Zondag is het KRC Genk tegen KV Kortrijk, de huidige club van Hein Vanhaezebrouck tegen de toekomstige. ‘Hij moet opletten dat de media geen misbruik van hem maken’, zeggen zijn drie broers en zijn zus. ‘Soms zou hij beter eens op zijn tong bijten.’ Een gezellig onderonsje in Lauwe.

De Vanhaezebroucks groeiden op in het Zuid-West-Vlaamse Lauwe, de geboorteplaats van Willem Vermandere. Het leven draaide er rond voetbal. Vader was jeugdtrainer en secretaris van White Star, de vijf kinderen voetbalden en moeder deed de was.

Henk (44) is een voetbaldier pur sang, hij is trainer bij vierdeprovincialer Rekkem Sport en werkt bij KBC Bank Lauwe. Dieter (42) hield het voetballen maar een halfjaar vol, ging turnen, werd turnleraar, is nu secretaris van Go 4 Gym Wevelgem en verdient zijn brood als unitmanager bij Bleijko Betonindustrie Roeselare. Ruth (39) voetbalde jarenlang en is kleuterleidster in de Gemeentelijke Basisschool Lauwe. Helmut (33), ‘de Kleine’, speelde bij derdeprovincialer RC Lauwe toen hij in een auto-ongeval verlamd raakte (zie kader). Alle vier staan ze in de schaduw van Hein (47), momenteel hoofdtrainer van KV Kortrijk en vanaf volgend seizoen van KRC Genk. ‘De Grote’ noemden ze hem altijd al. Een portret.

Kung Fu Fighting

Dieter: “Hein is altijd wat eigenzinnig geweest. In het Sint-Pauluscollege in Wevelgem schreef hij met een stift ‘Van Halen’ en ‘ACDC’ op zijn jeansbroeken. Het was ook verboden om muziek mee te nemen naar school, maar hij zat met een cassetterecordertje in zijn zak.”

Henk: “Een buitenbeentje. In zijn puberteitsjaren schilderde hij ‘ACDC’ op zijn jeansvestjes en een tijd droeg hij ook zo’n lange, met schapenwol afgeboorde hippiejas.”

Dieter: “Hij viel graag op.”

Henk: “Een rebel. Hij revolteerde. Toen hij vijftien jaar was, ging het thuis dikwijls eens luid met ma.”

Dieter: “Ik herinner mij nog dat hij op een namiddag naar een kungfufilm was zitten kijken en dat hij dat daarna probeerde na te doen met onze vader. Hij zwaaide zijn been keer op keer tot net voor zijn neus, maar plots zat hij met zijn voet ertegen. Nooit liep hij sneller dan toen. Hij durfde niet meer naar huis te komen. Het was al middernacht toen hij op kousenvoeten naderde. Onze moeder liet hem binnen.

“Onze vader was nochtans een heel brave vent, hè.”

Ruth: “Té braaf.”

Dieter: “Hein was een haantje-de-voorste, de rest liep achter hem aan.

“Hij mocht van thuis vrij vroeg uitgaan. Toen hij veertien of vijftien was, trok hij al geregeld naar jeugdclub ’t Beerke.

“In die tijd maakte hij ook liedjes voor de supportersclub van de Wietstar. Ignace Crombé zat daar toen bij, herinner ik mij nog.

“Ik vergeet nooit dat hij eens te laat thuiskwam. Henk sliep met hem op de zolder en hij hoorde dat er iemand op het venster klopte. Hij trok het gordijn weg en schrok zich dood: zóó’n kop haar. Hein! Hij was langs de dakgoot gekropen.”

Ruth: “Hein was vindingrijk, hij vond altijd een oplossing.”

Dakpannen leggen

Henk: “Hij was nog maar zeven jaar toen hij tijdens de wedstrijden van de eerste ploeg van White Star Lauwe in derde nationale al op de bank naast de trainer zat. Onbewust droeg hij daar ongetwijfeld veel van mee.

“Toen hij zelf begon te voetballen, zetten ze hem omwille van zijn postuur altijd libero. Hij droeg dat lang als een zware last. Op zijn zestiende was hij al basisspeler van het eerste elftal en toen ze in eerste provinciale al zeker waren van de titel, kreeg hij het van Jacky Stockman zelfs gedaan dat hij eens in de spits mocht spelen.

Ruth: “Als kind zat hij al boordevol zelfvertrouwen, Hein is altijd heel overtuigd geweest van zichzelf. Dat voel je.”

Henk: “Als oma kwam babysitten, gebeurde het dat er heibel was en dan zat hij erbovenop. Soms zaten we met drie aan hem te trekken.”

Dieter: “Henk kon altijd al goed praten. Als hij weer eens aan het tergen was, gebeurde het dat Hein er niet meer tegen kon en dan haalde hij zijn vuisten boven.

“Als hij je nog maar vastpakte, zat er al een blauw plekje op ( lacht). Hij deed dat om ons te kalmeren, hè.

“Hein haalde pas laat zijn rijbewijs en vanaf het moment dat ik met de wagen reed, werd ik plots een redelijk geliefde broer ( lacht). Ik mocht hem overal rondvoeren. Hij deed toen zijn legerdienst in Ieper en kreeg daar alle faciliteiten. Het gebeurde dat hij al voor de middag belde dat ik hem mocht gaan oppikken.

Ruth: “Hij stond ook altijd goed bij onze ma, hij kreeg snel gelijk van haar.”

Henk: “In het huishouden deed hij weinig of niets. Ik herinner mij nog dat ik in mijn eerste jaar Romaanse op zaterdagnamiddag heel de bovenverdieping moest stofzuigen, terwijl ik eigenlijk had moeten studeren. Hein zag ik nooit met een stofzuiger in zijn handen. Na het eten liet hij zijn bord staan en gooide hij zich in de zetel.”

Dieter: “Zo kon hij zich volledig focussen op zijn sport en op uitgaan.”

Ruth: “Hij deed alleen maar wat hem interesseerde.”

Dieter: “Ik schrik wel van wat hij nu allemaal al in zijn huis deed. Dakpannen verleggen, elektriciteit leggen onder meer.”

Ruth: “Als de goesting er is, wil hij het perfect doen.”

Dieter: “Hein was altijd al een speciaal manneke.”

Afstandsbediening

Dieter: “Voor school deed hij nooit een boek open en toch behaalde hij altijd goede resultaten.”

Henk: “Hij was bijna altijd de primus van de klas, samen met een jongen uit de buurt die nu dokter is.”

Ruth: “Tijdens de examens ging hij voetballen op het pleintje. Er zat veel meer in dan zijn diploma van onderwijzer, maar in zijn achterhoofd leefde toen al: ik wil verder in de sport.

“Hij verzorgde zich enorm voor het voetbal. De vrijdag en de zaterdag ging hij nooit uit. Dan zat hij thuis, maar was het wel hij die zei naar welk programma we keken. ‘Hé, Kleine, zet eens op díé post!’ ‘Kleine, doe eens dit, Kleine, doe eens dat.’ Zo ging dat. Als ‘de Kleine’ er niet was of hem niet meer wou dienen, gebruikte hij de lange metalen stok waarmee moeder de was ophing om vanuit zijn zetel van tv-zender te kunnen veranderen.”

Dieter: “De zondag was hij niet thuis. Dan ging hij wél eens op stap.”

Henk: “Toch kende hij nooit een gebrek aan lieven.”

Dieter: “Het was ook wel een mooie jongen, met zijn lange blonde haren.”

Rechtvaardigheidsgevoel

Henk: “Hij was een heel slechte verliezer. Af en toe komt dat nog wel eens naar boven, maar dat is geen drama. Ik lees dat de nieuwe trainer van Lokeren van zichzelf zegt dat hij niet kan verliezen.

“Ik herinner mij dat er op het einde van de lagere school een wedstrijd was tussen de A- en de B-klas. Hein regelde alles en bracht ook zelf een beker mee. Zij waren zogezegd de beste ploeg en ze zouden dus winnen. Maar die dag kwam Hein thuis met de beker nog bij zich. Toen onze moeder vroeg of de match niet was doorgegaan, begon hij te wenen. Het was niet eerlijk verlopen, vertelde hij. Een kwartier voor het einde bij een 1-1-stand was bij de andere klas een leerkracht ingesprongen. Zo was het nog 1-2 geworden. Hein moest zijn beker afgeven, maar wou dat niet en nam hem weer mee naar huis.

“Daaruit blijken twee dingen: dat hij niet kan verliezen en dat hij rechtvaardigheid hoog in het vaandel draagt.”

Ruth: “Hij kan absoluut niet tegen oneerlijkheid. Dat rechtvaardigheidsgevoel heeft hij van onze vader.”

Henk: “Mochten scheidsrechters achteraf hun fout toegeven, dan zou dat voor Hein al veel draaglijker zijn.”

Dieter: “Wat ik mij afvraag, is: als je twee punten verliest omdat zoals in KV Mechelen bij de gelijkmaker de bal een halve meter buiten is geweest, waarom kan je dan geen klacht indienen? Eigenlijk zou je daarvoor gerechtelijke stappen moeten ondernemen.”

Fotografisch geheugen

Dieter: “Van KV Kortrijk naar Racing Genk: ik had niet meteen zo’n grote stap verwacht.”

Henk: “Er was veel aandacht voor de vernieuwende spelstijl en het frisse voetbal dat hij met Kortrijk vaak bracht, maar ook zijn werk als analist bij Prime droeg ertoe bij dat hij zo snel die kans kreeg. Zijn analyses zijn echt gefundeerd, hij maakt er bijna wiskunde van. Veel mensen spreken mij daarop aan.”

Ruth: “Hein vertelt geen blabla. Voetbal is zijn leven. Hij is intelligent en beschikt over een fotografisch geheugen; hij zit vol zelfvertrouwen en als hij een tegenslag krijgt, slaat hij zich erdoor. Welke capaciteiten zijn er nog meer nodig om te slagen? Hein is een geboren trainer.”

Henk: “Vorig seizoen zei ik hem op een middag bij ons thuis eens dat ik niet snapte waarom hij een tijd Nfor op de bank liet en met Coulibaly speelde. Hij vroeg ‘de Kleine’ de video klaar te zetten en ging in zijn wagen twee dvd’s halen: beelden van de offensieve én de defensieve bewegingen. Uit wat hij allemaal liet zien, bleek duidelijk dat Nfor vooral in defensief opzicht vaak slecht positie koos. Ik was sprakeloos. In tactisch opzicht beheerst hij het spelletje tot en met. Onvoorstelbaar hoe goed hij het spel leest. Mijn droom is om elke maandagmiddag met hem te kunnen gaan aperitieven om over de voorbije match te praten, maar helaas ontbreekt hem daar de tijd voor.”

Dieter: “Hij durft ook tegen schenen te schoppen, maar dat zou hem nog wel eens zuur kunnen opbreken.”

Ruth: “Dat is dan weer zijn rechtvaardigheidsgevoel dat de kop opsteekt.”

Henk: “Volgens mij is het ook een kwestie van stressbestendigheid. Hij toont het niet, maar daar moet hij nog wat in groeien. Als de resultaten minder goed zijn, begint hij dikwijls te zagen. Ook dan is de boodschap doorgaans terecht, maar de timing is soms ongelukkig.”

Gelijk willen halen

Ruth: “Onze mening proberen door te drijven, dat zit er bij elk van ons wel een beetje in.”

Dieter: “Dat hebben we van onze moeder. Als wij allemaal samenzitten, kunnen er serieuze discussies ontstaan ( lacht).”

Henk: “Wat dat betreft, is de vrouw van Hein zijn ideale tegenpool: ze is elf jaar jonger, maar heeft haar op haar tanden. Hij krijgt niet altijd gelijk. Het is goed dat hij zich thuis ook moet weren.

“Hij moet wel opletten dat de media geen misbruik maken van zijn grote mond. Ik kan mij bijvoorbeeld wel voorstellen dat de eerste uitspraak die hij pleegt die ook maar een beetje tegen Jos Vaessen in gaat, uitvergroot zal worden.

“In Lauwe gunt 85 procent van de mensen het hem, maar 15 procent hoopt dan weer dat hij eens goed op zijn bek gaat. Dat komt door zijn mondigheid. Hij weet altijd wat gezegd.

Dieter: “Sommigen kunnen dat niet verdragen.”

Henk: “Hoge bomen vangen veel wind, daar moet je mee kunnen omgaan.”

Ruth: “Hij zal dat wel wat kunnen relativeren, denk ik.

“Ik weet nog dat onze vader weende toen de dokter kwam zeggen dat Helmut verlamd was. Hein zei toen meteen: ‘Hij zal ook wel zijn weg vinden.’ Moed en optimisme typeren hem ook wel.”

Henk: “Ja, dat zit in hem. Hij is geen zwartkijker.

“Zijn aanpassingsvermogen is groot. Hij is haantje-de-voorste, hij wil altijd winnen, maar hij zal niet snel naast zijn schoenen lopen.”

Ruth: “Dé vraag is nu: wordt ‘de Grote’ een grote?” ( lacht)

Dieter: “Laat ons alvast ook maar hopen dat zijn huis gróót is, zodat we eens op vakantie kunnen naar Limburg.” ( lacht) S

door christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content