Na hoge pieken en diepe dalen is Elimane Coulibaly weer aanbeland bij de club waarmee hij vijf jaar geleden in de eerste klasse debuteerde. Vorige zondag woog hij op de verdediging van Club Brugge en scoorde hij ook.

Elimane Coulibaly (33) komt in aanmerking voor de comeback van het jaar. Vorig seizoen vertrok hij transfervrij van AA Gent naar Beerschot, maar daar werd hij in oktober ontslagen. In januari keerde hij terug naar AA Gent, maar daar kwam hij amper van de bank af en bij de start van dit seizoen was er zelfs geen plaats meer voor hem in de A-kern. Pas net voor het sluiten van de transferperiode raakte hij aan een ploeg: Gent stelde hem tot het einde van het seizoen (en het einde van zijn contract) ter beschikking van KV Kortrijk. Daar kwam hij in de eerstvolgende wedstrijd meteen aan de aftrap en lag hij met een assist en een doelpunt mee aan de basis van de zege tegen uitgerekend AA Gent. “En dan moet je weten dat ik al na één minuut geblesseerd raakte en eigenlijk op één been verder moest”, lacht hij van achter een cappuccino in restaurant Mondada in het Gentse Shopping Center Zuid.

Je kende bij AA Gent ook sterke periodes, onder meer in het seizoen waarin het vicekampioen werd en met onder meer een doelpunt van jou de beker van België won.

Elimane Coulibaly: “Maar voor sommigen ben ik blijkbaar niet goed genoeg.”

Je bent naar AA Gent teruggekeerd op vraag van Bob Peeters, maar tegen dat jij speelgerechtigd was, was hij al ontslagen.

“Het is dankzij de voorzitter dat ik naar Gent ben teruggekeerd. Daar deed hij alles voor. Het was niet gemakkelijk om mij op dat moment terug te nemen, want mijn imago was slecht: ik was een speler die zogezegd gevochten had bij Beerschot.”

Waarom was je weggegaan bij AA Gent?

“Dát is een goeie vraag. (lacht) Laat mij zeggen dat van in het begin niet iedereen voor mij was in Gent en dat dat eigenlijk nooit is veranderd.”

Bedoel je Manu Ferrera, de assistent-trainer van wie gezegd wordt dat hij veel invloed heeft op de beslissingen van manager Michel Louwagie?

“Ik zal daar niet op antwoorden.”

Waarom niet?

“Het is in de voetbalwereld een ongeschreven wet dat je niet alles kunt zeggen. Ik kan zeggen wat ik denk, maar het is niet mijn stijl om in het openbaar dingen over iemand te zeggen. Mijn stijl is om dat klaar en duidelijk tegen de betrokken persoon zelf te zeggen. Rechtstreeks.”

Was het probleem niet gewoon dat er met Víctor Fernández een Spaanse trainer werd binnengehaald die een spel wilde spelen dat niet het jouwe was?

“Dat is een gemakkelijk excuus. Uiteindelijk was ook ik nieuw en aangetrokken om de ploeg te versterken. Merkwaardig is dat ik de enige nieuwe speler was die vanaf de eerste wedstrijd onder Fernández niet meer speelde. Daar stel ik mij vragen bij. Want uiteindelijk: hij kende mij niet, maar die andere nieuwe spelers kende hij evenmin. Door wie of wat liet hij zich bij zijn selectie dan leiden?”

Voor jouw doen ben je vrij rustig gebleven. Of heeft het binnenskamers wel eens gedonderd?

“Ik had beloftes gemaakt. Er was mij gevraagd om kalm te blijven en dat heb ik gedaan. Een andere keuze had ik ook niet nadat ik bij Beerschot was buitengezet. Het minste dat er bij Gent zou gebeuren, zou iedereen zeggen dat het mijn fout was.”

Wie vroeg jou om rustig te blijven? Voorzitter Ivan De Witte?

“Zonder Ivan De Witte was er al langer geen sprake meer geweest van Coulibaly bij Gent. Hij heeft mij al meer geholpen dan ik voor mogelijk hield. En wat ik het meest bij hem waardeer, is dat hij altijd al zijn woord trouw is gebleven. Maar ook spelers, vrienden en collega’s vroegen mij om kalm te blijven. Er zijn zelfs matchen geweest waarin ploegmaats de trainer zijn gaan vragen waarom hij mij niet opstelde, omdat ze vonden dat ze mij toen goed hadden kunnen gebruiken. Ik weet niet wat er in die man zijn hoofd omging, want ik heb niet één keer met hem gesproken.”

Nooit?

“Eén keer, maar dat was geen echt gesprek. Dat was na de wedstrijd tegen Beerschot, waarin hij mij in de laatste minuut zou inbrengen en dat uiteindelijk toch niet deed. Na een uur was het 2-0 en mocht ik er niet in komen. In de negentigste minuut sta ik klaar om in te vallen, maar wordt het 2-1 en brengt hij een verdediger in en moet ik weer gaan zitten. Je begrijpt: het was héél zwaar voor mij vorig seizoen. (lacht) Ik ben toen naar Manu gegaan om te vragen waarom ik zelfs tegen Beerschot niet mocht spelen, wat eigenlijk het probleem was en waarom er op het einde precies hetzelfde gebeurd was als destijds in die Europese wedstrijd in Kiev.”

In alle rust waarschijnlijk.

“Niet echt. Laat ons zeggen dat ik toen toch wel eens op tafel heb geklopt: ik was wel bereid om mij rustig te houden, maar ze moesten mij niet provoceren en daarin zeker niet te ver gaan! Enkele dagen later riep de trainer mij bij zich, maar… ik begreep niet wat hij zei en hij niet wat ik zei. Manu vertaalde alles, maar dat gaat niet: via tussenpersonen kan ik niet communiceren. Ik wou ook niet dat er met mijn voeten gespeeld werd. Ik wou gewoon een eerlijke kans krijgen.”

Je weigerde na de match op Standard ook nog eens de uitgestoken hand van Fernández, vernamen we.

“Inderdaad. Dat kan ik niet ontkennen. Maar ook in die wedstrijd was het bij 4-0: invallen, niet invallen, rechtstaan, weer gaan zitten…”

Dat zou de reden zijn dat er dit seizoen voor jou geen plaats meer was in de A-kern. Had je dat niet beter niet gedaan?

“Neen. Ik zou het opnieuw doen. Als een trainer die met mijn voeten speelt mij een hand wil geven, zeg ik: ‘Sorry, ik moet jouw hand niet.’ Ik ben geen hypocriet.”

Het doet denken aan wat jouw landgenoot Mbaye Leye eind vorig seizoen in Sport/Voetbalmagazine zei: ‘Onze trots is onze sterkte én onze zwakte.’

“Dat is juist.”

Waarom ook jullie zwakte?

“Soms zouden we een beetje meer moeten kunnen relativeren. Maar misschien is het voor ons belangrijker om respect te voelen dan voor jullie, die hier geboren en opgegroeid zijn en je hier met alle familie en vrienden rond je helemaal thuis voelen. Wij komen hier alleen aan en worden veroordeeld nog voor jullie ons echt leren kennen.”

Beerschot

Wat is er precies gebeurd tussen jou en Hernán Losada?

“Niks. Echt helemaal niks.”

Wat had je achteraf bekeken beter anders gedaan?

“Niets. Ik ben trots op al wat ik bij Beerschot deed. Er waren er in de kleedkamer velen die mij respecteerden en ik moet zeggen dat het de eerste club in mijn carrière was waar de supporters mij vanaf de eerste dag accepteerden. Daarvoor zal ik hen altijd dankbaar blijven. Mijn ontslag was gewoon een geldkwestie. Het had te maken met de financiële situatie van de club. De rest was een probleem van ego’s, maar dat komt in elke kleedkamer voor.”

Was er bij Beerschot een probleem in de kleedkamer?

“Ja. Er waren anciens, nieuwe spelers en jongeren, en daar moest een mix van gemaakt worden. Het probleem in het begin was dat alleen de anciens voor de spelersraad in aanmerking kwamen. Ik pleitte ervoor om ook jonge spelers in de spelersraad op te nemen. Zo zijn Öztürk en Ojo erbij gekomen.”

Er ontstond een machtsstrijd in de kleedkamer?

“Ja, dat is gebeurd na de eerste competitiewedstrijd, thuis tegen Lokeren, die we verloren. Daarna lagen de verhoudingen in de kleedkamer beter en dat kwam ook de stabiliteit van de ploeg en de prestaties ten goede.”

Jij werd buiten geborsteld wegens verbale agressie, werd ons verteld. Ze waren bang van jou.

“Wie zegt dat? Het klopt niet. Dat is een te gemakkelijk excuus. Ik weet dat ik dat imago heb, maar ik herhaal: de reden waarom ik ontslagen werd, is van financiële aard. Denk je dat eerst AA Gent en nu KV Kortrijk mij zouden terugnemen, mocht ik een gek zijn geweest? Ik weet best wel wat ik doe, mijn geloof en mijn cultuur zijn voor mij en mijn familie ontzettend belangrijk en leggen mij limieten op waar ik niet over ga. Maar als de voorzitter zegt dat hij niet betaalt, dan zeg ik: ‘Waarom betaal je niet?’ Het is mijn recht om dat te zeggen. En als hij zegt ‘we gaan je voortaan zo, zo en zo betalen’, dan zeg ik: ‘Neen! Ik ga niet akkoord!’ Omdat er andere afspraken zijn gemaakt. Zo ben ik dan. Dan sta ik op mijn rechten en dan kan ik wel eens agressief overkomen.”

Waar komt die agressie vandaan?

“Welke agressie? De agressie die nodig is om een wedstrijd te winnen? Of degene die het gevolg is van het feit dat ik absoluut mijn rechten wil beschermen? Het is menselijk, denk ik, maar soms vraag ik mij ook af: waarom kom ik zo vaak in zulke situaties terecht?”

Waarom is dat, denk je?

“Misschien is dat omdat ik hier als profvoetballer in de picture kom en dat er dan mensen voor en tegen je zijn. Maar ik kan daar al beter mee om. Dat is ook een kwestie van aanpassing, van ervaring en van leeftijd. Ook de geboorte van mijn tweeling in juli speelt daarin een rol. Dat opende mijn hart nog meer. Het maakt mij kwetsbaarder en socialer. Het helpt mij om mij nog meer bewust te zijn van het belang van familie en vrienden rondom mij. Vroeger praatte ik niet met mensen als ik daar geen goesting in had. Nu ben ik meer ontspannen en toegankelijker.”

KV Kortrijk

De eerste wedstrijd zat er op de persbanken van het Guldensporenstation iemand die allerlei aantekeningen over jou maakte.

“Dat was PatriceBodiang, een Gentenaar van Afrikaanse origine die ik al lang ken en die in die moeilijke voorbije maanden heel belangrijk voor mij is geweest. Toen ik bij Oostakker nog in provinciale speelde, zei hij dat ik kwaliteiten had om veel hoger te spelen. Daar lachte ik toen mee. Hij gelooft al langer in mij dan ik in mezelf.”

Met Hein Vanhaezebrouck vind je in Kortrijk de trainer terug onder wie je vijf jaar geleden op je 28e in de eerste klasse debuteerde.

“Dat is het verschil, he! De trainer. Van hem moet iederéén werken. Dat waardeer ik enorm aan hem. Het eerste jaar dat ik bij Kortrijk speelde, toen nog in tweede, zat ik zowat het hele seizoen op de bank. We werden kampioen en voor we met vakantie vertrokken, zei hij: ‘Volgend seizoen begint iedereen weer op nul.’ In het tussenseizoen werkte ik hard en het seizoen daarop ben ik doorgebroken, omdat hij mij de kans gaf die ik verdiende. Maar schuift hij mij na dat eerste jaar definitief opzij, dan was ik misschien nooit profvoetballer geworden.”

Overdrijf je nu niet?

“Ik bedoel: dat zijn belangrijke momenten in een carrière. Nu ging weer alles bergaf, was ik bij Beerschot en bij Gent de pineut en was ik zelfs ‘flop’ in Sport/Voetbalmagazine. (lacht) Niemand rekende blijkbaar nog op mij, sommigen dachten al dat het voorbij was voor mij en dan begin je je af te vragen: wat heb ik Onze-Lieve-Heer misdaan, verdien ik na al de opofferingen die ik deed niet beter dan zo te eindigen?! Maar dan is daar plots een trainer die zegt: ‘Ik heb jou nodig, ik wil met jou werken, want jij hebt iets dat veel spelers niet hebben.’ Op de eerste training corrigeerde hij mij al.”

Hij paste zelfs zijn spelsysteem aan om jou complementair te maken met Ivan Santini.

“We zijn niet het koningskoppel, maar iedereen is bang van ons en week na week begrijpen we elkaar beter.”

Waarom klikt het zo goed tussen jullie?

“Vanaf het eerste contact opende Ivan zich voor mij en toonde hij mij dat ik welkom was. Dat is fantastisch van een speler van wie velen misschien dachten dat wij de grootste concurrenten van elkaar zouden zijn. De kleedkamer is klein, daar zie je alles en voel je meteen of je geaccepteerd wordt of niet. Ik moet zeggen: het is lang geleden dat ik dat gevoel nog eens gehad heb, dat ik aankom en dat iederéén blij is dat je er bent. Dat je weet dat er op jou gerekend wordt en dat jij op hen kunt rekenen.”

Je zei daarnet dat je volgens Hein Vanhaezebrouck iets hebt wat veel andere spelers niet hebben. Wat is dat precies?

“Geen idee. Maar ik denk niet dat het mijn snelheid is.” (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Als een trainer die met mijn voeten speelt mij een hand wil geven, zeg ik: ‘Sorry, ik moet jouw hand niet.’ Ik ben geen hypocriet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content