Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Vijfentwintig jaar nadat Club Brugge de finale van Europacup I speelde, werd het voor de twaalfde keer landskampioen. In die periode heeft blauw-zwart zich nooit verloochend.

Precies drie seizoenen had Trond Sollied nodig om Club Brugge helemaal op zijn kompas te laten varen en zijn goddelijke status waar te maken. Met zijn hier en daar geïdealiseerde en op getrainde looplijnen gestoelde spelsysteem overdonderde deze apostel van de eenvoud de afgelopen maanden elke concurrentie, de moeizame laatste weken ten spijt. Sollied maakte van het woord looplijnen zijn al eens weggehoonde adagium, maar de kracht van de Noor zit hem onder meer in zijn onverstoorbaarheid. Hij trekt zich van niets of niemand iets aan en wil vanuit zijn filosofie blijven verder werken aan de ontwikkeling van de ploeg.

Deze titel is voor hem en Club Brugge geen eindpunt. Uitgerekend in dit vergulde seizoen werd blauw-zwart op internationaal vlak immers met zijn beperkingen geconfronteerd : als techniek echt de bovenhand neemt op engagement en de snelheid van uitvoering de hoogte ingaat, wordt ook Club Brugge vertrappeld door de dynamiek van het moderne topvoetbal.

Het is juist daarin dat deze ploeg zich onderscheidt van het team dat in de tweede helft van de jaren zeventig gouden bladzijden in de clubgeschiedenis schreef. Met Ernst Happel stond er toen een trainer aan het hoofd, met wie Trond Sollied nu hier en daar wordt vergeleken. Ten onrechte, want afgezien van het feit dat beiden op hun manier innoverend bezig waren of zijn, gaapt er tussen hun opvattingen een wereld van verschil. Sollied is een schematicus, een docent in het voetbal die een wedstrijd ziet als een schaakspel op de groene mat en die in de eerste plaats voetballers samen wil laten functioneren. Hij houdt niet van strakke regels, ijvert voor positieve stress omdat dat volgens hem stimulerend werkt, en wil er met zijn niet altijd even gevarieerde oefenstof toe bijdragen dat voetballers snel situaties herkennen.

Ernst Happel daarentegen vertoonde despotische trekjes, werkte puur op instinct en restaureerde met die intuïtie het toen zwalpende Club Brugge op een manier die uniek is in de annalen van ons voetbal. In vijf jaar tijd pakte Club drie titels en een beker, en stootte het twee keer door tot de finale van de Europacup. Heel anders dan Sollied was Happel een bluffer op het veld. Hij zei niets als hij op de bank zat, maar reageerde wel. Hij bracht het spel met een rake typering terug tot zijn essentie. “Voetbal,” zo sprak hij, “is kijken, denken en spelen.” Daarom vond hij dat een speler in de eerste plaats over fantasie en improvisatievermogen moest beschikken. Niemand in de revue van trainers die ons land passeerden werkte zo vanuit het buikgevoel als deze nors ogende Wiener. Toen Ernst Happel vóór zijn Brugse periode voor een paar maanden aanmeerde bij het Spaanse Sevilla, werd hij daar geconfronteerd met een selectie van dertig man. Hij gooide twee ballen op het veld, liet de heren spelen en hield uiteindelijk twintig van de dertig man over.

Deze ‘Special’ over Club Brugge combineert twee gouden mijlpalen uit de geschiedenis van de club : de twaalfde landstitel en de Europese finale van 10 mei 1978 in de toenmalige Beker voor Landskampioenen. Tussen beide evenementen liggen precies vijfentwintig jaar en zeven dagen. Club, de enige Belgische club die de finale van de voorloper van de Champions League haalde, verloor op de heilige grond van Wembley met 1-0 van Liverpool.

Een kwarteeuw na deze wedstrijd blijft de herinnering aan Ernst Happel leven. Op het graf van de tien jaar geleden overleden grootmeester worden nog geregeld bloemen gelegd door supporters van Club, zo blijkt uit een reportage die we in Wenen maakten met de zoon van Happel. Nooit telde Club Brugge in zijn elftal zoveel sterke persoonlijkheden als op dat moment. De flamboyante Birger Jensen in de goal, de artistieke Eddy Krieger als leider van de verdediging, het als een puzzel in elkaar schuivend middenveld met Julien Cools, René Vandereycken en Paul Courant, een haast perfecte symbiose van loopvermogen, lef, verbaliteit en pure gratie. En dat alles overgoten met de dodelijke efficiëntie van Raoul Lambert.

Die uitstraling en dat puur leiderschap bezit de huidige groep niet. Maar de collectieve gedachte bleef altijd en overal het credo van het keurkorps dat zich naar het kampioenschap speelde. Club Brugge is zijn ideologie op het veld altijd trouw gebleven. En ook in het beleid stond de continuïteit voorop. Want wie zat er naast Ernst Happel op de bank tijdens de memorabele match tegen Liverpool ? Michel D’Hooghe, als clubarts. Vanuit zijn achtergrond zorgde hij er toen voor dat Club over de beste medische infrastructuur van het land beschikte. Als lid van de Raad van Beheer kostte het hem geen moeite om de andere dirigenten van het belang daarvan te overtuigen.

Nu geeft diezelfde Michel D’Hooghe als voorzitter het vaak oubolligheid verweten Club Brugge naast het veld een nieuw gezicht. Hij haalde in een tweede aanloop Marc Degryse binnen en zal ongetwijfeld verder werk maken van de modernisering van dit West-Vlaamse voetbalbolwerk.

De klemtonen zullen daarbij altijd op het sportieve vlak liggen. Trond Sollied pleegde in het verleden te werken met het materiaal dat hem ter beschikking werd gesteld, maar in een poging om het elftal een betere plaats te geven op de internationale waardeladder, beseft hij dat welbepaalde versterkingen noodzakelijk zijn. Club moet achterin meer stabiliteit en robuustheid krijgen, kan op het middenveld een vleugje raffinement en finesse gebruiken, en koelbloedigheid voorin. Dat Gert Verheyen na niet bepaald het beste seizoen uit zijn carrière topschutter van Club werd, is even veelbetekend als de vaststelling dat blauw-zwart over de met afstand beste aanval van de competitie beschikt. Het onderstreept de collectieve kracht van een geheel waarin iederéén, zoals Sollied verderop in deze ‘Special’ betoogt, scoort. Vooral dat heeft hem de voorbije maanden veel voldoening gegeven.

Het blijft niettemin een vreemde vaststelling dat Club zo domineerde in een voetbaljaargang waarin de transferpolitiek niet bepaald een voltreffer bleek. Club viste de absolute revelatie uiteindelijk uit de eigen kern op : de manier waarop Sandy Martens zich ontwikkelde, was imponerend. De vroeger zo verguisde aanvaller legde zijn gevoeligheid eindelijk af en demonstreerde over welk immens voetbalpotentieel hij beschikt. Maar zijn doorbraak kwam er pas na een som van toevalligheden. Net zoals er in Clubs kweekvijver nog een hele lading (Belgisch) talent op een kans zit te wachten. Wat dat betreft ziet de toekomst er heel fraai uit.

Veel moeilijker wordt het om in deze economisch moeilijke tijden de internationale aansluiting te vinden. Maar ook daartoe moet de komst van Michel D’Hooghe bijdragen. Op commercieel vlak zullen er een paar nieuwe bronnen worden aangeboord, die de budgettaire slagkracht moeten verhogen, zonder dat de vereniging zich op glad ijs begeeft. Ook wat dat betreft zal Club zijn volkse eigenheid nooit geweld aan doen.

Wat er van Club Brugge ook gezegd kan worden, bescheidenheid hoort bij deze vereniging. Niet één keer viel er tijdens deze schitterende campagne vanuit het Jan Breydelstadion snoeverige taal te horen.

door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content