Volledig Belg, maar hij voelt zich natuurlijk ook Kongolees : het verhaal van Vincent Kompany, de revelatie van het seizoensbegin.

Voor hem ziet de toekomst er simpel uit. Vincent Kompany vervoegt het werkwoord ‘leren’ in alle tijden. Zichzelf voor een plaats in het centrum van de verdediging van Anderlecht in concurrentie plaatsen met Glen De Boeck, Hannu Tihinen en/of Aleksander Ilic ? Geen sprake van, beweert de betrokkene. “Ik werd goed opgenomen in de A-kern. De verwelkoming was hartelijk, de sfeer in de kleedkamer is aimabel. Ik kijk en ik luister naar de spelers. Naar de spelers die je opnoemt, en naar alle anderen. Alles wat ze me zeggen, stockeer ik, sla ik op in mijn geheugen. De sfeer is optimaal. Ik werk keihard, en ik stel vast dat men vertrouwen in me heeft. Als de trainer die keuze maakt, zet ik me zonder problemen op de bank en stel me ten dienste van de groep.”

Op 10 april 1986 werd Vincent Kompany geboren in het Edith Cavellziekenhuis van Ukkel. Ruwweg zeventien jaar later debuteerde hij in het eerste elftal van Anderlecht. En etaleerde daarbij ruime porties lef en talent. Het verhaal van de revelatie van het voorseizoen.

Zijn vader, Pierre Kompany, is afkomstig van Kongo. Zijn moeder heeft haar wortels in de Ardennen. Vader Kompany streek hier in 1975 neer, met een diploma van industrieel ingenieur op zak. Hij verkreeg het statuut van politiek vluchteling, en geeft les (mechanica) aan het Institut des Arts et Métiers in Brussel. “Een uitvinder”, zegt Vincent, in zijn ogen glimt de bewondering. Hallo ? Blijkt dat Pierre Kompany in Brussel een eindwerk van zijn studies in Kinshasa verder heeft ontwikkeld : een revolutionaire windmachine die het zuurstofgehalte in het water van vijvers opdrijft en op die manier botulisme voorkomt. Met zijn toestel kaapte Pierre Kompany prijzen weg op de uitvinderssalons van Parijs en Genève. Een van zijn windmachines is momenteel in werking gesteld op een van de wateroppervlakken van Neerpede.

“Maar”, sust Pierre Kompany, “ik heb het niet zo graag dat ze over mij spreken. Het is mijn zoon die telt.” Toch nog dit. Zijn voorouders hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de Kasaï, de Kongolese landstreek. Ze trokken rond langs de grote bedrijven in de regio om tal van problemen te regelen. Daarom bedacht de vox populi de clan met de familienaam ‘Kompany’. De roots van Vincent Kompany zijn een kruising van Kasaï, onder meer bekend om zijn diamantmijnen, en het platteland van Champlon. Die mix levert een imposante atleet op met de bijnaam Marcel Desailly – op wie hij inderdaad sprekend gelijkt – en met een beate bewondering voor Patrick Vieira. “Maar je mag me natuurlijk gewoon Vincent noemen”, glimlacht hij.

De voetbalpassie ontdekte Vincent Kompany tijdens een vakantie bij zijn grootouders in de Ardennen. Hijzelf was een stadsmus, altijd in Brussel gewoond. Zijn gezin huist in de Helihavenlaan. Een gore buurt, geprangd tussen de torens van het World Trade Center, niet ver van noch het kanaal noch het Noordstation. Grote, kale en kille flatgebouwen, vuilnisbakken die hun inhoud op de stoep hebben uitgebraakt, en wat verderop vervallen hangars met roestige flanken langs kasseistraten met zwarte gaten. Een broeierige buurt. Onlangs werd de vriendin van een journalist er aangevallen toen ze haar hond uitliet. Een ruggenwervel geraakt, op twee vingers afstand van de volledige verlamming verwijderd. Een buurvrouw vond haar, languit en gehavend in het gras. In de pers schetste ze naderhand een beduimeld portret van de wijk. Ze vertelde vunzige verhalen over bizarre mensen die er rondwaren, vuilnisemmers die van boven in de appartementsgebouwen worden geledigd. Met bijlslagen verhakkelde deuren.

“Volgens mij is de toestand er nochtans op verbeterd”, zegt Vincent Kompany. “Vroeger kwamen hier bendes uit andere wijken de jongeren van Helihaven treiteren. Ik zal hier niet heel mijn leven wonen, dat weet ik ook wel. Elke mens streeft vroeg of laat naar een betere omgeving. Maar ik heb in deze buurt ook veel warmte gevonden. Kreeg hier de kans om met andere culturen kennis te maken. Zo’n smeltkroes is interessant : het bruisen van het leven. En voorts heeft sport me geholpen om te ontsnappen aan de gevaren van de straat. Ik heb altijd overgelopen van energie. Terwijl ik sportte, voetbal en atletiek vooral, deed ik geen domme dingen. Dat kan elke jongere in deze buurt bereiken.”

Terug van een vakantie bij zijn grootouders langs moeders kant in Champlon tekende Vincent Kompany een aansluitingsformulier in Neerpede. Pas een jaar later, toen hij als zevenjarige knaap een wedstrijd tussen Anderlecht en KV Mechelen bijwoonde, gaf hij er zich rekenschap van dat hij tot de paars-witte meubelen behoorde. Tot dan had hij gedacht dat hij bij Neerpede speelde.

Ondertussen liet Vincent Kompany ook de atletieksport niet los. Die sportdiscipline bedreef hij in de schaduw van het Atomium, op de terreinen van Excelsior Brussel. De sprintnummers en het verspringen genoten zijn voorkeur. Op de 60 meter behaalde hij een rist overwinningen. Maar op twaalfjarige leeftijd oriënteerde Vincent Kompany zich helemaal en definitief naar het voetbal. “Want”, herinnert hij zich, “het werd onmogelijk om mijn vrije tijd nog langer te verdelen onder voetbal en atletiek. Maar atletiek heeft me zeker diensten bewezen. Het heeft me fysiek sterker gemaakt.”

Dat blijkt, bijvoorbeeld, tijdens de sessies powertraining bij Anderlecht. Daarin toont Vincent Kompany zich schier onklopbaar. “Er zit nog al- tijd wat atletiek in onze familie”, vertelt hij. “Mijn dertienjarige broer François voetbalt bij Mechelen, maar mijn negentienjarige zus Christel doet nog altijd aan atletiek. Ze houdt nog altijd het Belgische record hink-stapspringen bij de juniores. En eigenlijk is basket bij ons thuis lang de favoriete sport geweest. Toen Eurosport NBA-wedstrijden uitzond, waren wij niet voor de buis weg te slaan. Wat een spektakel.”

Bij Anderlecht raakte iedereen snel overtuigd van de natuurlijke klasse van Vincent Kompany. Een paar keer werd hij opgetrommeld voor een nationale jeugdselectie. “Maar je kunt niet alles doen : Anderlecht, nationale jeugdselecties, de school. Want hoe moeilijk het ook is, ik zou toch graag mijn middelbare studies afwerken. Een mens zet doelen uit in zijn leven. En eentje ervan is voor mij het behalen van mijn diploma. Een dezer dagen ga ik bij de directie zien wat er mogelijk is. Als we om tien uur trainen, dan kan ik voor de training nog makkelijk twee uur naar school. En ik denk dat ik nog heel vaak na de middag de lessen zal kunnen bijwonen.”

En desnoods moet het maar via de middenjury. In september vat Vincent Kompany het vijfde jaar economie-moderne talen aan in het GAA, het Nederlandstalig atheneum van Anderlecht, dicht bij het stadion. Vader Pierre wilde namelijk dat zijn zoon tweetalig werd. “En het was niet thuis dat hij dat zou leren.” Ook al verloor hij een schooljaar door toedoen van dat Nederlands, Vincent heeft het gevoel dat hij er op de langere termijn bij gewonnen zal hebben.

Later wil hij graag het Lingala leren, een van de belangrijkste talen in Kongo. “Ik ben er nog nooit geweest”, zegt hij. “Ik hoop dat ik die leegte in mijn leven ooit zal opvullen en ginds mijn familie zal kunnen bezoeken. Er is daar in Kongo een oorlog aan de gang. Ik volg de gebeurtenissen met aandacht.” Drie voornamen heeft hij : Vincent, Jean om zijn grootvader Jeannot in de Ardennen (een gewezen rijkswachter) te eren, en Mpoy naar zijn Kongolese grootvader. Hij is Belg, natuurlijk, maar voelt zich ook Kongolees. En hij heeft ook twee huidskleuren. Is hij blank of zwart, of zit het verschil daartussen in de ogen die naar hem kijken ? Vincent Kompany : “Ik heb een halfbloed en daar ben ik trots op. Al denk ik dat de meeste mensen me als een zwarte beschouwen. In de A-kern heb ik met mijn huidskleur geen enkel probleem. Maar wat je op dat vlak bij de jeugdploegen meemaakt, tart elke verbeelding. Soms echt ontoelaatbare dingen : racistische opmerkingen en gebaren. Bij momenten dacht ik dat ik dertig jaar terug in de tijd was gegaan. Zulke zaken zijn toch niet langer aanvaardbaar.”

Met tal van excellente coaches werkte hij inmiddels al samen. Vincent Kompany is voorzichtig en citeert liever geen namen dan er één te vergeten. Maar tegenover de tandem Hugo Broos-Franky Vercauteren weet hij zich erkentelijk omdat ze hem in de A-kern opnamen. En Broos, geconfronteerd met nogal wat geblesseerde spelers, dropte hem bij de voorbereiding op dit seizoen zonder een zweem van aarzeling in het eerste elftal. Het tekent de kentering in de mentaliteit in en rond het Constant Vanden Stockstadion. Het was van 1983 geleden dat nog een zo jonge voetballer speelkans kreeg in het fanionteam van Anderlecht. Paul Van Himst gooide toen zowel Enzo Scifo als Georges Grün voor de leeuwen.

Nadien vloeide er veel talent weg bij paars-wit. Het oogt alvast abnormaal dat Tom Soetaers na een passage bij Roda nu binnentreedt bij het grote Ajax Amsterdam en destijds Anderlecht langs het kleine poortje verliet. Hebben de Brusselaars ondertussen hun lesje geleerd ? Het lijkt erop. Kompany wordt gekoesterd, en in eigen rangen gehouden. PSG, Bayern München, Ajax en nog andere topploegen lonkten al openlijk naar hem. Maar ook de hoofdbetrokkene laat zich af- noch verleiden. En hij volgt het advies van zijn manager Jacques Lichtenstein en diens assistent Daniel Detemmerman. “Eerst Anderlecht.”

Zweven zal hij niet makkelijk. “Ik ben tot dusver slechts één keer zenuwachtig geweest, voor de thuiswedstrijd tegen Boekarest, de eerste keer in dat stadion. Twee maanden geleden heb ik gezegd dat ik van de zomervakantie gebruik wilde maken om te tonen wat ik kan. Of ik daarin geslaagd ben ? Daarover beslist de terugwedstrijd tegen Krakau. Als we ons plaatsen voor de Champions League noem ik mijn debuut geslaagd. Eerder niet.”

door Pierre Bilic

‘Wat je bij de jeugdploegen aan racisme meemaakt, tart elke verbeelding.”Dankzij de sport ontsnapte ik aan de gevaren van de straat.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content