Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Wat werkt er allemaal op de zenuwen van Yves Vanderhaeghe ? Oude bekenden over de frustraties van de verdedigende middenvelder van Anderlecht en de nationale ploeg.

Yves Vanderhaeghe ? Hij was iemand met un bon esprit…”, zegt Dominique Lemoine, die destijds samen met hem op het middenveld van Moeskroen speelde. “Hij, euhnon, ik zal het niet doen, over hem spreken.” Waarna de lijn opeens verbroken is.

Geert Broeckaert herkent het. “Dominique was iemand die soms niet meeverdedigde”, aldus hun gewezen ploegmaat bij Moeskroen. “Dat werkte Yves op de zenuwen, soms kon hij zich daar snel kwaad om maken. Ik zei dan : laat hem maar, wij, de werkers, lossen het wel op.

“Yves is met zijn karakter en loopvermogen geschikt om gaten dicht te lopen, maar kan meer dan dat. Hij wil ook graag zelf aan voetballen toekomen en voor de goal komen. In onze ploeg toen kon dat perfect, omdat ik de meest verdedigende van de twee verdedigende middenvelders in de rug van Lemoine was. “Yves kan ook niet verdragen dat diegene die naast hem speelt niet werkt. Als Baseggio wil werken, vormt hij met een recuperateur als Yves een hele goeie combinatie, maar blijkbaar is dat dus niet altijd zo.”

Man tegen man kan Yves Vanderhaeghe tegen bepaalde types kwetsbaar zijn, want hij is snel noch wendbaar. Reden waarom Cercle Brugge destijds de optie op hem niet lichtte. “In zijn voordeel heeft gespeeld,” aldus Broeckaert, “dat op een bepaald moment het voetbal is geëvolueerd is naar zonevoetbal, naar overbevolkt middenveld en zo. Frustrerend bij Anderlecht moet alleszins zijn als er iemand naast hem staat die zich een beetje wegsteekt als er verdedigd moet worden. Als er regelmatig iemand in je rug duikt en jij moet dat altijd bolwerken, dan is dat moeilijk, hé. En dan is er nog de Franstalige pers die het voor Franstalige spelers heeft. Baseggio heeft verschrikkelijk veel kwaliteiten, maar ik hoor dat als hij vorig seizoen geen goesting had om te trainen hij niet trainde. En als hij geen goesting had om te lopen, liep hij niet. Kan niet, hé.

“Ik vind het normaal dat Yves daarop reageert. Gemakzucht heeft hem altijd geïrriteerd. Bovendien is het in Anderlecht bij momenten ook zo dat zij die het meest werken, van het publiek de meeste kritiek krijgen – ze hebben er liever Stoica, De Bilde en Baseggio dan Vanderhaeghe, De Boeck en Hendrikx, hé. Dat werkt ook een beetje op de zenuwen, ook dat de media vooral oog heeft voor zogenaamde vedetten. Yves redeneert : over ons wordt veel minder gebabbeld, terwijl wij evenveel nodig zijn als die andere.

“Yves is iemand met veel zelfkritiek, iemand die het van zichzelf weet als hij slecht speelt, die zegt : het is mijn fout. Dat spelers rond hem de schuld liever op iemand anders steken, frustreert hem ook. Maar je mag niet zeggen dat Yves een zaag is, vind ik, hij wil altijd het beste voor de ploeg.”

“Yves is gek van het spelletje,” zegt Urbain Haesaert, die zijn trainer was bij Aalst. “Een heel karaktervolle speler die het voornamelijk van zijn inzet moet hebben, altijd wil winnen en zichzelf nooit ontziet. Een jongen ook die als het minder goed draait, door zijn temperament en in zijn nijd wel eens uitspraken doet die niet in goeie aarde vallen, en waar hij dan ook wel spijt van heeft. Zo is hij.

“Zijn hoogste rendement haalt hij als verdedigende middenvelder, maar het is een jongen die zich ook graag aanvallend uitleeft, de actie zoekt en het ook wel logisch vindt dat een ander voor hem dan eventjes de overall aantrekt. Als hij aanvalt, moet er overgenomen worden, maar dat gebeurt niet altijd en dan is dat soms wel een probleem. Aan de trainer om te oordelen of Yves volledig defensief moet blijven of niet.”

Ook Jan Ceulemans werkte bij Aalst met Vanderhaeghe. “Yves heeft sedertdien meer persoonlijkheid en zelfvertrouwen gekregen”, zegt hij. “Hij is nog meer overtuigd geraakt van zijn kwaliteiten, maar is nog altijd een speler die het best in functie van iemand anders speelt, denk ik, iemand bij wie hij de bal kwijt kan. Zo kan hij zich concentreren op en beperken tot wat hij het best kan : veel ballen recupereren en die ballen goed inspelen. Yves is geen spelmaker, hé. Yves moet 90 minuten kunnen lopen, wroeten en tackelen.

“Ik denk dat hij het best tot zijn recht komt in een zuivere 4-4-2, met twee man naast en één man voor hem. Het is voor een verdedigende middenvelder natuurlijk altijd interessanter met een Wilmots dan met een Stoica voor zich, omdat een Wilmots meer terugzakt en meer werk zal opknappen. Zoals het voor Yves ook interessanter is als er iemand naast hem staat die behalve aanvallend ook verdedigend denkt. Maar in de Belgische competitie zou dat in principe weinig of geen problemen mogen opleveren, omdat je als Anderlecht normaal meestal sterker moet zijn dan je tegenstrever.

“Yves is een jongen die weet waar hij vandaan komt. Voor hetzelfde geld had hij géén carrière gemaakt, was hij al lang dood zelfs – gezien de ziekte die hij gehad heeft. Dan ben je je, geloof ik, nog meer bewust van wat er in het leven mogelijk is. Ik denk dat dat één van de redenen is waarom hij in staat is om bijna wekelijks tot het uiterste te gaan. Hij heeft het al werkend bereikt en dat is, denk ik, de reden waarom hij er soms problemen mee heeft dat jongens met een zuivere techniek soms geen werkkracht kunnen opbrengen. Zagen, ja, zo ken ik hem ook. Maar als controlerende middenvelder bestaat zijn taak er dan ook in bij balverlies mee de organisatie te verzekeren. Als je dan ziet dat er iemand zijn taak af en toe niet doet, met een kans, een doelpunt of een nederlaag tot gevolg, dan vreet dat aan je.”

Stefaan Tanghe speelde bij Moeskroen voor Vanderhaeghe. “Yves heeft nooit een probleem met mij gehad, maar ik schuwde dan ook het verdedigende werk niet”, zegt hij. “Ik moet zeggen dat Yves in Moeskroen als verdedigende middenvelder ook redelijk veel aan aanvallen toe kwam, omdat we geregeld van positie wisselden. Ging hij eens dicht bij de spitsen spelen, nam Steve Dugardein zijn positie in en zakte ik naar de rechterkant. Met ook nog Martic links in een ruit en de uitstekende onderlinge verstandhouding was ons middenveld toen één van de beste van België.

“Yves doet ook graag aanvallend iets, dirigeert graag het spel, kwam toen regelmatig aan de zestien, leverde assists en scoorde ook vier, vijf goals per seizoen. Bij Anderlecht heeft hij dat minder, omdat hij er al zijn energie in dat verdedigende werk moet steken en dan op het middenveld soms nóg verdrinkt. Moeilijk voetballen, kan ik wel begrijpen, maar hij moet wel een beetje oppassen met de pers, denk ik. Yves is een winnaar en als hij verliest of kritiek krijgt, kan hij er zoals de meeste voetballers niet goed tegen. Maar ik weet dat hij nog altijd dezelfde jongen is van bij Moeskroen, bij Roeselare, zeg maar.

“De kritiek op Yves vind ik trouwens een beetje onterecht, want hij is toch altijd een speler waar je als ploeg op kunt bouwen. Ik denk wel dat het de bedoeling is van Broos om te spelen zoals met Moeskroen, maar zover zijn ze blijkbaar nog niet. Balrecuperatie begint natuurlijk bij de spitsen, bij goed gesloten linies. Als de ruimte te belopen is, zal Yves er wel overal tussenzitten waar het moet, maar ligt er tussen de spitsen en de verdediging zestig meter, dan is het natuurlijk moeilijk compact verdedigen.

“Als Yves zaagt, is dat omdat hij ten koste van alles wil winnen. Laten er sommigen bij Anderlecht hun kopje hangen, dan kan hij daar niet goed tegen. Hij vindt dat iedereen iedere wedstrijd alles moet geven.”

“Eén van de beste kwaliteiten van Yves is waarschijnlijk zijn ongelooflijke karakter en werkkracht op training en in de wedstrijd”, aldus Koen De Vleeschauwer, vriend en ploegmaat bij zowel Aalst als Moeskroen. “Soms is het een beetje té zelfs, zoals nu in Anderlecht. Maar hij heeft het nu eenmaal moeilijk met jongens die minder werken of niet aan hetzelfde zeel trekken. Hij kan zich daar soms moeilijk overheen zetten.

“Yves heeft altijd, zowel in Aalst als in Moeskroen, in een groep gezeten die altijd werkte op training – zonder veel vedetten. Nu hoor ik niet alleen van Yves, maar ook van Hugo Broos, De Boeck en De Wilde dat er in Anderlecht een heel andere mentaliteit heerst. Individueel sterkere spelers misschien die allemaal denken dat ze de beste zijn en zich op training permitteren om minder te doen. Die redeneren : we zullen zaterdag wel bewijzen dat we de beste zijn. Yves kan daar moeilijk mee leven, maar het is natuurlijk moeilijk om die mannen te veranderen.

“Hij moet proberen zich dat niet langer aan te trekken, zich niet te veel met het spel van anderen bezig te houden, maar zich op zijn eigen spel te concentreren zodat hem niets kan verweten worden. Maar ik ken zijn mentaliteit. Als het op training vijf tegen vijf is en er zijn er weer eens twee, drie die niet mee willen, werkt het steeds weer op zijn zenuwen. Ik zal niet zeggen dat hij dat dan echt naar huis meeneemt, maar het bepaalt toch serieus zijn gemoedstoestand. Ik zal dan zeggen : foert, morgen is een andere dag. Bij Yves blijft dat altijd een beetje hangen.

“Hij heeft er ook moeite mee dat de pers hem maar vragen blijft stellen over Baseggio. Hij heeft al redelijk veel gezegd, hij kan dat toch niet blijven herhalen. Want als je in een ploegsport iets van een medespeler zegt, schiet dat soms in het verkeerde keelgat, hé. Zeker in Anderlecht komt dat dan uitgebreid in de krant en wordt daar zwaarder aan getild dan in Moeskroen.

“Zelf verdraagt Yves niet zo best kritiek, omdat hem na een mindere of slechte wedstrijd nooit verweten kan worden dat hij er zijn voeten aan veegde of te lui was. Hij probeert altijd zijn fouten te compenseren met zijn werkkracht. Probleem is dat hij bij Moeskroen en Aalst steun van spelers rond hem had, terwijl hij bij Anderlecht de enige is op het middenveld die de bal recupereert. Hij voelt er zich aan zijn lot overgelaten. En Yves is iemand die blijft werken, die een goeie foulé heeft, maar niet van de snelste is en ook niet àlles kan oplossen. Zeker bij de nationale ploeg komt te weinig werkkracht in een elftal tot uiting.

“Yves is niet echt de man van belangrijke fasen, van doelpunten of persoonlijke acties. Hij voelt dat de pers eraan gewend is geraakt dat hij hard werkt, dat de pers moe is gekeken op zijn stijl – waar zo niks speciaals aan is, hé. Terwijl een Baseggio dan eens een doelpunt vanop dertig meter maakt. Omdat Yves in Anderlecht de gaten moet dichtlopen voor anderen, komt hij zelf moeilijker in scoringspositie en daar heeft hij het ook wel moeilijk mee. Want vergeet niet dat Yves bij Aalst en Moeskroen een goed afstandsschot had en drie, vier keer per wedstrijd voor de goal kwam.

“Hij heeft er geen probleem mee dat er iemand beter is dan hij, maar hij voelt het aan alsof hij zich elke keer weer moet bewijzen. Het gaat zelfs zo ver dat hem soms al verweten wordt dat hij minder goed uitvoetbalt, terwijl hij daarin veel beter is dan Timmy Simons : Timmy is sneller en atletischer, Yves technisch beter. Maar dat gebeurt dan ook weer als er eens een bal onderschept wordt, omdat hij door het harde werken voor anderen net dat tikkeltje frisheid mist.

“Yves, vind ik, zou zelfs kunnen renderen als nummer 10. Hij heeft de techniek om iemand uit te kappen, om een goed schot te plaatsen of om iemand voor de goal te zetten. Hugo Broos zei ook altijd : het is niet goed als Yves moet beginnen de laatste pass te geven, hij moet gewoon zijn afbrekende rol spelen en dan dat balleke inspelen naar een nummer tien. Veel trainers zijn van dat oordeel, maar met Yves vind ik dat een beetje onterecht.”

door Christian Vandenabeele

‘Yves vindt het logisch dat een ander voor hem ook eens de overall aantrekt.’

‘Het werkt op zijn zenuwen dat de media het meest oog hebben voor de zogenaamde vedetten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content