In een ijzingwekkende apotheose sloeg Tom Boonen de wereld met verstomming. Vier dagen in het zog van het WK-circus.

Donderdag 22 september

Een eenzame UCI-vlag en een handvol halve witte tentjes buiten beschouwing gelaten, doet niets op de brede Paseo de la Castellana vermoeden dat hier binnen vier dagen een nieuwe wereldkampioen op de weg gekroond wordt. Oké, gisteren stond er tweehonderd man op een taxi te wachten in Barajas Aerport, en in de hotels maken de zakenlui-strak-in-pak langzaamaan plaats voor ontspannen bondsafgevaardigden, maar in de Madrileense metro is het business as usual. Zelfs in het station Lago, op 150 meter van de finish van de tijdrit, is het een uurtje voor de start van de profs verbazingwekkend rustig. Twee Nederlanders toeteren over de hele straat heen welke WK’s ze allemaal bezocht hebben. “Ja, in Lissabon, daar ben we bestol’n ‘weest,” sterven de stemmen weg.

Ter hoogte van de finishlijn treffen we Michel Wuyts en de zijnen in hun commentaarhok. Nu ja, ‘hok’ blijkt bij aankomst een iets te flatterende omschrijving. Dit is op de Spa(rta)anse manier geregeld : men neme een gewone tribune, men montere vijf trappen, men installere op iedere trap zes tv-zenders met een houten tafel van 40 bij 190 centimeter en men prange daartussen de commentatoren, gezeten op erg warme en bijzonder oncomfortabele plastic klapstoelen.

Volgens André Meganck valt het nog mee. “In de Vuelta zaten we op een vrachtwagen die onderverdeeld was in piepkleine hokjes waar wij met ons drieën ( Wuyts, Meganck en co-commentator Hans De Clercq, nvdr) met geen mogelijkheid in pasten.” Meganck sloopte dan maar het muurtje tussen twee hokjes en bouwde er een extra tafel mee. Eén minuut voor uitzending. Kelen worden geschraapt, de blikken turen geconcentreerd naar het scherm, Michel Wuyts telt af met zijn vingers. “Goeiemiddag dames en heren…” De VRT-trein is vertrokken. André Meganck tovert met knoppen, gsm’t, zwaait met een notitieboekje voor de neuzen van Wuyts en Declercq en plots horen we hoe Bobby Julich bij Renaat Schotte verklaart dat hij geen beter parcours kon wensen.

Dit wonder is mogelijk dankzij de Pastega, een Italiaans toestel waardoor de interviews die Renaat Schotte afneemt rechtstreeks in de uitzending kunnen. Op het tafeltje staan verder nog een klein tv-schermpje, een pc waarop de tijdsopnames verschijnen, een mengpaneel en een laptop. Alles is met elkaar verbonden door een kleine hectometer bekabeling en… ingepakt in cellofaan. Even later ontdekken we waarom : de volgwagens vlammen hier op nog geen halve meter van ons tafeltje voorbij. Stof dwarrelt langs alle kanten op de toestellen.

Wanneer Leif Hoste start, oppert Hans De Clercq dat de West-Vlaming hier wel eens zou kunnen verrassen. Die voorspelling houdt iets langer dan een kwartier stand. Bij het eerste tussenpunt, op tien en een halve kilometer, klokt Hoste schouderwiegend en rood aangelopen een erg matige achtste tijd. Dat wordt niks.

Kwart voor vier. Meganck zucht, weinig te beleven in zo’n tijdrit. Tot plots het tv-schermpje uitvalt. André vloekt, kijkt rond en stelt vast dat de andere commentatoren wél beeld hebben. Leunend over Michel en Hans slaagt hij erin om een losgekomen kabel weer aan te koppelen. Wuyts praat onverstoorbaar door, zich baserend op het grote scherm aan de aankomst.

Alexandre Vinokourov komt voor de eerste keer door. Vijfde tijd. Biedt niet meteen perspectieven op goud. Wuyts weet dat Vino een speciale akoestische helm op zijn hoofd heeft. Die produceert, wanneer Vino een foute houding aanneemt, een fluittoon. “Een wat ?”, wil Hans weten. “Een fluittoon.” Jawel.

Michael Rogers realiseert een tweede tijd bij de eerste doortocht aan de aankomst, en komt samen met Fabian Cancellara op een tweede plaats. Drie man op een zakdoek. Het getater en gekwetter op de tribune schiet meteen een paar decibels de hoogte in.

Bert Roesems komt binnen en perst er nog een sprintje uit. Renaat holt hem achterna, vraagt om een reactie. “Je kan maar zo rap rijden als je lichaam het toelaat,” kreunt Roesems. Plots komt Cancellara uit de laatste bocht vliegen. Hij strandt op twaalf honderdsten van Gutierrez.

Bobby Julich bolt als vijfde over de streep. André Meganck geeft plaats en tijd door aan Renaat Schotte, die erin slaagt om Julich staande te houden. Wuyts moet zijn zin nog afmaken vooraleer het interview op antenne kan, en in die drie seconden beslist Julich om toch maar te gaan losrijden. Krachttermen bij Meganck. Een kleine minuut later heeft Renaat de Amerikaan dan toch te pakken. “Je rijdt de vijfde tijd,” deelt hij de Amerikaan mee. ” I think it’s worse than fifth“, briest Julich en vertrekt weer.

Vinokourov komt binnen op een vierde tijd en roept hoorbaar ‘shit’ wanneer hij over de streep komt. De fluithelm heeft niet geholpen.

Tien minuten later veegt Michael Rogers de tijd van Gutierrez van de tabellen. Hij wordt voor de derde keer op rij wereldkampioen tijdrijden.

Vrijdag 23 september

Negen uur ’s morgens. In het Melia Hotel druppelt een bont amalgaam van gedelegeerden, UCI-officials, nu al vermoeid ogende journalisten én de voltallige familie van voorzitterskandidaat Pat McQuaid binnen. Met koperen trapleuningen, centimeters dik rood tapijt en glazen lusters ademt het officiële UCI-hotel de muffigheid van lang vergane glorie uit. In de grote vergaderzaal worden handjes geschud en schouders geklopt. Een in donker pak en tulband getooide man gaat daarbij bijzonder uitbundig te werk. Dit is de Maleisiër DarshanSingh, ook voorzitterskandidaat.

De gesprekken verstommen een beetje wanneer voorzitter Hein Verbruggen de ruimte binnenbeent. Stevige pas, rechte rug, priemende staalblauwe ogen, het gezicht op onweer. De laatste maanden van zijn twaalfjarige mandaat verliepen bepaald niet zorgeloos.

Het congres trekt zich op gang. Een gedelegeerde meldt dat de federatie van Somoa al zes jaar geen bijdragen meer betaalt. De voorzitter van de ethische commissie beklaagt zich : “Ze trekken mijn integriteit in twijfel en dat doet pijn. Vooral als ze komen van een lid van het managementcomité zelf.” Het lid in kwestie, de Duitse Sylvia Schenk, vertrekt geen spier. Een lange uiteenzetting over het cijferwerk van de UCI – waaruit blijkt dat er in 2004 een budget van 21,5 miljoen euro en een winst van 112.000 euro was – wiegt de aanwezigen in een lichte coma.

Een uurtje later worden we bruusk wakker gebulderd door meneer Singh (die Maleisiër met zijn tulband) : ” Góód morning mister President, góód morning dear members of the management comitee“, benadrukt hij iedere lettergreep. Wat volgt, is een nonsensebetoog waar Monty Python bij in het niet valt. Hein Verbruggen zit nagelbijtend en met een rood aangelopen hoofd de slappe lach te onderdrukken. Na tien minuten getoeter kondigt Singh aan wat iedereen al wist : hij trekt zich terug als kandidaat.

De voorstelling van de andere kandidaten is een stuk minder amusant. Verbruggen houdt het bij de mededeling dat hij zich terugtrekt, McQuaid schakelt op een bepaald moment over op zo’n schabouwelijk Frans dat een collega-journalist wanhopig het oortje met de vertaling tegen zijn slaap drukt. Zonder resultaat overigens, want zelfs de tolk kan er amper nog iets van brouwen. Gregorio Moreno, de 61-jarige bedrijfsleider die door de organisatoren van de grote ronden naar voren geschoven is, maakt een degelijker indruk. In een strak betoog benadrukt hij dat het circus van de laatste drie maanden niet voor herhaling vatbaar is.

Stemming. Nooit zo’n omslachtig procédé gezien. Eerst wordt er door iedere kandidaat een getuige aangesteld die mee mag kijken bij de telling. Vervolgens worden alle stemgerechtigden – 42 in totaal – één voor één naar voren geroepen. Onderweg krijgen ze een stemformulier overhandigd, waarvan eerst omstandig en met vier verschillende illustraties op groot scherm is uitgelegd hoe ze dit moeten invullen : een kruisje, een vinkje, een cirkel of een heel vakje kleuren, het mag allemaal.

Dik 40 minuten later is er een nieuwe voorzitter. Pat McQuaid haalt 31 stemmen, tegenover 11 voor Moreno. Tijd voor een overwinningsspeech is er nog niet, er moet ook nog een negenkoppig managementcomité verkozen worden. Volgens dezelfde procedure als hierboven beschreven. Na een uurtje namen afroepen en stemformulieren inleveren besluiten we dat het welletjes geweest is. Deze gerontocratie staat mijlenver af van het wielrennen.

Actie dan. Die zoeken we in de kelder van het moderne Hotel AC Forum, ietsje buiten het centrum van Madrid de uitvalsbasis van de Belgische ploeg. Omdat de eliteploeg na de parcoursverkenning nog 75 kilometer ging bijtrainen, begint de persbabbel ruim twee uur later dan voorzien. Geen nood. Bondscoach José De Cauwer entertaint. Zal iedereen zich naar de ploegorders schikken ? “Ze kunnen zich niet permitteren om voor eigen rekening te rijden, de pers zit er veel te dicht op. Wie het toch doet, krijgt in de toekomst geen plaats meer in de nationale ploeg.” Wordt dat ook zo aan de renners meegedeeld ? “Sinds Sint-Michielsgestel is dat een vast agendapunt.”

Wat als een renner speelt dat hij kapot zit ? Kan de bondscoach zijn renners geen hartslagmeters aanbinden die rechtstreeks verbonden zijn met de box ? “Ja, zoals Riis zeker. Dát heeft goed geholpen in de tijdrit”, alludeert De Cauwer op de teleurstellende prestatie van Bobby Julich in de tijdrit.

Tom Boonen betreedt de ruimte. Hij oogt bijzonder scherp, wat vermoeid ook. Lijkt ondanks zijn indrukwekkende 1 meter 92 even heel klein tussen de meute journalisten. Gevat en geduldig beantwoordt hij de talloze vragen, ook al zijn ze hem al honderd keer gesteld. Ja, ook na de parcoursverkenning blijft het ook voor hem een groot vraagteken of het nu een massaspurt wordt. Neen, door het breder maken van die laatste, haakse bocht wordt het niet veiliger. De vraag is volgens Boonen niet of, maar met hoeveel ze zullen vallen in de laatste ronde. Want je hebt er altijd zonder verstand.

Een tafeltje verder zitten Mario Aerts en Stijn Devolder een beetje verloren om zich heen te kijken. Als Tom Boonen zijn verhaal doet, blijven zij in de schaduw. Nestor Marc Wauters zit zelfverzekerd in een hoek van de zaal. Dit is zijn tiende en laatste wereldkampioenschap, maar het kan natuurlijk nog altijd dat hij volgend jaar zijn allerlaatste WK doet.

Eén voor één – Boonen als allereerste trouwens – trekken de renners weer naar hun kamer. Nog een paar uurtjes op bed liggen voor het avondeten. Allemaal zijn ze weg, behalve één. Peter Van Petegem, één been over de stoelleuning, zet met Hans Declercq een boompje op over het verloop van de koers. Volgens de Peet is er maar één mogelijkheid om een massasprint te ontlopen : een vroege ontsnapping met een aantal hardrijders. In de laatste drie rondes geraakt er toch niemand meer weg. Van Petegem gelooft ook niet dat er zondag een selecte groep van dertig man naar de streep trekt. “Zeg mij eens, wie van de Belgen gaan ze er hier af rijden op dit parcours ?” Zijn gitzwarte blik duldt geen tegenspraak. Zal hij zijn contract openbreken, mocht hij zondag wereldkampioen worden ? “Als ik nog onderhandel, is het zondagavond”, antwoordt Van Petegem. “Ga eens met Ferretti praten”, adviseert Wuyts. “Die heeft nog veel geld.”

Zaterdag 24 september

Elf uur in de voormiddag. De vrouwen zijn al twee uur onderweg, maar daar trekken bijzonder weinig mensen zich iets van aan. Grote tv-schermen in de perszaal tonen af en toe een streepje Eurosport, en ook uit die schaarse beelden blijkt : nul komma nul publieke belangstelling. Hoewel Spanje de naam heeft een wielerland te zijn, leven de meeste Madrilenen zo’n beetje langs het WK heen.

De Duitse Regina Schleicher wint in de spurt. “Schleicher Weltmeisterin ! Schleicher Weltmeisterin !”, blijft de ZDF-commentator maar brullen. Het spuug vliegt alle kanten op. De Belgische dames speelden zoals verwacht geen rol van betekenis. Sofie Goor is de enige die met de eerste groep binnenkomt. “Wat een kutkoers !”, blaast een Nederlandse collega door zijn telefoon. De opvolgster van Leontien van Moorsel laat nog even op zich wachten.

Terwijl we in de perszaal aan deze tekst zitten te tikken, valt ons oog op een van de communiqués die hier doorlopend worden uitgedeeld. Pat McQuaid, de nieuwe voorzitter van de UCI, en zijn opvolger Hein Verbruggen geven een persconferentie, zo staat er. Straks, om 17 uur. Precies op het moment dat de beloften hun laatste rondes afleggen. Zijn die van de UCI eigenlijk wel met wielrennen bezig ?

Toch maar voor de beloftewedstrijd gekozen. In de box van de Belgen – een wit tentje van twee bij drie meter met een tv-scherm, een zender, wat klapstoelen en een erg nerveuze bondscoach – is het muisstil. De Belgische jongens doen het goed : koers hard gemaakt, Nic Ingels (21), Pieter Jacobs (19) en Gianni Meersman (20) rijden de finale in het eerste peloton.

Pieter Jacobs gaat op zoek naar de kopgroep. “Komaan, alles geven. Alles uit de kas, alles uit de kas, je bent er bijna bij, manneke !”, roept beloftecoach Carlo Bomans vanop zijn berg. Omdat er bij de beloften geen volgwagens in koers mogen, en het bereik van de zenders beperkt is, heeft hij zich op het hoogste punt van het parcours opgesteld. Zo kan hij de renners gedurende een groot deel van elke ronde aanmoedigen. Wanneer de renners dichter bij de streep komen, neemt José De Cauwer het over vanuit de box. Een rolverdeling is er niet. De Cauwer : “Bij de beloften kan je het niet maken om iemand in de knechtenrol te duwen. Ze moeten allemaal de kans krijgen om zich te tonen en een profcontract af te dwingen.”

Jacobs komt samen met drie anderen bij de koplopers. Op acht kilometer van de streep demarreert Dmytro Grabovskyy, een onbekende Oekraïner die het hele jaar onzichtbaar was. Hij neemt een handvol seconden. Er komt geen samenwerking in de achtervolgende groep en na de laatste helling heeft Gabrovskyy een halve minuut. José De Cauwer maakt er een kruis over.

In de sprint van het uitgedunde pelotonnetje wordt Meersman zevende, Jacobs tiende en Ingels vijftiende. Wanneer deze laatste aan de box arriveert, neemt De Cauwer hem vaderlijk bij de schouders en verwijdert behoedzaam zijn oortje. “Goed, jongen. Goed gereden.” De Cauwer is tevreden. “Niet met het resultaat, maar wel met de manier waarop ze de koers gemaakt hebben. Ze worden niet weggeblazen in hun leeftijdscategorie, dit worden heel degelijke profs.”

Zondag 25 september

“J ournalists and photographers, please clear out the start/finish zone. Riders, please, come on !” We schrijven zes minuten voor de officiële start van het WK en de omroeper probeert enige orde te scheppen in het kluwen van officials, renners en perslui voor de start. Niemand voelt zich geroepen om de richtlijnen op te volgen. Robbie McEwen bolt nog rustig de andere richting uit om wat los te rijden, Paolo Bettini en Alessandro Petacchi poseren schouder en schouder, Cadel Evans zet gewillig zijn bril af voor de foto.

Wanneer de omroeper een paar minuten later de renners tracht te porren om netjes per land aan de startlijn plaats te nemen, blijft ook dat zonder resultaat. De Spaanse ploeg, die vooraan mag staan omdat ze vorig jaar het WK wonnen, verschijnt nog min of meer in groep, van de Duitse ploeg rijdt bij de derde oproep de helft naar voren, en van de Belgen komt er helemaal niemand opdagen wanneer Bélgica weerklinkt. Tussen dat alles door zien we Bram Tankink drie keer over en weer rijden. Jaan Kirsipuu staat wat wezenloos voor zich uit te staren tot zijn land wordt afgeroepen. Hij is enige Est op het WK.

De eerste Belg die uiteindelijk richting startlijn pedaleert, is zowaar Peter Van Petegem, met geconcentreerde blik. Met nog een minuut te gaan verschijnt ook de rest. Wanneer Tom Boonen zich even recht op de trappers zet, draaien tientallen hoofden mee om de bewegingen van deze machtsmens te bewonderen. Het moet gezegd : het stel benen dat onder Boonen staat, is ook in dit 194-koppig peloton enig in zijn soort.

***

“Als sprinter moet je eigenlijk altijd zeker zijn dat je zal winnen. Dat moet je jezelf wijsmaken. Overal waar het sprint kan zijn, moet je ervan uitgaan : vandaag win ik. Pas dan hou je ook die kleine procentjes over onderweg : ‘Neen, dat doe ik niet, krachten sparen.’ Ook wanneer je begint te sprinten, moet je denken : het is binnen.” (Tom Boonen, januari 2005)

***

Uren later, ronde negen. Er gebeurt helemaal niks en aan de box van de Belgen draait iedereen lichtjes verveeld cirkeltjes. Dirk Nachtergaele staat schijnbaar ontspannen te keuvelen, maar het ietwat witjes weggetrokken gezicht verraadt nervositeit. “Boonen is goed. Wanneer je iemand vaak masseert, voel je aan de spanning van de spieren of een renner goede benen heeft. Wel, Tom heeft goede benen.”

Op de persconferentie zag Boonen er nochtans moe uit. “Hij heeft na zijn opgave in de Vuelta nog verschrikkelijk hard getraind en moest nog wat recupereren. Hij staat ook heel mager, op 6,5 procent vet. Weet je wat het ook is ? Iedereen is al van het begin van de Vuelta tegen hem bezig over het WK, en alles wordt nu op een hoop gegooid.”

***

“Soms vraag ik hem : ‘Tom, heb je nu inwendig geen zenuwen ?’ ‘Ik kan toch niet meer dan mijn best doen’, antwoordt hij dan. Tom leeft vandaag, en we zullen wel zien wat morgen komt.” (Agnes Boonen, juni 2005)

***

Terwijl in de boxen de elektriciteit en dus ook de tv-schermen uitvallen – behalve bij de Duitsers, want die hebben een eigen stroomgenerator geïnstalleerd – togen we naar de aankomst. Op de perstribune treffen we een lichtjes overspannen Kevin Hulsmans. “Ja,” piept hij. “Dit is zenuwslopender dan zelf in de koers te zitten. Als je meerijdt, ben je honderd procent geconcentreerd op je werk. Dan heb je geen tijd om er bij stil te staan. Nu zit ik hier maar.”

De finale barst los, bij de laatste doorkomst aan de finishlijn zit Boonen in vijfde positie, in het wiel van Wauters. “Tom is goed, Tom is goed,” fluistert Hulsmans. “Anders zit hij daar niet.” Hulsmans, gezeten naast Bart Dockx, kruipt bijna in het tv-scherm. Vinokourov demarreert. “Pas op, pas op”, roept Hulsmans, “laat hem niet alleen aan dat klimmetje beginnen.” Bettini, al eerder in de aanval, gaat ook nog eens. “Die heeft honderd levens, echt waar.” Of er al een valpartij gebeurd is, wil Dockx weten. Hulsmans : “Zwijg eens, jongen. Ik wil verdomme níks horen over valpartijen !” Karsten Kroon valt aan, Hulsmans kreunt. De staart van het peloton wordt uitgebreid gefilmd. “Kom aan, jongen, wat zijn dat voor beelden ?”, ergert Hulsmans zich.

***

“Een massasprint, dat is de ochtendspits aan 150 kilometer per uur.” (Tom Boonen, januari 2005)

***

Vinokourov blijft aanvallen, bij de doortocht aan de overzijde van de straat, met nog 1200 meter te gaan, trekt Van Petegem zo hard aan de kop van het peloton dat er een gaatje valt. In de beruchte laatste U-bocht komt alles samen. Hulsmans legt zijn handen in zijn nek en produceert nu alleen nog oergeluiden. Wanneer Boonen op tweehonderd meter van de streep aangaat, weet Hulsmans het al. “Hij gaat winnen !”, brult hij. ” Yes, hij gaat winnen.” Vijftien tellen later is zijn maatje wereldkampioen. Champion du monde. Hulsmans slaat de handen voor zijn gezicht. Snikt. Probeert de tranen binnen te houden. Dat lukt niet.

Ook in de podiumbox wordt er een potje gejankt, uiteraard. Boonen omhelst Nachtergaele, Gilbert en De Cauwer, die een verwilderde blik in zijn ogen heeft. José is totáál van de kaart, niet in staat om te spreken. Dat is Marc Wauters wel. “Tom, man, proficiat !” loeit hij terwijl hij zijn fiets bijna in de box parkeert.

Cérémonie protocolaire. Boonen stapt samen met Alejandro Valverde en AnthonyGeslin op het groene podium, waar fans – en lang niet alleen Belgen – zich verdringen om hem te zien. Handen schieten de lucht in, zijn naam wordt gescandeerd. Boonen wuift, balt de vuisten, lacht breed, schudt het hoofd. En ineens, wanneer Valverde zijn zilver krijgt, komen de tranen alweer. Aan de zijkant van het podium staat een vader met zijn zoon, die volledig in een Quick-Step-outfit gehuld is en in een rolstoel zit. Temidden van alle tumult merkt Tom hem op, knikt, lacht. Dit is Tom Boonen ten voeten uit. Groots door kleine dingen.

Persconferentie. Het begrip ‘belaagd worden door de pers’ krijgt een nieuwe dimensie. Tom Boonen komt binnen, Dirk Nachtergaele zet hem in een stoel aan de rand van het podium en wast de benen van zijn poulain. Een Spaanse journalist trekt zich van niks iets aan en begint een interview af te nemen. Drie seconden later staan vijf camera’s op Boonen gericht en krijgt hij twintig micro’s voor zijn neus geschoven. Perfect getimed arriveert Johan Museeuw. Boonen omhelst hem, geeft hem een kus, pats op zijn voorhoofd.

***

“Het eerste moment waarop wij echt beseften dat Tom van wielrennen zijn beroep zou maken, was na het WK in San Sebastian. Tom was zeventien en reed de tijdrit bij de juniores. Wij waren daar met de auto en vertrokken meteen na de wedstrijd, zodat we Tom in Zaventem opnieuw konden oppikken. In de aankomsthal komt ‘ie afgedemarreerd. Geen goeiedag, niks. Alleen : ‘Ik word coureur. ‘ Het eerste wat hij zei. In het hotel was hij op de kamer van Museeuw en al die grote mannen geweest. Hij had er geproefd van het leven als profrenner en dat vond hij het van het.” (André Boonen, juni 2005)

***

Iemand wil weten of Boonen ooit bang is geweest dat Van Petegem niet voor hem zou willen werken. “Neen, want dit was een echte ploeg. Iedereen heeft alles gedaan voor mij. Een aantal jongens hebben dingen gedaan die ik zelf niet gekund zou hebben. Ik heb in de hele wedstrijd geen meter wind gepakt. We mogen vandaag tevreden zijn dat we Belgen zijn.” Terwijl de tolk zijn antwoord in het Engels, het Frans en Spaans omzet, krabt Boonen in zijn baard van drie dagen. Wat moet er in deze jongen zijn hoofd omgaan ?

***

“Ik start met dezelfde ambitie als vorig seizoen : één klassieker winnen. Tja, ik moet toch iets zeggen ? Het wereldkampioenschap spreek me ook erg aan. Je moet iedere kans benutten die je krijgt.”

***

Je bent pas vierentwintig, zegt een Nederlandse collega. Sta je er wel eens bij stil wat er kan gebeuren als hij nog sterker wordt ? “Dan moeten ze een aparte categorie inrichten,” reageert Boonen gevat. Vervolgens, ernstig : “Ik sta niet graag stil bij de dingen. Als ik me ergens op fixeer, en mijn kop houdt het, dan kan ik heel mooie dingen doen. Dát is mijn sterkte, dat ik de dingen over me heen kan laten gaan.”

***

“Ik denk niet dat hij al ooit van iets wakker lag. Wat voorbij is, is voorbij. Of het nu goed is of slecht. De Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, dat is geweest voor hem. De video heeft Tom nog niet eens bekeken. Hij legt de lat altijd heel hoog, zo motiveert hij zichzelf : dat wíl ik en dat zál ik doen.” (André Boonen, juni 2005)

***

Een eindje verderop staat Wilfried Peeters te bekomen van de schok. Hij is prettig opgedraaid. “Die jongen heeft iets wat een ander niet heeft, dat zie je toch ook ?” Zijn charisma heeft het verschil gemaakt ? “Dat de hele ploeg voor hem werkt, daar zorgt hij zelf voor. Je zal Tom nooit iets slechts horen zeggen over iemand anders. Dat is zijn sterkte.” Peeters wordt zowaar emotioneel. “Ik ben bang. Echt bang. Weet je wat het eerste was wat zijn moeder Agnes zei ? ‘Fitte, en nu ?’ We moeten allemaal ons best doen nu. Jullie van de pers ook.” Wat bedoel je precies, Wilfried ? “Ik wil hem beschermen, verdomme.”

***

“Soms kijken we naar de video’s van Tom. En steeds weer zeggen we tegen elkaar : knijp eens in mijn arm. Is dit allemaal echt ?” (Agnes Boonen, juni 2005)

***

In Madrid verdwijnt het daglicht in paars-blauwige gloed. Buiten worden de sporen van het WK-circus ijverig uitgewist. In de perszaal pikt iemand zodra we onze rug gedraaid hebben een oud exemplaar van de Wielerspecial, met Tom Boonen op de cover. Bouw er maar een dikke muur omheen, Fitte, of ze eten hem op met huid en haar.

door Loes Geuens

‘Die jongen heeft iets wat een ander niet heeft, dat zie je toch ook ?’ (Wilfried Peeters)

Alleen bij TF 1 zitten Laurent Jalabert en een commentator voor een grasgroen scherm te zweten in een bijpassend kostuum.

Zijn die van de UCI eigenlijk wel met wielrennen bezig ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content