Philippe Clement voetbalt bij Club Brugge, Ronny Bayer coacht basketbalclub RB Antwerpen. Beiden sleten ze hun jeugd op Sint-Anneke. Een reünie op het basketpleintje aan Blok 25.

Boterhammen schrokken

Ronny Bayer : “Ik heb nog gevoetbald bij de miniemen van Tubantia, maar ik was te hevig. Niet hyperkinetisch, maar ik kon niet stilzitten. Dat was ongelooflijk. Ik tackelde, ik speelde van voor, vanachter…”

Philippe Clement : “Zoals ik nu ( lacht).”

Bayer : “De trainer zei tegen onze pa : ‘Ge kunt hem beter een andere sport laten doen, want hij is té voor voetbal.’ Ik deed doodgraag sport. Alles. Op school was ik ingeschreven voor de korfbalploeg, de handbalploeg, de volleybalploeg…”

Clement : “Hier waren toen heel veel buitenschoolse activiteiten.”

Bayer : “Via mijn twee neven ben ik toen beginnen te basketten bij Sobabee.”

Clement : “Ik was twee jaar en stond al met een basketbal in mijn handen, want mijn pa speelde basket. Bij de microben en de benjamins kreeg ik zelfs een bekertje als speler van het jaar, maar daarna kwam er een trainer die aan de alcohol was en ben ik gaan voetballen bij Sint-Anneke. Op Linkeroever hadden wij de rijkdom op korte afstand bijna alle sporten te kunnen doen. Intensief, want alles wat we deden, was strijden tot de dood om te winnen. We vertrokken ’s ochtends vroeg, kwamen tien minuten naar huis om een boterham binnen te schrokken en waren weer weg tot het donker werd. Maar sindsdien is de maatschappij enorm veranderd. Hoewel wij in Loppem in een gesloten wijk wonen, vraag ik Miguel altijd dat hij zich om de zoveel tijd komt tonen.”

Bayer : “Hier kweekten wij de gedrevenheid, het karakter en het doorzettingsvermogen dat vandaag de dag ver weg is. Wij hadden een bal en een fiets. Nu hebben ze een computer, videogames, een cd-speler, een dvd-speler. Hoe kan je nu nog een kleine motiveren om buiten met de bal te spelen ?”

Clement : “Die wil om te winnen, daar draaide het om. Elke dag was een prestigestrijd. Hoe werden de ploegjes gemaakt ? De twee besten stonden tegenover elkaar en mochten om beurt iemand kiezen uit heel de hoop. Dat is dus een geweldige strijd, een overlevingsstrijd.”

Bayer : “Want als je niet goed presteerde…”

Clement : “… werd je niet gekozen en mocht je niet meedoen.”

Bayer : “En wat was de challenge ? Dat jij diegene was die een ploeg mocht kiezen. Des te beter je dus ging spelen. En dan kom je uiteindelijk bij leidersfiguren.”

Clement : “Ik denk dat je dat alleen op die manier kunt ontwikkelen en kunt leren. Nu wordt het een beetje te veel afgelijnd en in één richting geduwd. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die in een club op die manier durven denken om zo ploegjes te kiezen, want dat zou psychologisch niet verantwoord zijn. Zij die er dan afvallen, zouden er te veel last van ondervinden. Terwijl het de enige manier is, als je binnen de sport iets wilt bereiken”

Bayer : “Mijn succes als speler was dat ik alles deed om te winnen. In de zomer ging ik tennissen om te winnen en niet om tegen een bal te slaan zoals mijn broer. Hij had meer talent dan ik, maar niet de helft van mijn karakter. Dan was het : ‘Het is te warm, ik heb geen goesting.’ Of hij liet zich gaan als hij achter stond. Vroeger had je minder talent nodig om er te geraken, omdat wij vechters waren. We gaven niet af tegen veel betere spelers.”

Clement : “We hadden niets liever.”

Bayer : “Bewijs maar eens dat je een goede bent !”

Clement : “Je wou leren en beter worden. Er was op die pleintjes ook altijd een groepssfeer binnen je ploeg. Aan de rust was het : als we langs de andere kant aanvallen, maken we meer kans om te winnen, want daar staan zwakkeren. Daar waren wij allemaal mee bezig, ook al waren we zo klein.”

Een pak slaag

Clement : “Het zou kunnen dat je nu een iets technischer sporter cultiveert, omdat er meer op dingen gewezen wordt, maar misschien met minder overlevingsdrang en minder eigen tactisch inzicht. Veel jonge spelers denken totaal niet meer na over een wedstrijd. Ze volgen blindelings wat een trainer zegt, wat op zich goed is, maar tijdens de wedstrijd moet je zelf kunnen reageren.”

Bayer : “En improviseren.”

Clement : “Wij leerden dat door het elke dag te doen en door er leiding in te nemen.”

Bayer : “Treffend is dat toen de fotograaf mij vroeg om voor de foto onder de korf de bal van Philippe proberen af te pakken, zijn eerste reactie was : mijn hand blokkeren. Jongens van veertien moet je dat nu uitleggen, want die reageren zo niet.”

Clement : “Dat is een instinct dat je ontwikkelt.”

Bayer : “Hier op het pleintje, ter verdediging.”

Clement : “Onbewust.”

Bayer : “Het is een reflex die je niet meer ontwikkelt in een beschermde sportomgeving. Hier waren soms twintig man, hé, zonder trainer, en soms kwamen er nieuwe bij. Dat was direct een vorm van je terrein afbakenen. Je karakter laten zien.”

Clement : “Het was constant bewijzen, hé.”

Bayer : “Ik zeg dat altijd tegen mijn broer : door je meer vocaal te laten zien en meer van je af te bijten, zal je ook beter presteren. Bij Aalst was er één waar het talent van afdroop, maar zo timide als iets. Te braaf. Ik zeg tegen hem : ‘ Wim, weet jij wat je eens nodig hebt ? Een goed pak slaag, want jij zou eens kwaad moeten worden, eens iemand kunnen vastpakken en zeggen : is het nu gedaan ? !’ Dáár gaat het om in de sport.”

Clement : “Mijn moeder zei altijd : ‘De sporters zijn de gladiatoren van bij de Romeinen.’ Brood en spelen.”

Bayer : “In mijn ploeg heb ik er één zitten… Jos Casteels, 2m04, een betere polyvalente speler kan je in mijn ogen niet hebben. Ik zeg : ‘Jos, maak je eens kwaad ! Zeg eens : dat is mijn plaats !’ Maar Jos wil die challenge niet aangaan. Ben ik speler en er komt er één binnen voor mijn positie, dan begin ik direct the mental game.”

Clement : “Dan geef je die onmiddellijk een koek op training ( lacht).”

Bayer : “Je tonen ! Je hebt die challenge nodig, want je mag niet in een zetel gaan spelen.”

Clement : “Want dan verslap je. Je moet de lat elk jaar proberen wat hoger te leggen en er dan voor werken. Dat is de enige manier.”

Bayer : “En : tot de laatste seconde van je carrière openstaan om bij te leren.”

Clement : “Maar een strijd op leven en dood, bij wijze van spreken, kan nu niet meer in de clubs. Daar zou in deze maatschappij te veel reactie op komen.”

Bayer : “De dag van vandaag krijg je meteen naar je kop geslingerd dat je te hard bent voor die kleine. Terwijl het juist dat is wat veel gasten missen. In de krant lees je wel eens verhalen over leraars die te hard zijn. Maar in de sport is het nog tien keer harder !”

Clement : “Miguel is tien jaar en er zitten in zijn klas kinderen die gewoon niet meer kunnen lopen ! Beangstigend, hé. En dat is één generatie verder.”

Bayer : “Zijn we dan wel op de juiste weg bezig ? Hoeveel kinderen zijn er niet met overgewicht ? Ze gooien dan ook zoveel junkfood naar je kop, hé. Quick, McDonald’s, Pizzahut…”

Clement : “Gezien toen ik in Engeland speelde : ’s ochtends zat McDonald’s propvol met scholieren. Ze gingen er ontbijten !”

Bayer : “Waarom is Amerika zo’n succesvol sportland ? Omdat het systeem hen toelaat ’s morgens les te krijgen en ’s namiddags hun favoriete vakken te volgen. Basket, talen, drama… Wat je zelf kiest. Daar moeten wij ook naartoe. Geen enkel kind is gemaakt om acht uur stil en geconcentreerd achter een bank te zitten. Ik houd mijn hart vast als mijn kleinste naar het eerste studiejaar moet.”

Clement : “Ik denk dat het heel belangrijk is dat een systeem kinderen toelaat van alles te proeven. Dan zie je op welk gebied een kind zich het best ontwikkelt. Maar er eenheidsworst van maken, daar geloof ik helemaal niet in.”

Samen in bad

Bayer : “In Antwerpen komt er een topsporthal en zullen ze proberen om het jeugdbeleid van alle clubs onder één koepel te krijgen. Dat is heel goed, maar karakter kweek je op straat en dat is de dag van vandaag het probleem.”

Clement : “Als ze de hele dag buiten met vrienden kunnen spelen, zullen kinderen ten eerste al veel socialer worden, dan als ze thuis zitten en alleen hun broertjes, zusjes en klasgenoten kennen.”

Bayer : “Je zit in een cocon, hé, nu, thuis en in de sportclubs.”

Clement : “Hier woonden destijds ook Marokkanen en zwarte jongens ; in mindere mate, maar toch. Wel, die speelden toen gewoon mee.”

Bayer : “Op straat leer je ook omgaan met andere leeftijdscategorieën, in de clubs niet.”

Clement : “Ik denk dat dat een politiek probleem geworden is. Sinds de verkiezingen wordt daar weer veel over nagedacht.”

Bayer : “Iedere cultuur is anders natuurlijk en ik ben allesbehalve een racist, maar ik vind dat iedereen zich moet aanpassen aan het land waar hij is. Als je tien jaar geleden in Marokko een diefstal had gepleegd, werd bij manier van spreken je hand afgekapt. Hier mogen ze veel meer.”

Clement : “Dat is een deel van het probleem, dat ze hier doen wat ze in hun land niet mogen. Een ander deel is dat de maatschappij de laatste tien, vijftien jaar zo is geëvolueerd dat er… hoe moet ik het zeggen… Vroeger gingen de mensen met hun kinderen in bad, wie durft dat nu nog te doen ? De buren zouden het eens moeten horen !”

Bayer : “De maatschappij heeft op iedereen een stempel gezet.”

Clement : “Er wordt een ideaalbeeld gecreëerd. Ik denk dat er veel veranderd is sinds de mensen veel meer tv zijn gaan kijken. Tv bepaalt het beeld van de mensen hun leven en tv draait rond bedrijven en bedrijven creëren het beeld van wat mensen allemaal nodig hebben. Hoe langer hoe meer worden mensen in een bepaalde richting geduwd. En hoeveel zitten er niet de hele avond voor hun computer ? Die hebben zelfs geen contact meer met de mensen waarmee ze onder hetzelfde dak leven, terwijl vroeger iedereen op straat zat en iedereen elkaar kende. Dat schept afstand. Als je iemand niet kent, weet je niet of hij goede of slechte bedoelingen heeft als hij voorbijkomt.”

De straat op

Clement : “Wat er moet gebeuren ? Heel moeilijk, hé.”

Bayer : “Het begint natuurlijk op school.”

Clement : “Ik vind dat er op school van kleins af meer kansen moeten worden gegeven om kinderen zich lichamelijk te kunnen ontwikkelen. Dat zou voor hun psychische ontwikkeling ook veel beter zijn, denk ik.”

Bayer : “Een ander punt is : demotivatie in de clubs, omdat ze al die buitenlanders binnenpakken. De politiek moet er ook voor zorgen dat voor de clubs de sociale en fiscale lasten voor Belgen en buitenlanders gelijk worden. Nu zijn buitenlanders goedkoper.”

Clement : “Het gaat er niet om de eigen jeugd te beschermen, maar om kansen te geven.”

Bayer : “En te kunnen doorgroeien. Wij hebben nu het project RBA 2 : jongeren die met RBA 1 meetrainen en omringd door één of twee oude rotten in derde nationale spelen, waar ze de fysieke kant van basket leren kennen.”

Clement : “Kunnen die promoveren ?”

Bayer : “Ja, tot in tweede klasse.”

Clement : “Ik sta daar zeker achter, want tenslotte leerde ik het ook in derde klasse : bij Beerschot. Ik denk dat Genk dat zal proberen met Tongeren, als een soort satellietclub.”

Bayer : “Al tien jaar steken we in het basketbal geen beleid meer in onze jeugd. Onze federatie moet daar meer inspanningen voor doen. Het zijn Nike en Adidas die strandvoetbal, en in grootsteden toernooien, organiseren om de jeugd die push te geven om te gaan basketten.”

Clement : “Eigenlijk is dat typisch wat we hier op dat pleintje deden.”

Bayer : “Wie zijn de betere voetballers ? De Brazilianen, vind ik.”

Clement : ” Zinédine Zidane is puur een voetballer van de straat.”

Bayer : “We moeten de jeugd op straat krijgen, maar dat is een complex probleem. De veiligheid bijvoorbeeld.”

Clement : “Het verkeer.”

Bayer : “Vroeger kwam ik van de stad naar hier met de fiets. Eerlijk, ik heb een dochter van tien…”

Clement : “Nu durf je ze nog niet met de fiets naar school sturen.”

Wafelenbak

Clement : “Cruciaal is dat kinderen zich beter kunnen ontwikkelen en gestimuleerd worden om meer op straat te spelen. Misschien moet daar binnen buurt- en wijkcomités aandacht aan besteed worden en niet enkel aan een wafelenbak. Want het is perfect mogelijk om zulke dingen te organiseren, zoals bepaalde sponsors het op een commerciële manier proberen.”

Bayer : “Zoals wij vorig seizoen voor een sponsor op verschillende pleintjes in Antwerpen initiatietraining gaven.”

Clement : “Dat is ook een punt voor de politiek, denk ik. Op die manier zal je bijvoorbeeld ook meer integratie krijgen. Als je samen gesjot of gebasketbald hebt, zal je veel meer begrip voor elkaar hebben, minder ruzie maken en minder tijd hebben om dingen af te breken.”

Bayer : “Als je op school ruzie krijgt, wordt het opgelost door je leerkracht of directeur. Wij moesten dat vroeger zelf doen. We waren koppig en spraken twee uur niet meer met elkaar, maar dan rolde die bal ertussen en waren we weer bezig. Dat mis je nu.”

“Er moeten concrete projecten komen en er moeten ex-atleten bij betrokken worden.”

Clement : “Het begint al bij de structuur van de nationale bond, waar er veel meer bekwame ex-sporters in betrokken zouden moeten zijn.”

Bayer : “Iedere organisatie wil toch beter worden ? Waarom is de NBA zo succesvol, wereldwijd ? Onlangs zag ik in een reportage over Congo een jongen met een shirt van de Chicago Bulls rondlopen. Je moet het product kunnen verkopen en onderhouden. Daarvoor heb je uithangborden als Michael Jordan en anderen nodig. In het voetbal zijn het de sponsors die het doen. Adidas en Nike, die pakken David Beckham, Zinédine Zidane .

Clement : “NBA-spelers zijn ook verplicht jeugdclinics te geven.”

Bayer : “Die gaan gewoon naar de scholen. Ann Wauters heeft verplichtingen om er met kinderen te gaan praten : wat is de drijfveer, waar moeten ze op letten ? Dat kunnen wij hier toch ook doen !”

Clement : “Maar er moet wel een goede structuur achterzitten. Niet : we gaan dat nu efkes doen.”

Bayer : “De sportbonden moeten hun clubs daartoe gewoon verplichten !”

door Christian Vandenabeele

‘Miguel is tien jaar en er zitten in zijn klas kinderen die niet meer kunnen lopen. Beangstigend, hé.’ (Philippe Clement)

‘Karakter kweek je op straat en dat is de dag van vandaag het probleem.’ (Ronny Bayer)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content