In de schaduw van de vrouwelijke wereldheersers is het moeilijk toeven voor Olivier Rochus. De beste Belgische tennisser van het moment, nummer 48 van de wereld, voelt zich wat over het hoofd gezien. ‘Nu ik topvijftig ben,’ zegt hij ambitieus, ‘moet ik de lat hoger leggen.’

Tennis leeft als nooit tevoren in België. Iedereen kijkt reikhalzend uit naar de volgende spektakelstukken van Justine Henin-Hardenne en Kim Clijsters. Al te gemakkelijk echter wordt er vergeten dat we met Olivier Rochus, Xavier Malisse en Kristof Vliegen evenzeer over een bijzondere mannenlichting beschikken. Zij staan hard te trappelen om hun gelijk te bewijzen. Olivier Rochus, de eerste Belg op de wereldranglijst, sukkelde met een beenvliesontsteking, maar is klaar om weer een stap vooruit te zetten. Hij blikt terug op het voorbije jaar.

Laten we beginnen bij het begin : Australië. Je lijkt het altijd wat moeilijk te hebben om op gang te komen, of zie ik dat verkeerd ?

Olivier Rochus : “Bwah, dat is relatief. Ik vind persoonlijk dat ik in januari de bal best wel goed raakte. Ik viel in de eerste ronde van Sydney op Marat Safin en op de Australian Open verloor ik in de tweede ronde in vijf sets van Jiri Novak. Mijn spel stond toen echt op punt, hoor. Het ontbrak me gewoon aan een beetje geluk en een goede loting.”

Het opent wel perspectieven voor dit seizoen.

“Inderdaad. Ik heb bijna geen punten te verdedigen. Het is altijd een beetje afwachten, maar op dit ogenblik voel ik me goed in mijn vel. De ondergrond ligt me, zolang er maar niet te veel wind opsteekt. Ik neem de bal graag snel en met een wervelende wind is dat niet altijd evident. Er liggen mogelijkheden down under.”

Enkele maanden ver in het jaar kwam je voor het eerst echt in het nieuws. Je speelde voor de tweede keer op rij de finale in Kopenhagen.

“Dat toernooi is ondertussen afgeschaft en dat is toch wel spijtig. Ik was er een beetje kind aan huis geworden. De mensen hadden me er graag en dat was wederzijds. Ik hield van de stad en in het kleine zaaltje lag een snelle ondergrond met een lage balbots, ideaal voor mijn speltype. Jammer, maar helaas.”

Het gravelseizoen werd min of meer een afknapper. Veel eerste rondes. Waar lag de oorzaak volgens jou ?

“Een slechte voorbereiding was het grootste euvel, denk ik. Na Key Biscane in maart heb ik maar enkele dagen op gravel getraind, om dan onmiddellijk af te reizen naar Casablanca. Het werd een catastrofe. Het is een les voor dit jaar. Iets meer tijd tussen de verschillende ondergronden nemen en een degelijke voorbereiding op poten zetten. Nu was ik slecht vertrokken en heb ik het niet meer kunnen rechtzetten.”

Komen er na zo’n verliesmatchen twijfels in je hoofd ?

“Nee, niet echt. In enkele van die wedstrijden ben ik ook niet voluit gegaan. Dat wist ik. Mijn hoofd was er niet bij. Ik was niet honderd procent en dat betaal je cash.”

Roland Garros kwam er dan aan. Met een haalbare loting.

“Ik speelde supergoed. Ik heb trouwens Frederico Browne van de baan geblazen in de eerste twee sets. Tot de krampen opspeelden. Daarna was het snel gedaan.”

Je hebt er wel vaker last van. Enig idee vanwaar die krampen komen ?

“Ik weet het niet. De nacht voor mijn match had ik wel bijna niet geslapen, ik was te nerveus. Fysiek heb ik alle mogelijke tests gedaan en alles was in orde. Het heeft blijkbaar puur met stress te maken.”

Is er een oplossing voor ?

“Ik heb enkele dokters bezocht en ze hebben me wat producten meegegeven. Om de slaap te kunnen vatten en de adrenaline naar beneden te krijgen.”

Sportpsychologen ?

“Die heb ik ook opgezocht, maar het hielp me eigenlijk meer om alles eens te uiten. Het was niet echt een aanvulling op mijn tennis. De zenuwen voor een wedstrijd zijn nu eenmaal moeilijk te controleren. Soms ben je hard met een match bezig en soms denk je er helemaal niet over na. Maar als ik beter slaap, zal ik beter recupereren. Dat is duidelijk.”

Het grasseizoen bracht in juni dan weer het beste in je naar boven.

“De voorbereiding was matig, maar ik ben een weekje in Nottingham blijven hangen en heb er vrij goed kunnen trainen. Ik dacht helemaal niet aan de punten die ik op Wimbledon had te verdedigen.”

Guillermo Coria in de eerste ronde. Het had slechter gekund.

“Het was alleszins één van de eerste keren dat ik werkelijk zin had om de baan op te gaan. Het kon niet snel genoeg beginnen. Ik voelde me goed in mijn vel en amuseerde me op het veld.”

Wimbledon is een beetje jouw toernooi, hé ?

“Tja, het is toch al het vierde jaar op rij dat ik er goed presteer. Ik vind de ondergrond, de sfeer en het publiek geweldig. Gras past het best bij mijn stijl. Slice gebruiken, tegenvoets opkomen, alles laag bij de grond houden en mijn techniek uitspelen. Het is echt mijn ding.”

Daarna ging het weer een beetje bergaf met je resultaten. Was de omschakeling naar gravel weer te groot ?

“Ja. Wimbledon had meer van me geëist dan ik op dat moment vermoedde. De stress, de pers, ik was nog nooit tot in de vierde ronde geraakt. Ik was leeg achteraf, maar ik wou geen toernooien laten schieten. Foutje. Ik had eerst terug wat energie moeten opdoen.”

Ondertussen was je wel eerste Belg geworden op de wereldranglijst. Is dat belangrijk voor jou ?

(Zucht) Niet echt. Ik zou liever in de toptien staan en maar nummer vijf in België zijn, bijvoorbeeld. Maar het is ook niet niks natuurlijk. In ons landje zijn er toch nogal wat sterke spelers, dus het stemt me wel tevreden, ja.”

In de eerste ronde van de US Open bots je op één van die landgenoten, Xavier Malisse. Moeilijke loting ?

“Ja, verschrikkelijk. Xavier en ik kennen elkaar al lang. We zijn echte vrienden. En dan heb je niet diezelfde honger om te winnen als tegen een minder bekende tegenstander. Je durft haast niet je vuist te ballen als je een punt maakt, het ligt allemaal delicaat.”

Hij leek me anders wel gemotiveerd.

“Hij zat inderdaad goed in de match. Ik zag het blijkbaar meer als een veredelde training. Ik was te braaf die dag. Ik kon geen oorlog maken.”

Het was ook het laatste toernooi in samenwerking met je coach, Thierry Van Cleemput. Speelde dat een rol ?

“Nee, dat heeft geen rol gespeeld, al was het een moeilijke stap om te zetten. We zagen elkaar constant, we deelden de kamer, we trainden samen. En van de ene op de andere dag zien we elkaar bijna niet meer. Dat is wel raar.”

Wat heb je vooral opgestoken van hem ?

“Veel. Hij hield ervan om hard te trainen en hij motiveerde me constant om mijn grenzen te verleggen. Hij was meer dan een trainer, als er iets misliep bij mij dan zag hij het meteen. We hebben veel gediscussieerd en hij hielp me ook buiten de baan.”

Je koos als vervanger voor een tegenovergesteld type, Julien Hoferlin.

Thierry was vooral sterk op technisch gebied, terwijl ik nu toch op een punt ben beland waar dat allemaal min of meer behoorlijk functioneert. Julien is iemand die je door een muur kan sturen en je tijdens wedstrijden voortdurend aanspoort. Zo iemand had ik nodig.”

Heb je andere, buitenlandse, opties overwogen ?

“Nee, Julien was mijn eerste keuze. Hij kent immers ook Thierry heel goed en hij heeft me van dichtbij meegemaakt van heel jonge leeftijd. Als ik een buitenlander had genomen, moesten die mijn persoonlijkheid zelfs nog leren kennen, terwijl ik nu met Julien helemaal niet van nul vertrek.”

In september was er de verloren Davis Cupontmoeting in Oostenrijk. Een grote ontgoocheling ?

“Toch wel. We voelden ons goed en het was een belangrijke wedstrijd voor onze jonge ploeg. Persoonlijk wou ik mezelf ook rehabiliteren na die slechte zomer.”

Wat is er dan misgegaan ?

“Alles liep mis eigenlijk. Zij waren op hun sterkst, Xavier moest op het laatste nippertje afhaken met een rugblessure, ik had een black-out in mijn match tegen Jurgen Melzer, waardoor ik de tweede set weggaf… Alles liep gewoon mis, het was een drama. Ik ben nooit zo ontgoocheld geweest, denk ik. Nu moeten we weer twee matchen winnen om mee te doen aan de barragewedstrijden. En dat kost allemaal energie ten koste van je persoonlijke carrière, hé.”

Waar gaat die heen, die loopbaan ? Wat zijn je doelstellingen voor 2004 ?

“Ik heb vorig seizoen een stap vooruit gezet. Voor het eerst ben ik de topvijftig binnengeslopen en met mijn lichaamsbouw vind ik dat een prima prestatie. Nu, mijn tweede jaarhelft was magertjes. Had ik een constante in mijn tennis kunnen leggen, dan had ik nog hoger kunnen eindigen. De bedoeling is dus van goed mijn tijd te nemen tussen de verschillende ondergronden en niet meer van toernooi tot toernooi achter mezelf aan te lopen.”

Heb je in je tennis ook veranderingen aangebracht ?

“We hebben alvast erg veel op de service gewerkt. Als je de statistieken bekijkt, dan win ik tachtig procent van mijn eerste opslagen. De eerste service is dus van levensbelang in mijn spel. Daar hebben we nog wat meer op gehamerd.”

Waar ligt uiteindelijk je limiet, denk je ?

“Het is mijn droom om ooit bij de beste dertig spelers van de wereld uit te komen. Toen ik als jongeling met tennis begon, vond ik de topvijftig al indrukwekkend. Nu ik er ben, moet ik de lat echter hoger leggen en beter doen dan vorig jaar.

Veel succes ermee !

Olivier Rochus, geboren in Namen in 1981, wordt drieëntwintig jaar op 18 januari. Hij begon te tennissen op zesjarige leeftijd, samen met zijn oudere broer Christophe. Hun vader Jean-Paul is dokter, moeder Anne tandarts, de jongste zoon heet Pierre. Olivier speelt professioneel tennis sinds 1999. In 2000 werd hij uitgeroepen tot ATP-nieuwkomer van het jaar. Datzelfde jaar figureerden hij en Christophe samen in de tophonderd van het mannentennis : van Byron (28) en Wayne Black (95) in 1998 was het geleden dat een broederpaar daar in was geslaagd. Zijn eerste (en tot dusver enige) ATP-titel, veroverd in Palermo, dateert ook van toen. Olivier (1m65) was er letterlijk de kleinste toernooiwinnaar mee sinds Angel Giminez (1m66) in 1980.

door Filip Dewulf

‘Blijkbaar hebben die krampen puur met stress te maken.’

‘Xavier en ik zijn echte vrienden. Ik durfde geen oorlog te maken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content