Elke week verzamelt Sport/Voetbalmagazine meningen over een pertinente vraag.

Hugo Broos, trainer, ex-verdediger

“Je hebt niet alleen minder verdedigers, het zijn tegenwoordig ook geen echte verdedigers meer. Verdedigen is gewoon: de bal afpakken. De vroegere generatie was sterker in één-tegen-éénduels. In het huidige topvoetbal is goed zijn in de opbouw een noodzakelijke troef. Vandaag kun je in een team op topniveau hooguit nog één echte verdediger hebben, geen drie meer. Maar ik zie verdedigers soms positionele fouten maken en tekortkomen in één-tegen-éénduels. Men eist nu van verdedigers dat ze goed zijn in de opbouw, want de opbouw vertrekt van achteren uit. Bij Anderlecht hechtte men vroeger weinig aandacht aan het pure verdedigen. Vroeger pakte ik de bal af en leverde hem in aan de spelmaker, maar vandaag bestaat ‘de spelmaker’ niet meer. De moderne spelmaker is iemand die twaalf kilometer per wedstrijd loopt. Je ziet in België nog wel goeie verdedigers zoals Olivier Deschacht. Ook Brandon Mechele en Bjorn Engels zijn zuivere verdedigers, maar of dat voldoende is om straks international te worden is de vraag.”

Jean Kindermans, hoofd opleidingen Anderlecht

“Ik zie wel veel jong talent in België. De opvolging voor deze Rode Duivels is voor een aantal jaar verzekerd, al is het een feit dat we geen echte flankverdedigers hebben, wel spelers die tot flankverdediger omgevormd zijn. Bij Anderlecht selecteert men traditioneel op creatieve, aanvallende spelers. Wij trekken iets minder puur verdedigende profielen aan, al hebben we dat een aantal jaar geleden bijgestuurd. Onze scouts hebben nu de opdracht om bij de tegenstanders niet alleen goeie spitsen en keepers te zoeken, maar ook goeie verdedigers, wetende dat het profiel van wat een verdediger vandaag maar ook over vijf jaar moet kunnen, veranderd is. Een verdediger moet meer kunnen dan de nul houden. Centraal moet hij secuur verdedigen, de eerste opbouw verzorgen en bij stilstaande fases in de box bij de tegenstander een meerwaarde bieden. Flankverdedigers moeten mee oprukken, assists geven, de achterlijn halen. Niemand begint te voetballen omdat hij graag verdedigt, iedereen wil doelpunten maken. De meeste goeie flankverdedigers zijn ex-buitenspelers die afzakken omdat ze net tekortkwamen op de 7 of de 11. Nu werken we vaak met spelers die omgeschakeld worden tot verdediger, maar als je die van jongs af al gaat boetseren tot verdediger is dat nog beter. Op dit moment zie ik bij ons op die verdedigende posities geen hiaten, zowel centraal als op de flanken komen er goeie spelers aan, maar je kunt nooit voorspellen of die nog goed zijn zodra ze volwassen zijn.”

Henk Mariman, voormalig hoofd opleidingen Club Brugge, nu voetbaladviseur

“We hebben de afgelopen jaren de switch gemaakt naar de opbouw van achteren uit en het verdedigen stiefmoederlijk behandeld. Dat is ook in het buitenland een item, bijvoorbeeld in Nederland, het land van het balbezit. In dominant voetballende teams ontwikkel je bij de jeugd meer aanvallend ingestelde spelers: het makkelijk winnen van wedstrijden is geen goeie omgeving om verdedigers op te leiden. Als je niet geregeld onder druk komt, ontwikkel je een aantal verdedigende vaardigheden niet. Bij Club viel dat nog mee, omdat de spelers er in de jeugd nog volgzamer en taakgerichter waren en zijn. Best is met drie achterin te spelen, dan krijg je meer druk op de achterspelers, zodat die meer leermomenten meemaken. Maar over het algemeen wordt tegenwoordig aan het onderdeel verdedigen minder aandacht besteed tijdens de voetbalopleiding. Men traint op techniek, op aanvallende bewegingen, minder op verdedigende techniek. Het is geen doodzonde om twaalfjarigen één op één te leren verdedigen. Vanaf vijftien jaar kun je dat opvangen met specifieke trainingen, maar dat is in België bijna onbestaande. Wij probeerden dat bij Club wel met linietrainers. Het succes van Mechele en Engels staat niet los van de inbreng van Philippe Clement op dat vlak. Maar verder is het ook een golfbeweging. Binnen een aantal jaar hebben we bij de Rode Duivels opnieuw aanvallers te kort.”

Philippe Albert, ex-verdediger

“Ik heb niet de indruk dat er te weinig echt goeie Belgische verdedigers zijn. Als er niet toevallig een paar spelers op hetzelfde moment geblesseerd waren, was die vraag niet eens gesteld. Als je in het buitenland verdedigers als Toby alderweireld en Vincent Kompany hebt, is er geen probleem. In België vind ik Thomas Meunier goed, vond ik tot voor kort Anthony Vanden Borre goed bezig, is Olivier Deschachteen goeie verdediger en komen er nog goeie verdedigers aan: Laurens De Bock, BrandonMechele, Bjorn Engels.Tel die bij de Belgen die in het buitenland een stamplaats hebben en we zitten zeker nog voor vier of vijf jaar goed. Wel ligt het niveau van de Belgische spelers in het buitenland zodanig hoog dat het voor wie in de Belgische competitie speelt, moeilijk is om daar bij te komen. Ook is de inbreng van verdedigers anders omdat het voetbal zelf veranderd is. Vroeger had je één verdedigende middenvelder en konden de verdedigers inschuiven en oprukken omdat er in het middenveld ruimte was, vandaag heeft elke ploeg twee of drie spelers centraal in het middenveld, zodat alle ruimte afgesloten is, waardoor de verdedigers niet meer moeten bijspringen en meer hun verdedigende taak uitvoeren. De goeie Europese campagne van Club heeft het bijvoorbeeld mee te danken aan het goeie positiespel achterin van Engels.” ?

DOOR GEERT FOUTRÉ

“We hebben de afgelopen jaren de switch gemaakt naar de opbouw van achteren uit en het verdedigen stiefmoederlijk behandeld.” Henk Mariman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content