Morgenavond speelt Standard nog eens écht Europees. Dat is alweer zes jaar geleden voor de immer populair gebleven club.

Koud gepakt : zo voelden Standard en zijn aanhang zich zaterdagavond tijdens het eerste halfuur op Staaien. Het moet Sint-Truiden dankbaar zijn. Dat schudde de Rouches een paar dagen voor hun Europese wedstrijd tegen Straatsburg nog eens flink wakker en legde hun zwakke punten bloot. Werkt Dalibor Mitrovic een beetje beter af, dan is de wedstrijd na twee minuten gespeeld. Slag om slinger daagde een scherp counterende thuisploeg in dat eerste halfuur voor de Luikse doelmond op, terwijl de bezoekers nauwelijks kansen creëerden, weinig inspiratie vertoonden op het middenveld en vastgezet werden op de flank. Michel Preud’homme noemde het bezoek aan Staaien de lastigste opgave van het seizoen. Dat Standard na de gelijkmaker op het uur verzuimde over een leeggespeelde thuisploeg te walsen, duidt niet op een goeie vorm.

Het zal het enthousiasme voor het duel van morgen niet temperen. Het manifeste gebrek aan aansprekend succes de laatste jaren heeft Standard zo te zien weinig supporters gekost. Ook in Sint-Truiden was het bezoekende vak uitverkocht, zodat verscheidene Standardfans zich nog tevergeefs aan de loketten aanboden voor een kaartje. Vele jonge fans herinneren zich wellicht de laatste prijs al niet meer die Standard haalde : de beker van België in 1993. Daarna volgden alleen nog ontgoochelingen. Maar toen de Rouches zich eind vorig seizoen Europees voetbal afdwongen tegen AA Gent, zat het stadion vol en liepen de aanwezigen de rillingen over de rug bij zoveel fantastische sfeer. De confrontatie met Straatsburg zal niet onopgemerkt voorbijgaan. Op de website van Standard gaven fans lucht aan hun ontgoocheling over het gebrek aan plaatsen voor de terugwedstrijd over veertien dagen in de Franse Elzas. Slechts 1100 tickets zijn voorbehouden aan Luikse fans. Dat deed nogal wat supporters ertoe besluiten een halve dag vakantie te nemen en in Straatsburg zelf – waar fankaarten een onbekend begrip zijn – met een verdoezeld Luiks accent een ticket te kopen.

Standard leeft nog steeds, zowel in het noorden als het zuiden van het land. Bijna één vierde van zijn aanhang komt nog altijd uit Vlaanderen, waar het tien van zijn 47 supportersclubs heeft – in Limburg, maar ook in Lier, Ronse en Gent. Die van Gent, de Rouches des Flandres, telde een paar jaar geleden nog 160 leden. Juister dan Standard de Liège zou daarom zijn : Standard de toute la Belgique. Dat de club het grootste deel van zijn aanhang buiten de Luikse regio recruteert, verklaart slechts ten dele waarom ze zo weinig abonnees telt : met 6700 doet Standard aanzienlijk minder goed dan Anderlecht (20.000), Genk (16.500) en Club Brugge (12.500).

Al jaren begint Standard Luik met de beste voornemens aan het seizoen, maar telkens weer loopt er iets mis. Alsof het een zekere vorm van zelfdestructie niet kwijtgeraakt. Jarenlang al is de grootste tegenstander van Standard Standard zelf. De druk om snel terug te keren naar de top, is zo groot dat het niet weet hoe ermee om te gaan. Sinds de omkoopzaak van maart 1984 is de club met Michel Preud’homme al aan haar twintigste trainer toe.

Dit jaar mikt Standard op de tweede plaats, die recht geeft op deelname aan de voorronde van de Champions League. Dat doet het met een team dat grondig werd gewijzigd in vergelijking met de goed uitgebalanceerde ploeg die vorig seizoen na de komst van Preud’homme furore maakte. Van de achttien spelers op het scheidsrechtersblad voor de thuiswedstrijd tegen Vardar Skopje, waren er twaalf nieuw op Sclessin.

Naast een plaats in de toptwee willen ze op Standard graag ook nog eens Europees overwinteren. Dat is al geleden van in 1982, toen het de finale van de Beker voor Bekerwinnaars verloor van FC Barcelona. Tussen november 1986 en september 1992 bleef het al eens zes jaar lang verstoken van Europees voetbal. Guimaraes (3-1-verlies in Portugal, 0-0 thuis) was in september 1995 de laatste échte Europese tegenstander. Een jaar later leek de Intertotobeker nog tot een Europese campagne te gaan leiden, maar in de finale strandde Standard op Karslruhe.

Thuis tegen Vardar Skopje was van echte Europese sfeer nog geen sprake. Natuurlijk was de makkelijke zege in de heenwedstrijd daar mee verantwoordelijk voor, maar ook het feit dat Standard in die week drie keer thuis speelde. Daarom zaten er vier dagen eerder en twee dagen later méér supporters op de tribune voor de competitieduels tegen GBA (12.000) en RWDM (10.000) dan voor de return tegen Skopje (7000). In de coulissen viel niettemin tevredenheid te bespeuren, bijvoorbeeld bij aanvoerder Didier Ernst. Ernst maakte de laatste Europese campagne nog mee, net als Michael Goossens die voor zijn verhuis naar Italië met Standard elf échte Europese wedstrijden afwerkte. Ernst noemt zijn twee enige Europese duels bij de hoogtepunten uit zijn loopbaan. Maar toen begon het grote spelersverloop en verkeek Standard de ene kans na de andere om Europa in te gaan. De huidige aanvoerder weet waarom : “Het was altijd herbeginnen. Elk jaar een nieuwe lading spelers en op het eind telkens een rij vertrekkers. Gebrek aan stabiliteit op het veld elk jaar weer het probleem, terwijl de sterkte van Anderlecht en Brugge in die jaren was dat ze hun basis behielden.” Hij bleef als enige, maar niet tegen zijn zin. Met een bescheiden glimlach : “Ik ben al blij dat ik mocht blijven. Standard is altijd mijn club gebleven. Iedereen apprecieert me hier, ik voel me na al die jaren nog altijd goed.”

In de wandelgangen kijkt ook erevoorzitter André Duchêne tevreden toe. Bouwondernemer Duchêne was het die Standard de helpende hand reikte toen de club stuurloos ronddobberde na de omkoopaffaire. In 1985 werd hij afgevaardigd beheerder van de club, maar hij faalde in zijn verwoede pogingen om Standard terug naar de top te loodsen. De club maakte financieel verlies, kon met de hulp van Duchêne en de Waalse regio naar aanleiding van Euro 2000 nog het stadion vernieuwen, maar moest op zoek naar nieuwe investeerders. Die vond ze via toenmalig Adidasbaas Robert Louis-Dreyfus, terwijl het management in handen kwam van voormalig Winterslagspeler Lucien D’Onofrio.

D’Onofrio houdt zich voornamelijk bezig met het verhandelen van spelers. Hij slaagde erin om spelers naar Sclessin te halen, die zonder zijn connecties in een wijde boog om Luik zouden zijn heengetrokken : Dimas, Folha, Prosinecki en nu ook Walem, die na het vertrek van de publiekslievelingen Runje en Van Buyten de vox populi de mond moet snoeren. Dat lukt : sinds de komst van Walem, die op Sclessin een naar Belgische normen riant contract heeft, is het supportersprotest flink geluwd. Walem is de nieuwe Messias en moet doen wat Prosinecki en alle andere namen niet vermochten sinds Frans Van Rooij Sclessin verliet : lijn krijgen in het rood-witte spel.

Bovendien posteerden D’Onofrio en co bij de grondige vernieuwing van de club ook enkele Luikse politici in de raad van beheer, om zo het regionale karakter van de club nog een beetje te vrijwaren. Duchêne zelf werd op eigen verzoek erevoorzitter in november 2000. Eigenlijk wilde hij dat al eerder : “Ik had me voorgenomen om na de volledige uitbouw van het stadion voor Euro 2000 plaats te maken. Maar Dreyfus vroeg me om nog een paar maanden aan te blijven tot hij een vervanger had gevonden.”

Duchêne zucht diep op de vraag waarom volgens hem Standard zo lang heeft moeten wachten op Europees voetbal : “Elk jaar zijn we gestart om bij de eerste drie te eindigen en Europees te spelen. Maar het blijft sport. We zijn er een paar keer dicht bij geweest. We speelden twee bekerfinales tegen haalbare tegenstanders waarin we het telkens lieten afweten. Een scharniermoment was het jaar waarin Standard met pijn in het hart zes internationals liet vertrekken : Léonard, Genaux, Goossens, Wilmots, Bettagno en Bodart. Toen hadden we opnieuw een équipe Standard. Ze hebben allemaal willen profiteren van het Bosman-arrest. Ik weet nog dat ik een paar van hen zei dat als ik hun vader zou zijn, ik ze zou aanraden om nog een paar jaar bij Standard te blijven. Omdat ze nog niet klaar waren voor het buitenland. Het was één van mijn grote ontgoochelingen, maar ik stond machteloos. Omdat we écht alles hebben gedaan om ze te houden, binnen Belgische grenzen.”

Zes jaar zonder Europees voetbal hebben Standard niet dood gemaakt. “Voor je imago en gezien ons verleden is zes jaar zonder Europees voetbal lang”, geeft Duchêne toe. “Maar je gaat er niet dood van. Het is een bonus, maar alleen op voorwaarde dat je ver geraakt. Europees voetbal op zich is niet winstgevend. Het kost veel : je betaalt een extra premie aan de spelers, investeert in de uitbouw van je ploeg, terwijl daar aanvankelijk geen extra inkomsten tegenover staan. Een paar sponsors voorzien een extra premie als de club Europees voetbal haalt, maar dat zijn geen fabuleuze sommen : een paar miljoen op een budget van meer dan een half miljard frank stelt niet zo veel voor. Als Standard eruit gaat tegen Straatburg, is Europees voetbal in de Uefabeker vanuit financieel oogpunt verlieslatend. Je moet al een ronde of drie ver geraken of een Duitse ploeg loten waarvoor een buitenlandse tv-zender veel geld betaalt om je investeringen te compenseren.” Daarom heeft Standard, zo beklemtoont Duchêne, de inkomsten uit Europees voetbal nooit opgenomen in zijn budget.

Om competitief te blijven, is hij – net als Anderlecht – voorstander van schaalvergroting. Maar dan niet door Standard opgenomen te zien worden in een Franse competitie. “Daar zijn al genoeg grote ploegen. Standard in de Franse competitie heeft dus geen zin. Ze hebben ginder echt geen nood aan nog een club. Nederland kent dezelfde problemen als wij : een paar grote ploegen en daarachter een grote kloof. Ook voor ons zijn wedstrijden tegen PSV en Ajax lucratiever dan die tegen kleine Vlaamse ploegen die misschien vijftig supporters meebrengen en niet aantrekkelijk zijn voor de televisie en de sponsors. Daarom ben ik er nog altijd voorstander van dat België en Nederland samen een kampioenschap organiseren.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content