‘GENK IS DE CLUB VAN DE LIEFDE, NIET VAN HET GELD’

© BELGAIMAGE

Dankzij zijn mijngeschiedenis kolkt er op de tribunes van KRC Genk veel Italiaans bloed. Met de match tegen Sassuolo in aantocht getuigen vijf fans met roots in de laars. ‘De eerste truitjes van Genk leken op die van de Azzurri, waarschijnlijk zat Tony Greco daar voor iets tussen.’

Marina, Marina, Marina. Ti voglio al più presto sposar. Terwijl Thomas Buffel het veld opstapt om te beginnen aan de tweede helft tegen Anderlecht, galmt de wereldhit van Rocco Granata door het stadion van KRC Genk. Rocco, de zoon van een van de vele Italianen die na de Tweede Wereldoorlog in de Limburgse en Waalse mijnen hard en gevaarlijk werk kwamen verrichten, labeur dat veel Belgen liever links lieten liggen.

In het Genkse stadion is het aanstekelijke deuntje van Granata niet de enige verwijzing naar La Bella Italia. Wie het organigram van KRC Genk overloopt, botst op de ene Italiaanse naam na de andere. Ook op de Genkse tribunes wemelt het van de passionele Italianen. Tijdens thuismatchen prijkt er in Tribune Zuid steevast een groen-wit-rode vlag. En voor de Italianen die er niet bij kunnen zijn, is er nog altijd Antonio Ciccotelli (65). Hij zit op de perstribune en brengt van elke thuismatch live verslag uit op Radio Internazionale, het lokale, multiculturele radiostation. Antonio doet dat in het Italiaans. Hij ratelt in de ether met zo veel vuur dat de commentatoren naast hem er soms hoorndol van worden, vraag dat maar eens aan Filip Joos.

VROUW EN MINNARES

Hoorndol wordt een mens ook als hij met vijf Italiaanse voetbalverliefden gaat samenzitten voor een interview over KRC Genk. Ze onderbreken elkaar voortdurend, ze gesticuleren druk en ze praten luid, in het Nederlands overigens. Het gesprek waaiert bij momenten alle kanten uit. Maar wat voelt hun Italiaanse hartelijkheid warm aan.

Plaats van afspraak is Peppe’s, een sfeervolle Italiaanse zaak in het centrum van Genk. De eigenaar heet Peppe Giacomazza (38), ook chef-kok in het nabijgelegen restaurant La Botte en bekend van Njam tv. Eerst stelt Peppe zich nog rustig voor, daarna zet hij meteen de toon, gekscherend en met veel decibels: ‘Bij een Italiaan stroomt er zwart-wit bloed door de aderen. Als je iets anders opschrijft, kun je kiezen: ofwel vlieg je langs voren buiten, ofwel langs achteren.’ Hij gooit er een smakelijke lach achteraan. Peppe is dus supporter van Juventus en dat zijn ook drie van de vier andere Italianen die rond de tafel komen zitten: Antonio Ciccotelli, de radioman, Paolo Bruno (67), verantwoordelijke van alle erkende supportersclubs van Juventus in België, en Angelo Amorosi (43), die bij KRC Genk net niet doorbrak als voetballer. Alleen Rolando Amorosi (64), de vader van Angelo en terreinverzorger van KRC Genk, hoort niet bij de Juventini. ‘Ik ben Milanista‘, smaalt hij. ‘Rossonero. Maar mijn liefde is de laatste tijd wat bekoeld.’ Peppe buldert: ‘Rolando moet nu Chinees leren’, verwijzend naar de nieuwe eigenaars van AC Milan.

Jullie dragen allemaal een Italiaanse voetbalclub in het hart. Hoe is jullie band met KRC Genk dan? Is het als twee vrouwen graag zien?

PEPPE GIACOMAZZA: (lacht) ‘We hebben elk een vrouw en een minnares.’

ROLANDO AMOROSI: ‘Voor mij lijkt het eerder op de band met je vader en je moeder. Wie zie je het liefst? Dat is moeilijk.’

Hoe belandde jij bij KRC Genk, Rolando?

ROLANDO: ‘Ik was eerst afgevaardigde bij de jeugd van Waterschei. Tegelijk was ik supporter van Winterslag. Het samensmelten van die twee clubs was voor mij de ideale oplossing. KRC Genk is voor mij nu dé club.’

PEPPE: ‘Ik groeide op in Waterschei en speelde eerst bij Winterslag. Na de fusie ging ik bij KRC Genk voetballen, samen met Angelo hier.’

ANGELO AMOROSI: ‘In 1988 zaten er plots veel Italiaanse jongens in de jeugdwerking van KRC Genk, omdat die van Waterschei en Winterslag allemaal samenkwamen. Maar weinigen geraakten in de eerste ploeg. Aan wat dat lag, weet ik niet. Aan hun techniek alvast niet. Aan hun mentaliteit misschien.’

PAOLO BRUNO: ‘Domenico Olivieri lukte het wel.’

ROLANDO: ‘En bij Waterschei: Alfredo Fauzia.’

ANGELO: ‘Bij Winterslag had je er meer.’

ROLANDO: ‘Raimondo Baiamonte.’

ANTONIO CICCOTELLI: ‘En Vince Briganti. Hij werd trainer vlak nadat ik naar België kwam. Ik ging vroeger de ene week naar Waterschei kijken en de andere week naar Winterslag. (korte stilte) Mijn Nederlands is niet zo goed, sorry.’

PEPPE: ‘Hij kent alleen het woord ‘muilen’.’ (iedereen aan tafel proest het uit)

Luisteren er veel Italianen naar Radio Internazionale?

PAOLO: ‘De oudere generatie.’

ROLANDO: ‘Vroeger konden de Italianen in België de RAI (de Italiaanse publieke omroep, nvdr) niet ontvangen. Toen Radio Internazionale begon, was het voor hen fantastisch om de Italiaanse taal terug te horen. Intussen is de RAI er wel en vooral het internet veranderde veel.’

Het is al gezegd: KRC Genk komt voort uit Waterschei en Winterslag. Dat waren de clubs van de plaatselijke mijnen. Die mijnen maken deel uit van jullie familiegeschiedenis.

ROLANDO: ‘Ken je de film Marina? Dat is het verhaal van elk van ons.’

PAOLO: ‘Onze ouders werkten in die mijnen. Ik wilde dat ook doen; indertijd was het de bestbetaalde job die je hier kon vinden. Maar mijn pa zei: ‘Zolang ik leef, ga jij geen mijn binnen.’ Ik mocht er niet eens een bezoeken. Er vielen in de mijnen veel doden, onder wie de beste vriend van mijn pa.’

ROLANDO: ‘Ik werkte zelf nog in de mijn.’

ANGELO: ‘Als kind zag ik hem dan zwart en met een bepaalde geur thuiskomen. Dat intrigeerde mij. Maar ook ik mocht nooit naar de mijn.’

Rolando, Paolo en Antonio, jullie behoren hier tot de tweede generatie Italianen; Peppe en Angelo, jullie horen bij de derde generatie. Is het voor mensen zoals jullie nog belangrijk dat KRC Genk die mijngeschiedenis met zich meedraagt?

PEPPE: ‘Heel belangrijk. Daar kleven zo veel emoties aan vast.’

ANGELO: ‘Bij jongere Italianen kruipt het natuurlijk almaar verder in het achterhoofd. Maar mijn grootvader en mijn vader werkten in de mijn, dus ik voel die binding ook nog wel.’

PAOLO: ‘In mijn beleving speelt dat niet zo.’

ROLANDO: ‘Dankzij KRC Genk blijft dat mijnverleden op een manier bestaan. Volgens mij zijn veel Italianen daar blij om. De mijnen zijn natuurlijk allang dicht, maar kijk naar het nieuwe logo van de club. Dat kwam er in samenwerking met de fans en in dat logo zijn toch weer mijnelementen verwerkt. De rechte lijnen verwijzen naar de mijntorens. Ook in tifo’s zie je nog vaak zo’n verwijzing. En het zijn toch jonge mensen die die tifo’s maken.’

Bij die jonge fans is er ook een groep met een Italiaanse naam: De Drughi.

ROLANDO: ‘Ze vormen samen met De Ultras de harde kern.’

ANGELO: ‘Maar bij De Drughi zitten niet enkel Italianen; dat is een mengelmoes, zoals heel Genk.’

PAOLO: ‘Toen De Drughi hun naam bekendmaakten, zorgde dat trouwens voor problemen. Die mannen hadden bijna een proces aan hun been. De harde kern van Juventus heet ook zo en eigenlijk mag geen enkele andere groep die naam overnemen. Ik ben daarover nog gaan bemiddelen in Turijn. Ik legde er uit dat die groep in Genk bestaat uit sympathisanten van Juve en dat die gasten niet de bedoeling hadden om die naam te stelen.’

KRASSEN OP GIULIETTA

Italianen zijn familiemensen, KRC Genk is een familieclub. Is dat belangrijk voor jullie?

PAOLO: ‘Het is fantastisch om te zien hoeveel families op de Genkse tribunes zitten. Dat is de droom van de Italiaanse clubs. In Italië zijn de mensen nog bang om naar het stadion te gaan. De harde kernen zijn er overdreven gevaarlijk. Naar de derby in Turijn ga ik bijvoorbeeld nooit. Ik maakte het Heizeldrama mee (in 1985, toen in Brussel bij de Europacup 1-finale tussen Liverpool en Juventus rellen uitbraken en 39 mensen omkwamen, onder wie 32 Italianen, nvdr). Dat wil ik geen tweede keer.’

ROLANDO: ‘Ik zat die dag in dat bewuste vak Z (dat bestormd werd door Liverpoolfans, nvdr).’

PEPPE: ‘Mijn vader had drie weken vóór die match een nieuwe Alfa Romeo gekocht, de Giulietta. Hij had beloofd om mij mee te nemen naar de Heizel. Maar op het laatste moment mocht ik dan toch niet mee. Toen nam ik een schroevendraaier en kraste ik heel zijn auto vol. Zeven jaar was ik. Om maar te zeggen hoe diep het in mijn kindertijd al zat.’ (lacht)

Jouw band met KRC Genk is ook hecht, Peppe, omdat jij jarenlang de kok van de club was.

PEPPE: ‘Van 1994 tot 1999. Ik zag de club opgroeien. KRC Genk kroop in die periode in veel harten, omdat de groep van toen er zo hard voor ging, met jongens als Olivieri en Jacky Peeters.

‘Genk is ook een club waar veel emotie in zit. Ik herinner me nog de dag waarop Branko Strupar de Gouden Schoen won; ik reed met hem mee naar Oostende. Op de terugweg moest Branko zijn auto in Aarschot aan de kant zetten; de emoties werden hem even te veel. Eigenlijk wou hij hier nooit vertrekken. Achteraf belde hij mij elke dag en zei hij: ‘Ik mis Genk.’ Ik hoor hem nu nog regelmatig. Ik was zijn getuige toen hij trouwde en zijn vrouw Sanja is de meter van mijn oudste zoon.’

ROLANDO: (lacht) ‘In de voorbereiding was Strupar altijd geblesseerd, weet je nog? Pas twee weken vóór de competitiestart begon hij te lopen. Maar wie speelde? Branko. Terwijl die anderen zich zes weken platgetraind hadden.’ (lacht)

PEPPE: ‘Branko hád iets.’

ROLANDO: ‘Nochtans dacht iedereen in het begin: die kan toch niet lopen?’

OGEN VAN EEN PITBULL

Strupar leeft hier nog altijd heel erg, terwijl hij al meer dan vijftien jaar weg is.

ROLANDO: ‘Hij was diegene die Genk mee zijn start liet maken.’

PEPPE: ‘Tot 1993 vond de club haar draai niet. In 1994 kwam er de Joegoeslavische tint, met Besnik Hasi en Strupar.’

ANGELO: ‘Branko bloeide open en Genk schoot omhoog, die twee vielen samen.’

PEPPE: ‘En Branko prees nooit zichzelf, maar altijd de groep. Met Peeters en Olivieri organiseerde hij ook veel activiteiten voor de groep. Branko was erg gemotiveerd, meer dan de spelers van vandaag. Als er op zondag match was, was Branko op vrijdag al zenuwachtig. En vlak vóór een topmatch had Strupar de ogen van een pitbull. Dat was het virus van Aimé Anthuenis.’

ANGELO: ‘De ideale trainer toen. Hij kon ook de Afrikanen goed motiveren; voor hem liepen die mannen. Dat mis ik nu allemaal een beetje.’

ROLANDO: ‘De spelers zijn echte passanten geworden. Ze komen naar Genk met het idee dat ze willen doorgroeien. Kijk naar Leon Bailey; over enkele maanden is die weer weg.’

PEPPE: ‘Indertijd had je spelers als Daniël Kimoni, mannen met liefde voor de club.’

ROLANDO: ‘En Wilfried Delbroek, een gewone jongen uit de Fordfabriek. Maar hij was een verdediging op zichzelf. Die jongen liep de longen uit zijn lijf.’

ANGELO: ‘Dát was Genk.’

PEPPE: ‘Als spelers in die tijd een bord met eten kwamen halen, was er ook nog veel respect voor diegene die dat bord had klaargemaakt. Genk is intussen veel groter geworden.’

ROLANDO: (knikt) ‘Intern zijn de afstanden gegroeid; vroeger mocht ik nog gewoon in de kleedkamer komen en zat ik vlak bij de voorzitter, nu weet ik niet of Patrick Janssens (CEO van KRC Genk, nvdr) mij al kent.’

PAOLO: ‘Het is vandaag wat onpersoonlijker, maar ook professioneler.’

ROLANDO: ‘Zeker, alles is prima georganiseerd. Ik heb nog altijd een heel goed gevoel bij KRC Genk.’

RECLAMEBLADEN OP TOILET

Draag jij mooie anekdotes met je mee uit je tijd als kok bij de club, Peppe?

PEPPE: (lacht) ‘Toen Hasi hier pas was, wilde die nooit zelf toiletpapier gaan kopen. Typisch: de Balkanmentaliteit. Maar zijn vrouw was hier nog niet. Dus moest de vrouw van Branko altijd voor hem toiletpapier meebrengen uit de winkel. Toen Hasi eens bij mij op bezoek kwam, zei ik: ‘Besnik, weet je wat de meisjes in Genk fluisteren? Dat jij op toilet reclamebladen gebruikt.’ Toen had je hem moeten zien. (lacht) ‘Waarom zeggen ze dat?!’, riep hij. ‘Omdat je nooit toiletpapier koopt.’ (schatert) Echt furieus werd hij toen. Je kent hem, hé.’

ROLANDO: ‘Ik was in die periode al terreinverzorger, maar ik werkte ook als nachtportier in Hotel Ecu. Zoran Ban sliep daar. Op een ochtend, rond zes uur, stond ik eieren met spek te bakken voor de gasten. Ineens hoorde ik de bel op het onderste verdiep. Wie stond daar? Ban en Strupar. Ze waren samen op stap geweest. ‘Wil je tegen niemand iets zeggen?’, vroegen ze. En toen roken ze mijn eten. Ik had spek en eieren voor dertig man. Zij aten dat toen met hun tweeën allemaal op, (lacht) ik mocht herbeginnen. Bij Genk heb ik het aan niemand gezegd, alleen jaren later eens, aan Tony Greco (de in maart overleden ploegafgevaardigde, ook een man met Italiaans bloed, nvdr).

‘Tony droeg trouwens veel bij tot de Italiaanse inslag bij KRC Genk. Toen Waterschei en Winterslag samensmolten, kwam er de vraag met welke kleuren KRC Genk zou spelen. Winterslag speelde met rood-zwart.’

ANTONIO: ‘En Waterschei met geel-zwart.’

ROLANDO: ‘Uiteindelijk werden de eerste truitjes van Genk blauw, dat mooie azuurblauw. Daarmee deden ze denken aan die van de Azzurri, de Italiaanse nationale ploeg. Waarschijnlijk zat Tony daar voor iets tussen, hij was verantwoordelijk voor onder andere de kleding.’

PEPPE: ‘Het is de migratiewarmte die in de Genkse kleuren zit. In de hele club eigenlijk. Ik proef dat. Belgen, Italianen, Marokkanen en Turken kijken samen naar KRC Genk. Het is een club van de liefde, niet van het geld.’

ROLANDO: ‘Een club van heel Genk.’

PAOLO: ‘Want het is een vzw.’

ROLANDO: ‘Er is geen eigenaar. Er zijn alleen mensen met verantwoordelijkheid.’

Voelen jullie je eigenlijk echte Genkenaars?

ANGELO: ‘De Italianen zijn heel goed ingeburgerd. Ze gaan hier intussen helemaal op in het geheel. Ik ben hier geboren en voel me hier thuis. Dat is voor de meeste Italianen zo. In elke Genkse wijk vind je een Italiaans café. Op zaterdag- of zondagochtend zitten die allemaal bomvol.’

PAOLO: ‘In het weekend gaan Italianen zo snel mogelijk op café om samen te kaarten, naar voetbal te kijken en te babbelen. Je weet hoe Italianen zijn: van maandag tot donderdag discussiëren ze over de vorige match, vanaf vrijdag beginnen ze over de volgende match.’ (lacht)

DOOR KRISTOF DE RYCK – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Ken je de film ‘Marina’? Dat is het verhaal van elk van ons.’ – ROLANDO AMOROSI

‘Als kind zag ik mijn vader zwart en met een bepaalde geur thuiskomen. Dat intrigeerde mij.’ – ANGELO AMOROSI

‘De migratiewarmte zit in de Genkse kleuren. Ik proef dat.’ – PEPPE GIACOMAZZA

‘Het is fantastisch om te zien hoeveel families op de Genkse tribunes zitten. Dat is de droom van de Italiaanse clubs.’ – PAOLO BRUNO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content