Nooit heb ik de hele gamma van menselijke emoties in zo’n verschroeiend tempo beleefd als rond de wedstrijd Borussia Dortmund-Club Brugge. Het begon met humor en zelfspot. Het officiële diner, dat steeds wordt aangeboden op de vooravond van de wedstrijd, vond plaats in een restaurant dat eigendom is van Borussia. In mijn speech stelde ik : “Als we morgen winnen, kan ik misschien ook een restaurant kopen !”

Toen ik de spelers voor de wedstrijd toesprak, vroeg ik hen geen faalangst te hebben, doch met rust, vertrouwen, ja, met vreugde de confrontatie tegemoet te zien omdat ze een kans kregen hun grenzen te verleggen. Ik hoop maar dat ze niet gemerkt hebben dat ik een pak nerveuzer was dan de meesten onder hen. Toen de wedstrijd amper drie minuten oud was, gleed de bodem van de planeet onder mij weg. Dagenlang hadden we elkaar opgepept, onszelf wijsgemaakt dat een doelpunt voorsprong een waardevolle uitgangspositie betekende, een vroege misser veegde heel die argumentatie meteen van tafel. Vertwijfeling maakte plaats voor moed, toen ik merkte dat de ploeg het hoofd weer koel hield en stilaan in de wedstrijd raakte. Ik kreeg hoop toen Andrés de bal dóór de muur, en meteen dóór heel Borussia priemde.

In de tweede helft nam de ratio de bovenhand : als we éénmaal scoren is het gebeurd, want dan moeten zij er nog drie maken en dat zie ik niet gebeuren. Alleen… we scoorden niet. Tien minuten voor tijd kreeg ik hoop : we houden stand. Dag Jan. Ik had het amper bedacht of een genadeloze kopstoot zette onze netten bol : we stonden effen. Bij de start van de verlengingen was ik de berusting nabij. Het zou wel weer niet lukken, we zouden door de thuisploeg onder de voet worden gelopen. Neen, driewerf neen. We hielden stand. Eerst met elf, dan met tien. Het duurde lang voor de strafschoppen getrapt werden : ik voelde weer die glimp van hoop, de kansen staan gelijk. Toen de toss ons naar het Brugse kamp bracht, scheen voor het eerst sinds lang een concreet hoopgevend licht. Nadat onze keeper-antiquair dan met twee magistrale reflexen een 2-0-voorsprong bijeenranselde, spookte het door mijn hoofd : zou het dan toch waar zijn ? ! En, jawel, onze vier koele kikkers, Timmy, Nastja, Olivier en Andrés, maakten het mirakel waar.

Op een wolk reden we huiswaarts nadat ik iedereen gefeliciteerd had. De avond van Dortmund werd een Griekse tragedie om Homeros jaloers te maken. Het was er wel één met een happy end, met mateloze vreugde en een langgerekte euforie. Brusselmans, Homeros’ talentvolste collega sinds vele eeuwen, stelt evenwel terecht : “Aanhoudende euforieën moet je regelmatig door de dokter laten nakijken !” Voetjes meteen weer op de grond. The beat goes on.

door Christian Vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content