme krachtontwikkeling die hij daartegenover plaatst. Toen Boonen zijn eerste tests aflegde bij professor Peter Hespel, inspanningsfysioloog aan de K.U. Leuven, belde die meteen naar Yvan Vanmol met het advies de jongen een contract te geven. “Boonen slaat alle records. Ik heb nooit iemand gezien doe zo’n uithouding combineert met zoveel kracht. Zijn krachtpiek ligt rond de 1400 watt. Zelfs bij veertig pedaalomwentelingen – dat heb je nodig voor de Muur van Geraardsbergen – ontwikkelde Boonen nog 800 watt”, zei Hespel onlangs nog in De Morgen.

Lang werd Boonen achtervolgd door een uitspraak van José De Cauwer, die hem in 2000 thuisliet voor het WK voor beloftes wegens “een te dik gat”. Tom was wat ze in Balen ‘zwaar van knook’ noemen, struis gebouwd. In de jaren die volgden, werkte hij zijn babyvet stelselmatig weg. Veel en hard trainen, tot meer dan duizend kilometer per week. Driedaagse tochten in de Ardennen om beter bergop te leren rijden. En minder eten. Boonen vervangt al jaren één maaltijd per dag door Tommekespap : een geraspte appel, sinaasappel, banaan, kiwi en wat er nog in huis is van fruit. Dat kost hem honderd euro per week, maar het remt de honger en het scheelt een pak calorieën. Trouwens : een week na dat bewuste beloften-WK won Boonen de kleine Parijs-Tours. “Voor De Cauwer. Van die met zijn dik gat.” Geluk moet je afdwingen.

Pas in de afgelopen twee jaar kwam het kloeke lijf van Boonen ten volle tot ontplooiing. Vooral het werk in de grote rondes maakte hem als atleet sterker. “In 2003 lieten we hem heel bewust meedoen in de Vuelta”, zegt Patrick Lefevere. “Op een dag reed er een kopgroep van dertig man over een col van eerste categorie en Tom hing er nog aan. Nadien nam hij dan wel gas terug, maar het is goed voor je ontwikkeling om als jonge renner een keer je grenzen te verleggen, te testen hoe ver je kan gaan.”

Vorige zomer werden die grenzen verder afgetast in de Tour. Belangrijker dan de twee ritzeges was voor zijn atletische ontwikkeling het feit dat Boonen zich over de bergen knokte. Eenvoudig was dat niet. In de rit naar Plateau de Beille brak zijn stuurpen af en moest Boonen verder met twee dikke knieën en een bil vol carbonvezels. “Bij iedere trap die ik gaf, dacht ik : ‘Ik stap af, ik stap af.’ We moesten nog 150 kilometer en ik zat niet in de bus, hé, maar bij de mannen die vroeg gelost worden omdat ze echt slecht zijn. De lijken. Op een bepaald moment zei ik tegen mezelf : ‘Oké, Tom, het doet zeer, maar je zit nu al een uur af te zien, of je nu nog twee uur langer afziet, dat maakt niks uit. En toen heb ik besloten van er niet meer aan te denken.” Geluk, dat dwing je af.

Waarom hij in Parijs-Roubaix al op tachtig kilometer van de streep aanviel ? “Omdat ik mij eraan erger dat de favorieten altijd zo lang wachten”, klonk het spontaan. Boonen wilde altijd al “koers maken”. Dat werd hem al geleerd bij de Balense BC, waar ze niet hielden van profiteurekes en de jonge rennertjes op het hart drukten om zich niet anoniem te laten meeglijden in het peloton. De gevolgen zijn bekend. De aanvalsdrift van Boonen ging zo ver dat hij in een van zijn eerste wedstrijden bij de profs, de Omloop het Volk, Johan Museeuw bijna het publiek in kwakte op de Muur van Ge- raardsbergen. Bij die laatste maakten ergernis en verbazing snel plaats voor bewondering om zoveel branie.

Lef alleen is echter niet genoeg, na verloop van tijd word je geacht om af te werken. Die verantwoordelijkheid nam Boonen er met de glimlach bij. Precies een jaar geleden maakte Boonen in Humo al een treffende analyse van zijn nakende kopmanschap : “Iemand die in zijn vierde profjaar een ploeg moet dragen : op zich is dat natuurlijk niet echt gezond. Het is beter om eerst enkele jaren in dienst van iemand anders te rijden. Dan leer je meer en ontwikkel je een bredere basis. Pas op, niet dat ik het niet wil. Iets in mij wil dat heel hard. Maar het gezond verstand zegt toch ook : ‘Je weet welke verantwoordelijkheden erbij horen.’ Je stapt niet meer de bus in met : ‘Ik was derde ! Goed hé !’ Je moet winnen.”

En Boonen bleek een winnaar pur sang. De eerste koers die hij reed – de Scholencross in Zolder in ’93 – won hij meteen. Dat moment van samengebalde vreugde zou hem nooit meer loslaten, sterker nog, het werd zijn grote motivatie : “Ik doe aan wielrennen voor de kick van het winnen en niet voor het fietsen alleen. Anders gezegd : fietsen op zich geeft me geen kick, winnen wel. Ik had een hele goeie vriend met wie ik altijd trainde. Hij was helemaal niet snel en is ondertussen ook gestopt. Als ik dan al vijftien keer een koers gewonnen had, vroeg hij me weleens : ‘Mag ik vandaag ?’ Ik heb hem drie of vier keer laten winnen en elke keer deed het evenveel pijn.”

Echte winnaars willen altijd als eerste over de streep komen. In wezen is dat verschrikkelijk egocentrisch en de kunst bestaat er dan ook in om je ploegmaats deel te maken van je geluk, om hen zó te motiveren dat jouw overwinning voor hen net zo goed smaakt als triomfeerden ze zelf. Alles wijst erop dat Boonen met zijn enthousiasme en natuurlijke optimisme de hele groep weet mee te trekken. Servais Knaven, Wilfried Cretskens, Kevin Hulsmans, Filippo Pozzato : allemaal reden ze zich de afgelopen weken met de glimlach te pletter.

Tom kwam altijd al op voor zijn ploegmaats, zo ervoer zijn vroegere trainer, Staf Van Genechten, tien jaar geleden al : “Tijdens een wedstrijd had ik eens een jongen berispt, maar na de aankomst stapte Tom meteen op me af : ‘Staf, dat is zo niet gegaan, dat mag je niet denken. Je mag niet zeggen dat hij zijn best niet doet, want hij kon niet beter op dat moment.’ Dat is typisch den Tom.” Geluk, dat dwing je af.

Voor journalisten bestaan er twee soorten sporters. Aan de ene kant heb je de atleten die tijdens een interview vanaf de eerste vraag het grote clichéboek opentrekken, genre : “Ik voelde me heel goed, de ploeg heeft ook hard gewerkt.” Aan het andere uiteinde van het spectrum bevinden zich diegenen die erover nagedacht hebben, die verder kijken dan de grenzen van hun eigen persoon, het hier en nu en je telkens weer een authentiek verhaal voorschotelen. Tot die laatste categorie behoort Tom Boonen.

Zijn intelligentie uit zich echter niet enkel in de manier waarop hij praat, maar ook in de keuzes die hij maakt. Toen Boonen eind 2002 een aanbod kreeg van Quick-Step, deed hij iets wat absoluut not done is in de wielrennerij, en al helemaal niet als je een snotaap van pas 22 bent : hij zegde zijn contract met US Postal op. Zijn hele omgeving – inclusief zijn eigen vader en zijn manager – was ertegen en toch dreef Boonen zijn zin door. Want : “Een Amerikaanse ploeg hecht totaal geen belang aan de klassiekers. En ergens wil je toch dat datgene waar je goed in bent, er een beetje toe doet. Quick-Step zou voor de klassiekers de beste ploeg van de laatste tien jaar worden. Ik wou daar vanaf de start bij zijn en er niet een jaar later nog een plaatsje in moeten vinden.” Geluk, dat dwing je af.

Wie op zijn vierentwintigste in een tijdsbestek van acht dagen de twee mooiste klassiekers ter wereld op zijn naam schrijft, moet zowat uit elkaar knappen van plezier. Niet gaan zweven lijkt dan een schier onmogelijke opdracht. En toch : “Wat ik nooit zal vergeten, zijn die beelden van Miguel Indurain, die in de Tour van ’96 voorbij wordt gereden. Dat is eigenlijk het eerste moment in mijn leven dat ik echt versteld stond. Indurain was ongenaakbaar ! Untouchable ! Vijf jaar had hij de Tour gedomineerd en ineens, in tien seconden, was het voorbij. Toen drong het tot me door dat echt alles eindig is. Als je dat beseft, sta je altijd een stap verder dan de rest, denk ik. Hoe graag je het ook doet en hoe hard je ook vecht voor je sport, je moet weten dat er meer is.”

Geluk ? Neen, zelf afgedwongen. Het is je gegund, Tom.

Loes Geuens

‘Mijn moeder zegt altijd dat ik onder een goed gesternte geboren moet zijn.’

‘Ik doe aan wielrennen voor de kick van het winnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content