Hello, my name is Víctor Vázquez and I’m from Barcelona. Zo stelt de meest spectaculaire aanwinst van Club Brugge zich dezer dagen voor in de Brugse binnenstad. Op het veld behoeft hij echter geen introductie. ‘Ik wilde eigenlijk het nummer tien.’

Zelfs maar de minste zweem van arrogantie is bij Víctor Vázquez tijdens het hele interview niet te bespeuren. Dat zou je misschien toch verwachten van een speler die van het grote Barcelona naar het bescheiden Club Brugge komt. Zijn vaste begeleider bij blauw-zwart, de jonge Dévy Rigaux die Vázquez zo veel mogelijk moet bijstaan in het dagelijkse leven, bevestigt: “Víctor is een nuchtere jongen. Hij is ook heel gemotiveerd om hier te slagen. Het probleem is natuurlijk dat hij alleen maar Spaans spreekt. Maar daar werken we aan: ik geef hem lessen Engels. Simpele dingen zoals: hello, my name is Víctor Vázquez and I’m from Barcelona.”

Vázquez spreekt zoals hij speelt: snel, in één tijd, schijnbaar zonder na te denken. Zelfbewust, maar niet uit de hoogte, en met een sympathieke gloed in de ogen praat hij over de twaalf jaar die hij bij FC Barcelona doorbracht en zijn eerste impressies van Club Brugge.

Hoeveel vragen heb je al gehad over Lionel Messi?

Víctor Vázquez: “Heel veel.”

Word je daar niet moe van?

“Nee, omdat hij een goeie vriend is en omdat ik graag herinneringen aan hem ophaal. Vragen over Messi word ik nooit beu, echt niet.”

Jullie parcours bij de jeugd van Barcelona was gelijklopend, maar hij staat nu wel veel verder dan jij. Ben je niet stiekem jaloers op hem?

“Helemaal niet. Het is ook maar normaal dat er veel over hem gesproken wordt: hij is de beste voetballer ter wereld. Jaloers ben ik niet, ik wens hem nog altijd het allerbeste.

“Hij heeft het geluk aan zijn kant gehad, en ik niet. Dat verklaart waarom hij nu op zo’n hoog niveau speelt en ik op een iets minder niveau. Dat is de realiteit en die moet je aanvaarden.”

Was er echt geen perspectief meer voor jou bij Barcelona?

“Om mee te trainen met de eerste ploeg wel, maar om effectief in de basis te staan niet. Ik wilde spelen ofwel verhuizen naar een andere club. En dan liefst eentje die iets beter was dan Barcelona B.

“Bij Club Brugge heb ik nu een contract voor drie jaar. Ik wil in de eerste plaats een goed seizoen draaien en daarna zien we wel. In het voetbal weet je nooit: het ene jaar zit je hier en het volgende misschien in Rusland.”

Zie je Club Brugge als een middel om een hoger doel te bereiken?

“Nee, Club Brugge is geen middel, maar het is ook mijn doel niet. Ik ben hier nu en ik zal alles geven voor de club zoals ik dat ook jarenlang gedaan heb voor Barcelona.”

Heb je met Pep Guardiola gepraat over je beslissing om naar België te komen?

“Heel weinig. Toen het seizoen van Barça B gedaan was, vertrok hij net met vakantie. Hij heeft me wel veel geluk gewenst en hoopte dat ik ooit zou kunnen terugkeren naar Barcelona. Maar dat zal heel moeilijk worden.”

Hoe was je relatie met Guardiola?

“Heel goed. Voor hij coach werd van de eerste ploeg, was Guardiola immers trainer bij Barcelona B. Later gaf hij me kansen in het A-elftal van Barcelona, een paar wedstrijden in de competitie, in de copa del rey en in de Champions League. Daar ben ik hem heel dankbaar voor.

“Toen ik me blesseerde aan de knie, was hij er ook voor mij. Mijn contract liep toen net af, maar hij drong er bij het bestuur op aan om het te verlengen, ondanks mijn blessure. Hij geloofde in mij, hij geloofde ook dat ik een speler was voor de A-ploeg, maar goed: opboksen tegen Xavi, Iniesta en Messi, dat is niet makkelijk.”

Denk je dat Guardiola nog altijd in je gelooft?

“Ja hoor, hij zal dat geloof nooit verliezen. Als hij ooit naar een andere ploeg gaat – hij wil naar Italië – belt hij me misschien wel. Laat ons hopen.” ( lacht)

Wasserette

Is Barcelona voor jou een Spaanse of een Catalaanse club?

“Een Catalaanse. Ik ben van Barcelona en ik weet wat de club betekent voor de Catalanen. Maar ik beschouw mezelf niet als honderd procent Catalaan, want mijn vader is van Galicië ( regio in het noordwesten van Spanje, nvdr). Een fanatieke Catalaanse na-tionalist ben ik daarom niet. Ik voel me niet meer Catalaan dan Spanjaard. Het blijft me eigenlijk gelijk.”

Het motto van Barcelona is: más que un club – méér dan een club. Wat betekent dat voor jou?

“Dat Barcelona zich over de hele wereld inzet en dat het samenwerkt met verschillende organisaties om sociaal-economisch een verschil te maken. Neem nu bijvoorbeeld het feit dat Unicef op de shirtjes stond, dat zegt al veel.

“Barcelona is niet alleen een voetbalclub, je kan er ook basketballen, baseballen, hockeyen, … van alles. Weinig clubs hebben zo’n verscheidenheid.”

Heb je ooit overwogen om een andere sport dan voetbal te doen?

“Nooit. Ik voetbal al van mijn vier à vijf jaar. Dat ik echt goed was, besefte ik toen Barcelona me op mijn twaalfde kwam halen. Lang geleden heeft mijn vader Juan Jesús ook een paar jaar bij Barcelona B gespeeld en hij overtuigde me vanaf het begin dat ik alles in huis had om een goede voetballer te worden. Op den duur begin je dat dan ook te geloven.”

Wat moet je doen om als voetballer in La Masía, het opleidingscentrum van Barcelona, terecht te komen?

“Niets, zij contacteren je. Een van hun scouts ziet je, ze bellen je om eens een paar dagen te komen testen en als je een goede indruk laat, word je er ingeschreven. Gelukkig was dat bij mij het geval.

“Vanaf mijn vijftiende zat ik op internaat in La Masía, alleen in de weekends mocht ik naar huis. Een probleem heb ik daar nooit mee gehad. Integendeel, dat was een heel mooie ervaring. Dag in dag uit samen met je vrienden leven voor het voetbal …

Wat is nu precies de filosofie van La Masía?

Hacer personas antés de hacer futbolistas ( letterlijk: personen maken eerder dan voetballers, nvdr). Je moet eerst een persoon zijn voor je een profvoetballer kunt worden.”

Hoe maken ze dan een persoon van je?

“Door je op te voeden. Ze leggen je in individuele gesprekken uit wat er van je verwacht wordt in La Masía. Zo moet je zelf je bed opmaken, zelf als vijftienjarige met je was naar de wasserette gaan, … Kortom, ze bereiden je voor op het echte leven, op het leven van een werkende man met een vrouw en kinderen.”

Je wordt er dus niet bepaald in de watten gelegd?

“Nee, ze maken eten voor je, maar de rest moet je zelf doen. Als jij je was niet doet, gaat heus niemand anders het voor je doen.”

20-0

Op welke posities heb je gespeeld bij Barcelona B?

“Alle posities op het middenveld en in de aanval. Alleen in de verdediging heb ik niet gestaan.” ( lacht)

We hebben er even je statistieken op nageslagen: veel gescoord heb je niet bij het B-elftal, een tiental doelpunten in zes seizoenen.

“Dat klopt, maar daarvoor in de jeugdreeksen maakte ik wel veel doelpunten. Daar speelde ik dan ook echt als nummer 9, met Messi achter me. Maar goed, de ploegen waar we het toen tegen opnamen, waren echt veel slechter dan wij. We wonnen vaak met 15-0, 20-0, … Eigenlijk waren de trainingen interessanter dan de wedstrijden.”

Waarom?

“Omdat het niveau daar veel hoger lag dan in het weekend. Onder elkaar – met Messi, Piquéen Fàbregas – konden we echt de competitie aangaan: wedstrijdjes spelen, op doel schieten, fouten uitlokken, … Alles.”

Je hebt ook met Thiago Alcántara gevoetbald. Die wordt nu naar voren geschoven als de nieuwe Xavi. Is hij dat ook?

“Hij is toch een heel ander type. Xavi voetbalt snel, in één tijd en in dienst van de ploeg, Thiago houdt de bal graag bij en is meer individualistisch. Maar hij is heel goed! Als hij zijn hoofd bij de zaak houdt, kan hij het waarmaken. Thiago is een Braziliaan en je weet hoe die zijn, ze laten zich soms eens gaan, kijk maar naar Ronaldinho …”

Begin 2009 blesseerde je je aan de knie – een gebroken knieschijf – en was je een jaar out.

( corrigeert) “Veertien maanden.”

Hoe heb je dat beleefd?

“Dat was moeilijk. Voor mijn operatie werd me gezegd dat ik misschien nooit meer zou kunnen voetballen. Het was een heel gecompliceerde ingreep, maar gelukkig bracht dokter Ramón Cugat ( beroemd orthopedisch chirurg gespecialiseerd in knieoperaties, nvdr) ze tot een goed einde. Ik was wel bang dat ik niet meer zou kunnen spelen.”

Heb je tijdens je revalidatie ooit gedacht aan stoppen?

( beslist) “Nee. Als je begint te denken aan stoppen, dan glijd je weg. Als je hoofd nee zegt, zegt je lichaam ook nee. Ik heb elke dag keihard gewerkt. De mensen van het ziekenhuis waar ik de eerste weken revalideerde, praatten ook constant op me in: dat ik rustig moest blijven en dat het wel in orde zou komen.

“Mentaal was de steun van mijn familie erg belangrijk. Mijn moeder moest constant voor me zorgen, want de eerste twee maanden zat mijn been in het gips en mocht ik het niet bewegen.”

Uit die periode dateert ook de tatoeage op je rechterarm Only the strongest survive.

“Ja, het was een zinnetje dat ik gelezen had in een boekje in La Masía. Net voor de operatie heb ik het op mijn arm laten tatoeëren omdat ik wist dat me een moeilijke periode te wachten stond.”

Je hebt nog andere tatoeages …

“Ja, eentje met de naam van mijn ondertussen overleden grootmoeder van moeders kant, de namen van mijn drie beste vrienden uit Barcelona, en de naam van mijn broer. Je ziet, vrienden en familie zijn belangrijk voor me.”

Basisplaats

Wat wist je van het Belgische voetbal voor je hier arriveerde?

“Eerlijk gezegd: vrij weinig. Ik kende wel enkele ploegen – zoals Anderlecht, Club Brugge en Standard – maar als je in de beste competitie ter wereld voetbalt, ben je niet echt bezig met het Belgisch voetbal. Je kijkt wel eens naar Italië, Frankrijk of Engeland, maar België? Nee. Nu goed, ik wist wel dat Club Brugge een goede ploeg had en daarom zit ik hier nu ook.”

Wie heeft je overtuigd om naar hier te komen?

“Ikzelf. Samen met mijn vertegenwoordiger en mijn vriendin. We hebben alles in de balans gegooid en besloten dat Club Brugge een goeie optie was. Het is toch een grote Europese club, ondanks het feit dat het de laatste jaren wat minder was.

“Natuurlijk sprak ook het project me aan. Sven ( Vermant, nvdr), Henk ( Mariman, nvdr) en Bart ( Verhaeghe, nvdr) hebben me verzekerd dat het hun intentie is om een grote ploeg uit te bouwen en dat gaf me vertrouwen.”

Hoe verloopt de aanpassing aan het Belgische voetbal voor je?

“Goed. Alles is natuurlijk wel anders, maar na een paar maanden zal ik dat wel gewoon zijn, hoor. De velden worden niet gesproeid voor een wedstrijd, de ballen zijn anders, en vooral: het tempo ligt veel lager dan in Spanje. Dat kan wel eens een nadeel zijn voor mij. Als het trager gaat, word je sneller moe. Als het snel gaat, is het makkelijker.”

Wanneer heb je voor het eerst met Adrie Koster gepraat?

“Op de eerste trainingsdag, de 20e juni.”

En wat zei hij?

“Goeiedag en veel succes. We verstonden elkaar niet goed, eerlijk gezegd. Dévy was er niet bij om te tolken.”

Je kreeg het nummer 13. Geen last van bijgeloof?

“Nee, helemaal niet. Ik wilde eigenlijk het nummer 10, maar dat heeft Nabil al, dus dat respecteer ik.”

Volgens voorzitter Bart Verhaeghe ben je gekomen voor een basisplaats.

“Nu ja, ik moet die basisplaats ook verdienen hé. Het is niet omdat ik Víctor Vázquez heet en omdat ik van Barcelona kom, dat ik automatisch in de basiself moet staan. Daar moet je elke dag voor vechten. Als je niet werkt, speel je niet, zo simpel is het.”

Je bent duidelijk goed opgevoed, daar in La Masía. ( lacht)

DOOR STEVE VAN HERPE – BEELDEN REPORTERS

“Voor mijn operatie werd me gezegd dat ik misschien nooit meer zou kunnen voetballen.”

“Als je in de beste competitie ter wereld voetbalt, ben je niet echt bezig met het Belgisch voetbal.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content