De wortels van Georges Leekens liggen in Houthalen, Limburg. Broer René vertelt : ‘Ik was braaf, maar Georges testte wél hoever hij kon gaan.’

Het verhaal begint in de Dorpsstraat in Meeuwen, een tiental kilometer voorbij Houthalen. Het is moeilijk om je veertig jaar in de tijd terug te denken, het verkeer dendert af en aan. Ongeveer halverwege tussen de kerk en het kruispunt met de weg naar Bree hield vader Leekens een bakkerij open. Naast de deur was een café, achter de bakkerij een klein theatertje waar films werden gespeeld. Geen spoor meer van terug te vinden. Gelukkig botsen we op een oude Meeuwenaar die zich nog vaag de familie herinnert en ons kan laten zien waar het geboortehuis van Georges Leekens stond.

De achtergronden schetst René Leekens, twee jaar ouder dan Georges en voorzitter van de Kamer van Koophandel in Leuven. De ouders leven helaas geen van beiden meer. René Leekens : “Twee jaar geleden zijn ze op negen maanden tijd allebei weggevallen. De familie is héél klein, als wij een feest houden, zijn we met zessen : Georges heeft één dochter, ik heb twee kinderen. Mijn vader kwam uit As, mijn moeder uit het dorp waar we later woonden, Houthalen.”

Al snel kende de familie haar drama. Het broertje, Edgar, overleed toen hij drie jaar was. René : “Wellicht zouden ze nu weten waarom hij ons ontvallen is. Hij leek heel gezond, maar plots kon zijn maagje geen voedsel meer binnenhouden en overleed hij. Dat was een moeilijk moment voor iedereen, zowel voor de ouders als voor de kinderen. De dood van een kindje, dat draag je heel je leven mee. Georges kreeg later nog klappen met zijn vrouw. Ze zeggen altijd : elk huisje draagt zijn kruisje, wel wij dragen het onze. Meer zeg ik daar niet over. Georges is een sterke man, maar op sommige momenten belt hij. Daarvoor ben je er, als broer. Ik hoef er niet te staan als de successen er zijn. Dan heeft hij volk genoeg rond zich.”

In Meeuwen werden ze alledrie geboren. Pa was er bakker en bracht het brood rond met paard en kar. René : “Wij leverden het nog echt aan huis af, de zonen op de kar als loopjongen. Meeuwen was toen nog heel landelijk. Als de mensen vlaaien wilden, brachten ze hun toespijs nog naar de bakker, zodat het wat goedkoper was. Elke frank telde.”

René is van ’47, we hebben het hier over de jaren vijftig. Het dorpsleven voor de tv er was, zag er heel anders uit dan nu. Het gezin had achterin een zaaltje met podium, waar toneel werd gespeeld of een film gedraaid. De economist in René lacht. “Een goeie risicospreiding van inkomsten, want bakker zijn bracht in die tijd niet zoveel op. Wij draaiden films als ‘Het lied van Bernadette’ of de diverse versies van Tarzan. Allemaal kinderen toegelaten. In die tijd was dat nog een evenement, ’s avonds hadden de mensen niks te doen. Mijn vader speelde ook altijd graag toneel in dat zaaltje, net als mijn moeder. Voor ons wat dat een zalige tijd. Je vader als bakker, zodat je kon nemen wat je wilde, en dan als ontspanning dat toneel of de film.”

Het meel en het bakkersstof eisten helaas hun tol. “Later kreeg mijn vader iets klassieks voor een bakker : de longziekte. Hij moest de bakkerij sluiten en een nieuwe carrière zoeken. Het was een moeilijke periode, twee jaar lag hij in Doornik in het ziekenhuis. Eigenlijk heeft hij heel zijn leven die ziekte meegedragen, maar mijn vader had een optimistische geest. Toen is hij beroepsmilitair geworden. Als chef-kok deed hij diverse kazernes aan, zowel in België als in Duitsland, waardoor mijn moeder vaak alleen zat met haar twee zonen.”

De familie verhuisde. Een moeilijke beslissing, want ze was goed ingeburgerd. Houthalen werd de nieuwe woonplaats, waar ze een huis vonden in de Smedenstraat. Een nette buurt, met mooie huizen. De mijn van Houthalen ligt aan de overkant. De bossen van Houthalen, Hengelhoef, Kelchterhoef, het ligt allemaal vlakbij.

Een nieuw venster op de wereld ging open. “Moeder ging werken in een school in Zonhoven, Georges en ik liepen in Houthalen lagere school op de Meulenberg, een enorme school waar toen ook veel Italianen, kinderen van de eerste golf migranten, en Polen zaten. Een hele mooie vorm van integratie, met toffe klassen. Buiten de schooluren hielden we op den hout onze voetbalwedstrijden. Vlamingen tegen Italianen, tot ’s avonds laat, zeg maar tot ’s nachts.”

Opvang was soms een probleem en daarom werden de twee broers intern, in Boechout. “Een goeie vriend van mijn vader, die hij in het ziekenhuis had leren kennen, was daar directeur. Een goeie school, maar ver : het was de eerste keer dat we afscheid namen van Limburg. Voor Limburgers is dat niet evident. Maar het sterkte ons voor later.”

Het internaat beviel hen niet. “Het was toch een schok. Georges had er meer last van dan ik, hij was ook twee jaar jonger. Hem voor de trip naar Antwerpen in de auto krijgen was niet evident en hem er daarna uit sleuren nog veel minder. Georges had ambiance nodig, warmte. En je kent internaten : allemaal kleine bedden tegen elkaar, om de twee maanden naar huis… Dat was niks voor hem. Onze ouders gingen akkoord met een terugkeer als mijn cijfers goed waren.”

Pas na die terugkeer, toen de broers Boechout ruilden voor het Sint-Jan-Berchmansinstituut in Zonhoven, tekenden ze hun eerste voetbalaansluiting. “We voetbalden voor Hogerop Houthalen, dat later fuseerde met Eendracht Houthalen tot Sporting Houthalen. Ik stond vrij snel in doel, Georges speelde bij de reserven. Door de fusie zat ik plots van vierde provinciale in derde nationale, maar het lukte wonderwel. Georges speelde af en toe met de reserven, af en toe met de junioren, het was voor hem vallen en opstaan.”

Als studenten waren ze de goeie middelmaat. René moest naar eigen zeggen hard werken om vijfde of zesde van de klas te zijn, Georges ging fluitend door zijn studies. “Hij assimileerde heel snel de leerstof. Georges is een intelligente vent. Toen hij naar de universiteit moest, vreesden ze thuis voor hem. Hij had nooit moeten leren en zou daar plots met een pak leerstof geconfronteerd worden. Maar het is nooit een probleem geweest.”

Vader Leekens was rechtlijnig, streng. “Ik was braaf, soms te braaf, maar Georges testte wél hoever hij kon gaan. Op school waren er ook nooit problemen. Qua temperament zijn we anders : Georges heeft meer vrienden nodig, ambiance, terwijl ik iets terughoudender ben. Wellicht daarom klikt het ook zo goed tussen ons. Georges neemt al jaren alle belangrijke keuzes met mij door. Met sommige was ik het eens, met andere wat minder. Algerije, daar was ik tegen. Maar goed, het is altijd afwegen en de eindbeslissing is toch steeds voor hem.”

Vader Leekens probeerde het duo zo lang mogelijk samen te houden. Slechts één keer lukte dat niet. “Op een bepaald moment zakte Houthalen en wilde Verbroedering Geel mij. Mij alleen. Georges was reserve bij Houthalen en voorstopper, dat konden ze niet maken. Toen ben ik alleen getransfereerd. Maar het jaar erop meldde Dessel zich en klopte mijn vader toch nog eens op tafel. Hij mag gaan, maar je moet Georges wel meenemen. Voor mij moest er geld worden betaald, Georges kregen ze er gratis bij (lacht).”

In Dessel kreeg Georges Leekens evenwel voor de eerste keer van een trainer een echte kans om in de eerste ploeg te komen. Om er vervolgens bijna nooit meer uit te verdwijnen.

Het was ook de periode waarin het duo naar de universiteit trok. Samen op kot, uiteraard. Georges Leekens kwam er in de universitaire ploeg terecht, gecoacht door Rik Geertsen en actief in een heuse competitie. René : “Daar werd toen nog over geschreven, die ploeg was een wipplank om in de belangstelling te komen. Willy Romain liep er vaak rond en af en toe kon je tegen hem zeggen : ‘Schrijf nog eens iets goeds.’ Heel veel jonge spelers heeft hij op die manier vooruit geholpen.”

Hij heeft, zegt René, zijn broer nooit moeten beschermen, daarvoor was die mans genoeg. “Ik denk niet dat ik ooit een goed woordje voor hem deed bij de trainer. Georges is het voorbeeld van een speler die er vooral op basis van zijn karakter is gekomen. Door het kopje te gebruiken. Later hebben ze daar een karikatuur van gemaakt, Mac the Knife. Hij was een slimme speler, zag en doorzag het spel. Zijn technische middelen waren er, maar beperkt.”

Leuven dus. Stad met een bruisend leven. Het jasje paste de jongste Leekens als gegoten ! “Ik denk dat Georges een heel boeiende tijd in Leuven had. De afspraak thuis was : samen op kot. En vanaf een bepaald moment in het jaar moest hij studeren. Wat ervoor gebeurde, daar trok ik me niks van aan. De Vismarkt was zijn geliefd terrein. Hij had een ploegje, een caféteam, met ne kleinendikken die overal waar ze ook een ploeg hadden weddenschappen afsloot. Een ton als inzet. Wat de jongens niet wisten was dat Georges een aantal jongens had verzameld die allemaal voetbalden, met de universitaire ploeg, in eerste, in tweede. Bob Stevens, Stijn Martini. Zo dronken ze altijd gratis, want winnen deden ze. Altijd.”

René speelde niet mee met dat ploegje. “Ik moest vanaf de eerste dag hard werken. Voor ik een cursus geassimileerd had, moest ik er zes keer door gaan. Vanaf maart kreeg Georges huisarrest van mij en dan deed hij zijn cursus voor het eerst open. Vaak was hij niet eens naar de les geweest, maar één keer de boel lezen en hij kende het. De meisjes ? Mmm, Georges keek wat de markt bood en deed aan vergelijkend onderzoek. Daar hield ik me allemaal niet mee bezig, voor mij was het eindresultaat belangrijk. Onze ouders moesten zich blauw betalen : twee universitairen op hetzelfde moment was niet evident, ook al betaalden we een stuk van onze studies met ons voetbal.”

Creativiteit hielp hen vooruit. “Dessel gaf ons een Volkswagentje en daarmee reden we naar de training. Met een slangetje hevelden we soms benzine over van de auto van onze pa, omdat die als beroepsmilitair in Duitsland zonder btw kon tanken. We draaiden elke frank twee keer om (lacht). Eigenlijk ben ik blij dat we dat allemaal hebben meegemaakt : ons wassen in een kom in het midden van de keuken, het vlees in kleine stukjes moeten snijden… Onze kinderen, de uwe, de mijne, hebben het allemaal toch veel beter.”

Van Leuven naar Dessel, drie à vier keer per week, langs de kleine wegen, anderhalf uur heen, anderhalf uur terug : de broers brachten heel wat tijd samen in de wagen door. Dat smeedt banden. “We werden kampioen en Crossing meldde zich. Een eersteklasser. Willy Romain had nog eens goed geschreven, de universitaire ploeg goed gepresteerd, Crossing zocht een keeper en kocht mij, opnieuw kregen ze Georges er gratis bij. Maar opnieuw kwam hij relatief snel in de ploeg. En het gekke was dit keer : hij verdween nooit meer, terwijl ik voor mijn plaats moest vechten met JosSmolders, een hele goeie keeper. Ik heb daarom maar een paar wedstrijden in eerste klasse gespeeld, terwijl hij doorgroeide, eerst bij Crossing, later bij Brugge.”

René Leekens keerde terug naar Leuven en begon er zijn loopbaan bij de Kamer van Koophandel. Soms, als Georges met zijn ploeg in de buurt speelt, gaat hij kijken. Soms is het kiezen, want zijn zoon speelt in derde provinciale.

“Ik heb het voetbal afgebouwd omdat de combinatie gezin, werk en sport mogelijk moest blijven. Ik ben tot mijn vijftigste blijven spelen, omdat ik het contact graag had, de kleedkamergesprekken, de vrienden, het voetbal als social event, maar een profcarrière heb ik nooit geambieerd. Ik vond voetbal te relatief, en eens je de relativiteit van iets begint in te zien, is het niet meer goed. Georges was een levensgenieter, maar voor voetbal liet hij alles. Daar ging hij 200 procent voor. Voor mij was voetbal een spelletje : ik vond een tegengoal soms niet erg, hij héél erg.

“Georges spreekt soms een stukje West-Vlaams, ik heb bewust een beetje Limburgs in mijn stem gehouden. Thuis spraken we Maaslands : ich, mich en dich. De werkethiek van de Maaslander hebben we ook geërfd, denk ik : ik iets meer het karakter van mijn vader, hij iets meer dat van moeder. Georges is een emo-mens, ik denk niet dat hij zou aarden in een koele, zakelijke omgeving.

“Hij is coach. Een rotstiel vind ik het, maar ergens ben ik het ook. Hier. Ik ben coach van een dienstengroep die diensten levert aan bedrijven. Een Kamer van Koophandel coacht een streek, Leuven is een groeiregio, de provinciehoofdstad. Waar groei je naartoe : daar ben ik mee bezig. In feite doen we hetzelfde, maar in een andere branche.”

door Peter T’Kint

‘Georges had ambiance nodig, warmte. Het internaat was niks voor hem.’

‘De meisjes ? Hij keek wat er op de markt was en deed aan vergelijkend onderzoek.’

‘Georges was een levensgenieter, maar voor het voetbal liet hij alles.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content