Het leven onder Emilio Ferrera is niet gemakkelijk, maar het levert wél resultaat op. ‘Ik vraag me wel eens af : wat als ik zo’n trainer tien jaar eerder had meegemaakt ?’

Twintig Lierse veldspelers lopen zich warm in de vrieskou, begeleid door conditietrainer Jean-Marc Neuzy. Assistentcoach en keepertrainer Patrick Deman zet de drie doelmannen aan het werk, terwijl Emilio Ferrera toekijkt, de handen op de rug. Individueel trainer Rik Van de Velde (ex-Ingelmunster) overlegt nog even met de medische staf over een aangepast programma voor de revaliderende Igor Nikolovski en voor Aruna Koné.

Niets bij Lierse wordt aan het toeval overgelaten. Behalve met zijn drie assistenten werkt Ferrera ook in nauw overleg met de medische staf en kan hij rekenen op twee voltijds aangestelde kinesisten en een osteopaat. Vorig jaar onder Regi Van Acker was de staf nog uitgebreider, maar met twee jaar geleden is het contrast enorm. Toen leidde Walter Meeuws de trainingen nog bijna in zijn eentje, met de steun van keepertrainer Lucien Huth en hulptrainer Frank Braeckmans, die wegens een voltijdse job echter slechts enkele dagtrainingen mee kon maken.

Centraal in de organisatie is het alziend oog van Emilio Ferrera. Twee weken geleden zag dat oog dat Koné er een beetje vermoeid uitzag. De polargegevens en een bloedanalyse bevestigden die indruk. Meteen kreeg de spits een individueel trainingsprogramma met explosieve oefeningen, maar vooral met veel recuperatietijd. Per individueel trainende speler voorziet Ferrera een aparte begeleider. Spelers voelen zich bij Lierse niet aan hun lot overgelaten. “Als je bij een andere club uit blessure kwam,” vergelijkt Marc Schaessens, “kreeg je een individueel trainingsschema mee dat je zelf moest afwerken. Hier gebeurt het op de club onder begeleiding. Op elk moment wordt er voor je gezorgd.”

Zoals Van Acker met kleine groepjes werkte, wil Ferrera het ten vroegste volgend seizoen doen. Nu traint hij nog met de hele kern samen om zicht te krijgen op ieders kwaliteiten en gebreken. “Misschien train ik volgend jaar met groepjes, wanneer ik mijn spelers beter ken.”

In tegenstelling tot veel andere trainers laat Emilio Ferrera je nooit met rust. Nooit is het goed genoeg, altijd is er iets dat beter kan. Dat irriteert wel eens. Maar, zo wordt ook toegegeven, het maakt je scherper, veeleisender en uiteindelijk gewoon beter.

Gedrevenheid. Dat is volgens Marc Schaessens het woord dat Ferrera’s aanpak het best samenvat. “Hij is gedreven in alles wat hij doet en verwacht van ons hetzelfde. Elke dag op training en in elke match verwacht hij meer dan honderd procent concentratie. Met excuses moet je bij hem niet komen aanzetten. Een speler die verliest, doet zelden aan zelfkritiek en heeft meestal een uitvlucht klaar. Aan de hand van videobeelden laat hij meteen zien dat je ongelijk hebt.”

“Hij geeft een draai van honderd procent aan het trainersvak”, kan doelman Yves Van der Straeten zijn enthousiasme nauwelijks verhullen. “Altijd wekt hij de indruk dat niets aan het toeval te wijten is. Achter alles zit een betekenis. Ferrera maakt voetbal eenvoudig te begrijpen. Hij komt duidelijk over. Sommige trainers vragen iets en een jaar later weet je nog altijd niet wat ze nu bedoelen. Ferrera illustreert een tactische zet met videobeelden van andere ploegen. Je ziét meteen wat hij bedoelt.”

Ferrera is nooit tevreden, zeggen Schaessens en Van der Straeten in koor. Zomaar een wedstrijdje spelen op training is er bij hem niet bij. “Hij probeert je altijd beter te maken. Daardoor geeft hij je geen moment de kans om te verslappen of het rustig aan te doen. Ook op training moet je altijd honderd procent geconcentreerd blijven. Vroeger stopte je je al eens weg wanneer je je niet honderd procent voelde. Bij hem lukt dat niet, hij rúíkt het gewoon.”

Alle trainingen zijn wedstrijdgericht. Afgeleide wedstrijdvormen zijn het sleutelwoord. “We zijn onbewust altijd met tactiek bezig,” zegt hulptrainer Patrick Deman, “zonder dat de spelers het door hebben.”

Van der Straeten : “In het begin moesten we veel nadenken. Nu zit het al ingebakken, vooral de automatismen in verdedigend opzicht. Liever zó’n trainer dan iemand die alles mooi op een papiertje uittekent, ons dat laat uitvoeren en aan de kant tevreden staat toe te kijken.” Schaessens : “Vanaf de eerste trainingsdag werden er letterlijk lijnen getrokken over het hele veld. Elk detail was af, alles staat in functie van de komende tegenstander. Na zoveel jaar in het vak vond ik het toch nog bijzonder vernieuwend.”

Deman : “Emilio is een perfectionist. Veeleisend voor zichzelf en voor de anderen. Hij geeft wel zaken uit handen, maar wil daar achteraf dan uitgebreid over gerapporteerd worden. Emilio werkt zo ontzettend veel, is constant bezig met statistieken en analyses, dat hij het in zijn eentje nooit rond krijgt. Hij wil dat iedereen bezig is zoals hij.”

Van der Straeten : “En dat motiveert mij nóg meer. Ik vraag me wel eens af waar ik had gestaan als ik iemand als hij tien jaar eerder in mijn carrière was tegengekomen ? Soms hoor je dat een trainer niet zo’n grote impact heeft op het resultaat en vooral afhangt van de ploeg die hij ter beschikking krijgt – een beetje wat Jan Ceulemans altijd beweert. Maar ben ik helemaal van mening veranderd : ik weet nu zeker dat een trainer véél meer dan dertig procent inbreng kan hebben. Ferrera voorspelt heel nauwkeurig hoe een tegenstander zal spelen en hoe een wedstrijd zal verlopen. Meestal komt dat dan ook uit. Maar als het niet zo is, ziet hij dat heel snel en kan hij tijdens de rust met één ingreep bijsturen.”

Aan de muur hangen de elf verdedigende en de elf aanvallende principes van Ferrera – hét geheim van Lierse. In tien punten wordt beschreven hoe tegendoelpunten worden geïncasseerd. Aan de hand van voorbeelden en videobeelden leert de trainer zijn spelers hoe tegengoals vermeden kunnen worden. “Bij een doelpunt,” legt Emilio Ferrera uit, “moet je je afvragen : hoe is het kunnen vallen ? Als drie spelers drie verschillende redenen aanhalen, ben je slecht bezig. Een ploeg kan maar goed draaien als de boodschap overal dezelfde is. Anders spreken we niet dezelfde taal. Daarom hebben wij vaste regels. Daar trainen we op, dag na dag. Als mijn ploeg elke week dezelfde tegengoals krijgt, is dat mijn fout, want dan heb ik slecht getraind. Ik erger me aan spelers of trainers die alle tegenslag op de tegenpartij of op het toeval afschuiven. Bij ons is de tegenpartij niet zo belangrijk. Als wij onze principes volgen, kunnen we de wedstrijd winnen. Die principes instuderen is een kwestie van tijd, tot het automatismen worden.”

“Op die elf punten wordt nog elke dag gehamerd”, zegt Marc Schaessens. “Maar,” voegt Patrick Deman daar aan toe, “sinds kort werken we ook aan de automatismen gebaseerd op de elf manieren om een doelpunt te maken.”

Gemiddeld acht uur per week brengt Deman door met de montage van wedstrijdbeelden. “De eerste montage is een analyse van onze laatste wedstrijd, van wat goed én vooral fout liep. Je kan dat ook met krijt doen op het bord, maar dan krijg je discussies tussen de trainer die een speler iets verwijt, en de speler die ontkent dat het zo is gebeurd. Zulke discussies vermijd je nu. Voetbal wordt er opeens heel duidelijk door, want de beelden spreken voor zich. Verder tonen we beelden van de volgende tegenstander, waarmee je hun patronen blootlegt. Of we tonen fragmenten van Champions Leaguematchen om te illustreren hoe je sommige bewegingen uitvoert.”

Ferrera leerde het nut van videobeelden kennen bij de Mexicaanse club America. “Zes jaar geleden al werden daar alle trainingen gefilmd”, aldus de trainer, die tot zijn grote verbazing vaststelde dat Leo Beenhakker er nooit gebruik van maakte.

Alles wat hij tot dusver vroeg in Lierse, houdt Emilio Ferrera niet op te bandrukken, kreeg hij ook. “Nooit zei iemand : dat kan niet. Wel vroeg men altijd naar het waarom en naar de kostprijs.”

Het volgende op zijn verlanglijstje is een synthetisch veld. Binnen een maand verwacht hij het antwoord van de club. Ferrera : “Als het zo blijft gaan, zullen we één of twee van onze betere spelers verliezen. Dan heb je twee mogelijkheden : of je dringt aan om een nieuwe speler te kopen, of je investeert in een betere infrastructuur zodat je spelers beter kunnen worden. Als Huysegems vertrekt, hoef ik niet per se een nieuwe spits. Want misschien heb ik op die positie wel iemand anders die volgend jaar sterker wordt. De club kocht de afgelopen twee seizoenen vijftien nieuwe spelers. Dan ga ik niet schreeuwen om nóg een speler. Maar om spelers beter te maken, heb je een betere infrastructuur nodig. Dit is nog niet de infrastructuur van een topclub, maar al een pak beter dan wat ik gewend was. Het is voor mij bij Lierse prettig werken.”

door Geert Foutré

‘Een vrije dag hebben we niet, maar we ontbijten wél gezellig samen.’

‘Ferrera rúíkt het gewoon.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content