Hugo Broos, voorheen bij RWDM, Club Brugge, Moeskroen en Anderlecht, is volgend seizoen trainer van Racing Genk. Waar staat hij voor ? Een portret uit knipsels.

Gentleman

Zes jaar bij dezelfde club blijven, het is weinig trainers gegund of gegeven, maar Hugo Broos lukte het bij Club Brugge. Ook bij zijn andere clubs slijt hij jaren aan een stuk. Het geheim daarvan is voor hem heel simpel : resultaten halen. Al speelt ook het gestreken fluwelen imago daarin een rol. Of, zoals hij het zelf ooit verwoordde : “Soms zou het beter zijn als je wat langs bepaalde zaken heen slibbert, maar zo zit ik niet in mekaar, ik zou me daar heel onrustig bij voelen.” En een contract is een contract. “De dag dat de voorzitter me opbelt om me te ontslaan,” zegt Hugo Broos in 1996 al, “zal ik het kwaad hebben. Een ontslag blijft een vernedering, vind ik. Het blijft een erezaak om een contract uit te dienen.” Na zijn ontslag bij Anderlecht verklaart hij dan ook onom- wonden : “Voortaan zal ik niet lang meer moeten nadenken over het antwoord op de vraag wat de grootste vernedering uit mijn carrière is : 7 februari 2005.”

Eerder in zijn carrière al – eigenlijk bijna zijn hele carrière als trainer – dook Anderlecht op als de club waar Broos ooit trainer zou worden. Maar tegen die voorbarige insinuaties bleef hij zich verzetten. Begin jaren negentig stuurde hij om alweer een dergelijke roddel de kop in te drukken zelfs stante pede een aangetekend schrijven naar de raad van bestuur van Club Brugge, “om me te distantiëren van dat verhaal. Ik heb hetzelfde gedaan tegenover de spelers. Ik geloof echt dat ik te eerlijk ben voor de voetbalwereld.”

Maar vooral aan zijn periode bij Moeskroen hield Broos het imago van gentleman-trainer over. Tot drie keer toe, verklaarde hij, contacteerde Genk hem in de loop der jaren – na AiméAnthuenis, na Jos Heyligen, na Johan Boskamp en inmiddels ook na Sef Vergoossen. Achteraf legt Broos in Voetbal Magazine uit hoe dat in 1999 verliep : “Ze vroegen mij of ik geïnteresseerd was, ik zei : ja, maar… dát is het nummer van Detremmerie – en ik denk dat het niet doenbaar is. Dat telefoontje met Detremmerie duurde ongeveer dertig seconden, hoor ik.”

Moeskroen is ook de club waar Broos zich openlijk verzet tegen insinuaties dat sommige trainers – eentje met een nochtans onkreukbaar imago wordt in het milieu Mr. 50 procent genoemd – wel eens verdienen aan transfers. “Mij kan niemand verleiden”, zegt hij daarover in die periode in de media. “Stopt mijn voorzitter mij morgen vijftig procent toe, zou het anders liggen. Dan krijg ik het van mijn werkgever en is het geen omkoping. Eén keer heb ik commissie aangenomen en het aan de voorzitter gegeven, zodat de prijs van de transfer gedrukt kon worden. Maar dat was eenmalig. Want op den duur krijg je de naam dat je geld pakt. Iedere manager weet onderhand dat hij bij mij niets in de zakken moet stoppen. Ik wil zo onafhankelijk mogelijk kunnen beslissen.” Want : “Hoort mijn vrouw morgen dat ik op een of andere manier commissie opstrijk, dan krijg ik thuis problemen.”

Leven & voetbal

Zo braaf als Broos de speler overkwam, zo mondig lijkt Broos de trainer geworden. Zelfs in zijn beginperiode bij RWDM, waar hij debuteert in het vak als assistent van Paul Van Himst : “Als voetballer had ik nauwelijks reden om zaken te bekritiseren. Bij Anderlecht was alles perfect geregeld, waarover zou ik dan moeten klagen ? Bij Club Brugge begon dat al een beetje te veranderen. Toen ergerde ik me bijvoorbeeld aan het feit dat Antoine Vanhove nadat we de titel verloren na een dramatische testwedstrijd tegen Anderlecht tegen Michel Verschueren zei dat Anderlecht kampioen mocht worden omdat Brugge toch de beker al had gepakt. In een interview heb ik daar iets over gezegd en daarvoor ben ik op het matje geroepen. Ik ben nooit bang geweest om voor mijn mening uit te komen. Ik zeg altijd : het is niet omdat je braaf bent dat je los hoeft te zijn in de omgang.”

Wie voor een Europese verplaatsing naar Bremen vraagt waar en wanneer Brugge de dag voordien zal trainen, doet hem op zijn kaartje kijken. Wie al dan niet al geel achter zijn naam heeft staan ? Broos moet ook op die vraag het antwoord schuldig blijven. Ook had hij er geen problemen mee een wedstrijd te missen omdat zijn dochter die dag trouwde. “Ik probeer”, legde hij die instelling uit, “op tijd en stond afstand te nemen, dat zit ingebakken in mijn aard, want ik vind dat je in het leven alles moet kunnen relativeren. Ik ben heel erg bezig met mijn vak, maar dan op mijn manier. Ik heb als trainer bijvoorbeeld niet de drang om een tegenstander twee of drie keer te scouten, ik vind dat overbodig. Zo schenk ik in Europees verband ook geen aandacht aan de gele kaarten bij de tegenstander, want ik vind het absoluut niet belangrijk dat mijn spelers dat weten. Want als je zoiets in een tactische bespreking gaat accentueren, haal je ze uit hun spel. Ik vind het belangrijk dat je als trainer niet uit je rol valt. Je moet gewoon jezelf zijn.”

En zichzelf zijn is voor Broos ook interesse kunnen tonen voor het leven buiten het voetbal. “Ik ben uiteraard veel met voetbal bezig, maar niet alleen daarmee. Als ik bijvoorbeeld eens alleen thuis ben, dan zet ik koffie, ik pak een boek, kruip in mijn zetel en zit daar uren te lezen. Daar geniet ik heel erg van. Ik prefereer altijd non-fictie, boeken die op een of andere manier raakpunten vertonen met het hedendaagse. Straks begin ik aan een boek over de invloeden van de CIA in bepaalde landen.” Of hij volgt cursussen, zegt hij in Humo. “Ik heb onlangs een aantal cursussen gevolgd over de archeologie in Egypte. Om maar te zeggen dat ik niet dag-in dag-uit Voetbal International of Voetbal Magazine zit te lezen.”

“Ik vind : er is veel meer in het leven dan alleen maar voetbal.” Broos zegt nooit professionele problemen mee naar huis te nemen. “Ik lig ook nooit wakker van voetbal, want als dat ooit zou gebeuren, dan ga ik een andere job zoeken. Ik besef dat ik door mijn houding misschien niet zo’n gedreven indruk maak als sommige collega’s. Bijvoorbeeld omdat ik het weekprogramma niet van buiten ken of al eens een briefje moet consulteren als me gevraagd wordt wanneer we trainen. Maar ik vind het absoluut niet belangrijk dat je dat soort dingen onthoudt. Belangrijk is dat iedereen op tijd komt als de training begint.” Want discipline is belangrijk. “Zelfs als dat voor sommigen schoolmeesterachtig klinkt.”

Mentaliteit

Dat de mentaliteit van de huidige generatie voetballers niet meer is wat die van de vorige generatie was, is een van Broos’ boutades. “Voor de jeugd van tegenwoordig zijn er nog weinig normen en waarden : alles kan en alles mag. Het fanatisme waarmee sommigen vroeger iets deden, is fel verminderd.” In zijn beginperiode bij RWDM deed hij die vaststelling al. Osundu, die volgens hem de toenmalige generatie spelers belichaamde, was het voorbeeld dat hij gaf. “Die gasten kunnen niet incasseren : een maand geleden riep ik Osundu eens bij me en vertelde hem rustig dat hij te wisselvallig voetbalde en er te lusteloos bij liep. Wel, toen begon hij ogenblikkelijk te huilen, ik wist niet wat ik zag. In het algemeen zijn jongeren wel heel vlug tevreden over zichzelf. Ze zijn altijd verbaasd als je ze vervangt. Ook na een matige prestatie. Dan zeggen ze dat ze je beslissing niet begrijpen omdat ze toch goed hebben gespeeld. Ze stellen zichzelf op geen enkel moment ter discussie.

“Dat is een beetje de mentaliteit van nu : ofwel lul je niet genoeg, ofwel lul je te veel, of je traint te hard of niet hard genoeg, of er is onvoldoende discipline, of juist te veel, of ze zitten in een tactisch keurslijf of er is geen houvast. Is het niet hoog tijd dat we de rollen omkeren ? Mogen wij ook eens zeggen : jongens, zijn jullie wel echte profs ?

“Voetballers zitten zo in mekaar dat ze op momenten dat het niet goed gaat alles van zich af schuiven. Ik heb nog geen enkele speler horen zeggen : wij zijn ook een beetje fout. Daarom hou ik er niet van om met iedereen samen te zitten en te vragen wat de problemen zijn. Dat sorteert geen enkel effect. Ik benader de spelers liever individueel.”

Dat Broos als trainer weinig of geen uitleg geeft aan zijn spelers omtrent beslissingen, is een van de kritieken die hij al vaker te horen heeft gekregen. “Dat is de huidige generatie : wat je ook doet, ze moeten een uitleg krijgen. Ik ben echter een trainer die nooit uitleg geeft waarom iemand niet speelt, dat is een principe van mij. Ze mogen mij wel altijd uitleg komen vragen.”

Die houding leverde Hugo Broos al problemen op met bepaalde spelers : de Joegoslaven bij Moeskroen bijvoorbeeld. “Je mag als speler nooit verwachten dat de ploeg jouw niveau zal halen, je moet met je surplus aan kwaliteiten zelf het team naar een hoger niveau brengen.” Bij Club Brugge kreeg Broos het aan de stok met René Eijkelkamp. Toen de maker van tien goals en gever van veertien assists op de bank belandde, haalde die zijn gram. Waarop Broos : “Waarom zou het niet kunnen dat hij op de bank zit ? Waarom zou je niets anders mogen proberen ? Iedereen weet : een voorwaarde om tot modern voetbal te komen is dat je kan variëren. (…) Ik bezie hem van heel mijn leven niet meer. Eijkelkamp loop ik voorbij, die heeft voor mij afgedaan.”

De schaduwzijde van de persoonlijkheid van Broos die zich ook bij Anderlecht nog eens zou manifesteren op het moment dat de club kampioen speelde, terwijl in de loop van het seizoen een ontslag nog nakend was geweest. “Ik heb ontdekt dat ik een rancuneus kantje heb. Ik durf dan wel eens uithalen. Mooi is dat niet, maar ik denk dat het menselijk is”, zegt hij in De Standaard. Na de Europese nederlaag in Panathinaikos lag hij bijna buiten, nu had hij zijn grote gelijk gehaald. “Ik moet eerlijk zeggen, en dat is een rancuneus kantje van mij, dat ik een aantal mensen recht in de ogen kijk met een glimlach rond de mond”, klinkt het in De Morgen. “Wat normaal is, want alles was slecht aan mij zes maanden geleden. Tactisch was ik niet goed, de trainingen waren niet goed, ik sprak niet genoeg,… Terwijl ik altijd op dezelfde manier werk en mijn methode altijd succes heeft gebracht.”

Zijn ontslag, het eerste in zijn carrière, komt er na een seizoen waarin hij de rijzende ster Kompany, een keeperskwestie, de tweespalt BaseggioZetterberg, een verzuurde sfeer en de immense druk van de media moet trotseren. Hij was, klonk het verwijt, niet doortastend genoeg opgetreden. “Ik had de indruk dat alles wat misliep míjn schuld was.”

Werkwijze

1. Streef naar professionele omstandigheden. De situatie waarin Broos bij RWDM moet werken, is verre van ideaal en dat frustreert de beginnende trainer, die dan al professioneel denkt : “Op automatismen kan je op ons trainingsveld niet werken. Het is niet eens mogelijk dat je iemand die met de rug naar een tegenstander staat de bal in de voeten speelt. Op dat hotsende en botsende veld slaag je er niet in te draaien zonder het gevaar dat je in de grond stampt. Waarom denk je dat je bij ons zo weinig een-twees ziet, zo weinig vloeiende combinaties ? Je moet de bal op training dertig keer controleren voor je kan centeren. (…) In Neder-over-Heembeek ligt het veld wel goed, maar daar beschikken we niet over het nodige materiaal. Je hebt geen doelen, dus als er een goal gemaakt is, moet ik over de hele lengte van het veld om die bal rennen. Ik kan toch niet vragen dat degene die scoort dat doet ? Anders zou je die jongen straffen omdat hij een goal maakt.”

2. Neem nooit beslissingen op basis van cijfers. “Uit statistieken kan je wat leren, maar je mag er nooit op voortgaan, want voetbal is een teamsport. Op patronen van de tegenstander train ik evenmin, altijd op wat wíj spelen : het is beter je eigen spel te ontwikkelen, dan dat van de tegenstander te ontregelen.”

3. Scout nieuwe spelers altijd zelf. In videocassettes gelooft Broos niet : “Cassettes worden gemanipuleerd : je ziet twee keer dezelfde fase, maar vanuit een andere hoek. Of ze laten op het einde dingen zien die je in het begin ook al zag. Of je krijgt een hele reeks doelpunten van eenzelfde spits : uit één seizoen of uit meerdere seizoenen ? Sommigen denken dat je echt dom bent.” Wat niet wegneemt dat een mens zich wel eens vergist, zo blijkt als Broos in 1991 spitsen gaat scouten om bij Club Brugge zijn ploeg te versterken. Pierre van Hooijdonck in Roosendaal bijvoorbeeld. “Dat was niets”, zei hij daar toen over. “Vervolgens ben ik in Oostenrijk gaan kijken naar Oliver Bierhoff, een grote, granieten en kopbalsterke spits, maar als je hem de bal geeft, springt hij vijf meter van zijn voet. Daar kan je op topniveau niets mee beginnen.” Het wordt uiteindelijk de Pool Tomasz Dziubinski. “Explosief, technisch onderlegd, tweevoetig, doelgericht, gaat makkelijk een mannetje voorbij, voetbalt alert en scoort veel op grond van die snelheid.”

4. De trainer heeft altijd gelijk, daarvoor is hij ook trainer. “Op dat vlak zijn er geen compromissen. In ondernemingen moet er een visie zijn en die moet niet worden aangepast aan een trainer of speler, want dat zijn passanten. Een club moet zeggen : dit is onze visie, past die bij u ? Wil u op een andere manier werken ? Mooi, maar dan niet hier.”

Racing Genk heeft nu met Hugo Broos eindelijk de trainer die het na eerdere vergeefse pogingen al wou.

door Raoul De Groote

‘Ik heb nog geen enkele speler horen zeggen : wij zijn ook een beetje fout.’

‘Het is niet omdat je braaf bent dat je los hoeft te zijn in de omgang.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content