Na 27 jaar en het knabbelen op 14.980 reepjes kauwgum houdt Alex Ferguson het als manager van Manchester United voor bekeken.

Het is 6 november 1986, het IJzeren Gordijn tussen Oost en West bestaat nog, wanneer Alex Ferguson zijn handtekening zet onder een contract als manager van Manchester United. Ferguson heeft naam gemaakt door in Schotland begin jaren tachtig met het bescheiden Aberdeen de hegemonie van de topclubs uit Glasgow te doorbreken. Dat is de Engelse (en Schotse) clubs niet ontgaan, maar Ferguson gaat niet in op de interesse van Tottenham, Arsenal, Wolverhampton en de club waarvoor hij vroeger heeft gespeeld, Glasgow Rangers. Wanneer hij een telefoon krijgt van iemand die zegt dat hij de chairman van Manchester United is, denkt hij aan een grap, maar hij heeft wel degelijk Martin Edwards aan de lijn, en hij zegt toe. Niet dat de kandidaten voor de job in de rij stonden. Manchester United heeft al negentien jaar geen platte prijs meer gewonnen, sinds het in 1968 onder de legendarische sir Matt Busby zijn laatste titel vierde. Geen van diens opvolgers kon de vergelijking met Busby aan, tot sir Bobby Charlton Ferguson aanbeveelt: “Ik zag iemand die de moed en het doorzettingsvermogen had om te gaan voor wat hij wilde bereiken, iemand die zich in geen enkele situatie van zijn stuk zou laten brengen.”

Toch ziet het er niet goed uit wanneer Ferguson op 6 november zijn handtekening zet. United staat met amper drie overwinningen 19e op 22 eersteklassers (de Premier League bestond nog niet), er is geen geld voor transfers en om de job te krijgen moet Ferguson een kwart inleveren van wat hij bij Aberdeen verdiende, maar hij twijfelt niet. “Dit is voor mij geen job, maar een missie.”

Een paar dagen later speelt United uit bij Oxford. Uit de luidsprekers schallen de hits van dat moment: ‘Don’t Give Up’ van Peter Gabriel en Kate Bush en ‘Take My Breath Away’ van Berlin. De lp’s van dat moment (de cd bestaat nog niet) zijn Graceland van Paul Simon en The Queen Is Dead van de Mancunian band The Smiths.Tijdens de rust geeft Ferguson de spelers hun eerste bolwassing, maar United verliest met 2-0. De zaken nog wat observeren vindt de nieuwe manager geen optie, meteen ingrijpen wel. Dus is het afgelopen met open trainingen waar de pers bij mag zijn en er komt een streng drankreglement. Ferguson wil absoluut af van de drinkcultuur die bij de club gecultiveerd wordt. Al in zijn tweede week maakt hij duidelijk dat hij het wilde nachtleven van de spelers aan banden wil leggen. Er komt een streng reglement met een dieet en een dresscode.

Niet dat dat veel helpt: United eindigt als elfde. Maar geen nood: goed advies is onderweg. Graham Taylor belt Ferguson met een interessante tip. Voor 1,5 miljoen euro kan hij bij Watford de jonge aanvaller John Barnes losweken. Maar Ferguson krijgt een negatief advies van de hoofdscout en heeft net Jesper Olsen een nieuw contract gegeven, dus mag wat hem betreft Barnes gerust naar Liverpool. Geen goeie beslissing, zo blijkt: Olsen brengt er niets meer van terecht en de speler die Ferguson als vervanger haalt (Ralph Milne) is niet meteen de beste transfer uit zijn loopbaan.

Cantona

Dus blijft Manchester United sukkelen. Tot consternatie van de fans verkoopt de coach eerst Gordon Strachan en in juli laat hij Paul McGrath en Norman Whiteside gaan. De twee bulken van het talent, maar het zijn ook drinkebroers en voorgangers in een cultuur waarmee Ferguson komaf wil maken.

Met een elfde, een tweede en nog een elfde plaats neemt de onvrede toe. Clubicoon George Best merkt bitter op: “Ik zou geen twee stappen verzetten om dit team te gaan bekijken.” Op 7 januari 1990 ligt Fergusons hoofd op het kapblok tijdens de bekerwedstrijd tegen Nottingham Forest. Fans hebben borden waarop het ontslag van de trainer wordt geëist, maar invaller Mark Robins maakt in de slotfase de winning goal. De zege is een kantelmoment. Dat seizoen wint Manchester United zijn eerste prijs. Na een replay tegen Crystal Palace pakt het de FA Cup.

Een jaar later zoekt Ferguson samen met voorzitter Martin Edwardseen spits. Hij vertelt net hoe de nieuwe Franse bondscoach Gerard Houiller de loftrompet stak over een van zijn spitsen die bij Leeds voetbalde, Eric Cantona, wanneer de telefoon in Edwards kantoor rinkelt. Het is – toevallig – de CEO van Leeds die een speler wil kopen. Ferguson schudt van neen en schrijft gauw op een papier in grote letters: ‘CANTONA’. Die avond heeft United voor 1,5 miljoen Eric Cantona gekocht. Het keerpunt voor de club én de manager.

Wanneer Cantona in januari 1990 voet aan land zet in Engeland, heeft hij op zijn 25e in Frankrijk al vijf clubs versleten maar nog geen prijs gepakt. Het enige wat hij verzamelde, waren rode kaarten en schorsingen. Met hem pakt Leeds de titel, maar toch laat manager Howard Wilkinson hem naar Manchester United gaan. Ook daar voelt de valse trage Cantona, fysiek geen doetje, perfect aan waar hij moet lopen en waar hij anderen de bal moet geven. Cantona was, aldus Ferguson, “een van de weinige spelers die je iets leren over voetbal wat je nog niet wist. Iets wat je niet had kunnen leren, omdat je geen idee had dat het er was.” Cantona was de hefboom die de manager nodig had om zijn team op een moderne, continentale manier te laten voetballen. Hij was voor Ferguson “de juiste speler in de juiste club op het juiste moment”. Een jaar later wordt Manchester United voor het eerst sinds 1968 kampioen. Wanneer Ferguson nog een paar namen vervangt door jong talent (zoals David Beckham en Ryan Giggs) komt de machine op gang. Met zeven titels in negen jaar zijn de magere eerste jaren snel vergeten.

Bullebak

Ferguson is een absolute controlefreak die houdt van zijn spelers, maar hen laat vallen als een baksteen wanneer hij voelt dat ze hem niet volgen. “Voor ik hem kende, was ik van niemand bang, maar hij joeg me angst aan”, herinnert Bobby McCulley zich, een van zijn eerste spelers toen hij in 1974 op zijn 32e debuteerde als trainer bij East Stirlingshire. Bij Aberdeen houdt hij bij hoeveel rollen toiletpapier de spelers gebruiken, maar wie wint wordt veel vergeven. Aberdeen wordt drie keer kampioen, wint vier bekers én de Europabeker voor bekerwinnaars, nadat het in de halve finales… Waterschei uitgeschakeld heeft.

In zijn biografie verwijst Ferguson naar de waarden die hij oppikte aan de scheepswerven in Govan waar hij opgroeide: solidariteit en socialisme, maar zijn socialisme is er een met stalinistische trekjes. In zijn visie is alles ondergeschikt aan het teambelang: de speler moet zijn talent en ego opofferen voor het grotere geheel. Met het Bosmanarrest heeft hij het aanvankelijk moeilijk. Het kan toch niet dat je alles voor een speler doet, hem beter maakt, en dat hij dan zomaar weggaat? Het leidt tot clashes met tal van vedetten, en memorabele woede-uitbarstingen. “Ik wist niet dat iemand zo rood kon aanlopen”, herinnert Lee Sharpe, een van zijn voormalige spelers bij United, zich een woede-uitbarsting wanneer Ferguson Sharpe en Giggsbetrapt met een paar meisjes op hun hotelkamer.

Zelf besluit Ferguson zijn biografie Managing My Life met een inkijk in zijn ziel: “Loyaliteit was altijd de leidraad doorheen mijn leven.” Wie zijn aanpak volgt, mag meegenieten van succes. De vaste criteria die hij hanteert bij het beoordelen van een speler zijn: talent, sterke fysiek en de vaste wil om te winnen, én de bereidheid zich te laten kneden naar de wensen van de coach. Wat het oplevert, staat op de indrukwekkende erelijst (49 trofeeën, waarvan 38 met United) van de meest succesvolle coach die het profvoetbal ooit kende. In de 27 jaar waarin hij United leidde, wisselde stadsrivaal City veertien keer van manager.

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: REUTERS

Ferguson houdt van zijn spelers, maar laat hen vallen als een baksteen wanneer hij voelt dat ze hem niet volgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content