door Michel D’Hooghe

Onlangs zei Trond Sollied (en, geloof me, de man kent iets van voetbal) : “De voetbalsport is een collectieve sport : het individu moet wijken voor het collectief. Het paradoxale is echter dat het individu zeer belangrijk is, de waarde van het collectief hangt af van de waarde van de individuen.”

Misschien moeten we daar maar eens meer rekening mee houden bij de jeugdopleiding. Laat een jongere al eens een dribbel te veel doen, en zet hem (of haar) niet al te zeer vast in een tactisch dwangbuis. Zoniet komen we straks met robotploegen het veld op, waarin elke persoonlijke inspiratie en improvisatie zoek is geraakt. Nochtans vormen deze grillige initiatieven het zout op de patatten in de voetbalsport.

George Kessler zei ooit : “Zeg me hoe je speelt, en ik zeg je wie je bent.” Je zult de Duitse Mannschaft geen sambapirouettes zien uitvoeren op het veld. Als Oliver Kahn en zijn makkers in Yokohama de finale van het WK hebben bereikt, dan kwam dit door hun collectieve discipline, zonder franjes en met veel fysiek engagement. Leg deze tactiek echter op aan de Brazilianen, leg hun persoonlijke nummertjes aan banden en ze mogen naar huis al na de eerste ronde.

Nederlanders zijn, per definitie, offensieve voetballers. Je hoeft geen historicus te zijn om te weten dat zij, in de geschiedenis, wereldveroveraars zijn geweest – de namen van hun illustere zeevaarders zijn alom gekend. In mijn boek Waar is de bal gebleven ? heb ik dan ook Johan Cruijff, Piet Keizer en Marco van Basten de voetbalkapteins van de lange omvaart genoemd.

Belgen zijn veeleer weerstanders geweest. Ook in het voetbal wordt onze kracht bepaald door defensieve kwaliteiten. De namen van onze grote nationale doelmannen zijn internationaal bekend (nu meer dan ooit, dankzij Jean-Marie), en bij onze grootste wapenfeiten gingen we steeds uit van een feilloze defensieve organisatie. Nieuwe nationale trainers zegden me wel eens : “We gaan resoluut de offensieve toer op”. Dit viel toe te juichen, doch je diende geen profeet te zijn om te weten dat zij deze jeugdig-enthousiaste stelling vroeg of laat zouden moeten bijsturen.

Toch is de uitspraak van Kessler niet absoluut : sommige spelers gedragen zich bijzonder agressief op het veld, op het randje van het brutale af. Na het eindsignaal valt opeens weer een vredige rust over hen. Jan Ceulemans, een man die ik bewonder tot het einde der tijden (ik heb ooit mijn golden retriever Caje genoemd), was een veldheer op een voetbalveld. Daarbuiten bleef hij steeds een stille, discrete en rustige man, zonder enige grootdoenerij.

Voetbal… een collectieve sport ? Jawel, maar met vele individuele kleurtjes, nuances, ritmes en verrassingen. Gelukkig maar !

George Kessler zei ooit : ‘Zeg me hoe je speelt, en ik zeg je wie je bent.’ Belgen zijn altijd weerstanders geweest.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content