Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Luc Misson maakte naam als advocaat van Jean-Marc Bosman, maar terugdenkend aan het bijzondere jaar 1995 onthoudt hij vooral de adoptie van zijn Vietnamese dochter. ‘De speler is zijn vrijheid kwijt.’

Vijf jaar van keiharde strijd, van augustus 1990 tot de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg op 15 december 1995, heeft tussen Luc Misson en Jean-Marc Bosman een band gesmeed die nog altijd intact is, ook al zien de Luikse advocaat en de ex-voetballer – voor de tweede keer gescheiden ondertussen en werkloos – elkaar minder vaak dan vroeger. “Maar we hebben gemeenschappelijke vrienden en als hij advies nodig heeft, weet hij me te vinden”, zegt Misson. “Voor hem blijft zijn proces toch het grote moment uit zijn leven. Het is iets dat ons bindt, waardoor er tussen ons iets is wat je niet met elke cliënt hebt.”

Heeft hij ergens spijt van ?

Luc Misson : “Ik heb hem nooit één woord van spijt horen uitspreken. Hij heeft het proces ook gewónnen en daar was hij destijds buitengewoon blij mee. We hebben ons tijdens het proces vaak de vraag gesteld : gaan we ermee door of stoppen we ? Dan was hij het zelf die altijd zei : ‘We gaan door, tot het einde’, ook al had hij erg snel begrepen wat de gevolgen zouden zijn. Zonder de Franse spelersvakbond had hij nooit meer gevoetbald, weet u. Jean-Marc was een paria geworden in zijn eigen milieu, ook bij de spelers. De steun die hij van hen kreeg, was meer symbolisch dan reëel.”

U is het nadien beter vergaan : u werd een Bekende Advocaat.

“(Lacht.) Een groot alpinist heeft ooit gezegd : ‘Bekendheid is een privézaak.’ Dat klinkt contradictoir, maar het wil zeggen dat iedereen waard is wat hij waard is in zijn eigen ogen. Ik ben het daar helemaal mee eens.

“Het proces-Bosman is één van de dertig processen die ik voor het Europees Hof in Luxemburg heb gepleit. Het was het zwaarste, maar vanuit juridisch oogpunt zeker niet het moeilijkste. Ik heb altijd geweten dat als we met zo’n zaak naar Luxemburg konden gaan, we bijna zeker zouden winnen. Begin jaren tachtig had ik al een artikel over de illegaliteit van het transfersysteem geschreven. Ik stuurde het naar verscheidene kranten, maar niemand wilde het (glimlacht). Mijn bekendheid dank ik alleen aan de mediatisering van het proces, mijn ideeën zijn altijd dezelfde geweest. Ik ben ook veel meer een specialist in Europees recht dan in sportrecht. Uiteindelijk heeft het arrest het recht ook maar weinig veranderd.”

Heeft het uw leven veranderd ?

“Neen. Als u me zou vragen : ‘Wat was de grootste gebeurtenis uit uw leven in 1995 ?’, antwoord ik : de adoptie van onze Vietnamese dochter, enkele maanden voor het arrest. Ik heb een heel stevig gewortelde hiërarchie van waarden. De familie staat bij mij bovenaan ; cultuur, literatuur en natuur zijn essentieel in mijn leven.

“Professioneel heeft het arrest wel degelijk een invloed gehad op de fundamentele manier van denken van dit bureau. Die is : proberen het recht te laten evolueren door een nationale rechtsregel in vraag te stellen in zijn relatie tot het internationale recht of de rechten van de mens, met als ultieme doel : een beter recht. Een van mijn eerste zaken in Luxemburg ging over het vrije verkeer van prostituees, en daarna volgden de studenten, de toeristen et cetera. Telkens ging het om hetzelfde mechanisme. Vooral na ‘Bosman’ is men ons bureau daarin als gespecialiseerd gaan erkennen. Dat heeft me een pak interessante zaken opgeleverd, maar ook geschifte : hier heeft ooit iemand gestaan die wilde dat ik de paus aanklaagde omdat hij met zijn verbod op condooms miljoenen doden in Afrika op zijn geweten had.”

Een jaar geleden zei u in een interview : “Wat we nu meemaken, is dat het arrest-Bosman bij het vuilnis is gezet. De situatie is erger dan voordien.” Meent u dat ?

“Helemaal. De essentie van het arrest is dat een speler vrij is aan het einde van zijn contract. Maar wat zien we ? Dat spelers amper nog einde contract zijn, tenzij de club het wil of een speler bereid is een hoge prijs te betalen.

“Tot 1997 erkende de Fifa een contractverbreking als het einde van een contract. Okon ging naar Lazio, Rekdal vertrok uit Lierse en ze kregen direct hun licentie. Zelf heb ik toen wel de halve ploeg van Standard laten vertrekken. Maar in 1997 gebeurden er twee zaken. In het paritair comité van de sport kwam men een verhoging van de verbrekingsvergoeding overeen. Als tegenprestatie kregen de vakbonden een socialezekerheidsstatuut voor de spelers, wat er tot dan niet was. Iedereen tevreden, leek het, tot Michel D’Hooghe naar de Fifa stapte om te zeggen hoe gevaarlijk dit wel was, waarna er in mei 1997 een brief kwam van de Fifa waarin die zei dat spelers die hun contract verbraken, níét meer konden genieten van het arrest-Bosman. Daar kwamen klachten tegen bij de Europese Commissie, maar toen Karel Van Miert daar weg moest, in juni 1999, heeft zijn opvolger Monti alle sportdossiers in de vuilnisbak gegooid. Sinds dat moment bestaat de contractverbreking niet meer. Ik ken geen enkele speler die zijn vrijheid nog heeft verkregen door zijn contract te verbreken.

“In 2001 kwam de Fifa met een nieuw transferreglement. Daarin staat dat een speler zijn contract kan verbreken, maar alleen pour juste cause, zonder dat dit verduidelijkt wordt, en alleen op het einde van het seizoen. De Fransman Philippe Mexès (die tijdens het seizoen van Auxerre naar AS Roma wilde, nvdr) trok naar het TAS, maar verloor zijn zaak. Logisch, want het TAS is een sporttribunaal dat in het leven is geroepen door de bonden, dus spreekt het zich in principezaken systematisch uit in het voordeel van die bonden. We horen voortdurend over contractverlengingen – als een club wil dat een speler zijn contract verlengt, ken ik er weinig die daar niet aan toegeven – maar omgekeerd, als een club van een contract afwil, trekt ze zich er niets van aan dat het nog loopt. Spelers worden nog steeds naar de B-kern gestuurd, alleen wordt het zo niet meer verkocht aan de buitenwereld sinds het in Nederland tot processen heeft geleid. Clubs zijn niet dom : ze zéggen het niet meer, je zíét die speler gewoon niet meer. En de bondsreglementen beschermen de clubs. Daarom zeg ik : het arrest-Bosman bestaat niet meer. De speler is zijn vrijheid kwijt.”

De clubs klaagden dat ze na het arrest-Bosman in financiële problemen kwamen.

“Ik heb cijfers waaruit blijkt dat veruit de meeste clubs verlies maakten op de transfermarkt. Om geld te winnen op transfers moet je als clubvoorzitter een antisportieve houding aannemen. Dat wil zeggen : van zodra een speler het goed doet en zijn waarde stijgt, moet je hem verkopen en te gelde maken. Alleen kom je dan in conflict met de trainer en de supporters. Dus verkopen ze hun goede spelers pas wanneer die het minder goed doen, waardoor ze vanuit financieel oogpunt een slechte zaak doen. Vaak ook kopen clubs in nood tussentijds te dure spelers in die, als ze niet voldoen, later met verlies weer worden verkocht.

“Het grote probleem is dat de clubs na het arrest-Bosman geen rekening hebben gehouden met de adviezen van advocaat-generaal Carl-Otto Lenz aan het Europees Hof. Hij zag in dat de clubs het geld van de uitgaande transfers zouden verliezen en adviseerde een herverdeling van de tv-gelden. Miljarden van dat geld vloeien nu uitsluitend naar de top van de voetbalpiramide, naar de G14. Dat is ongezond : het doodt de competitie, waardoor Anderlecht zich belachelijk maakt in de Champions League. Lenz had gelijk en wij hebben dat ook gepleit. Wat we nu op termijn zullen krijgen, is dat de G14 zich afscheurt van de basis en zijn eigen competitie opricht, naar het voorbeeld van de NBA in Amerika.”

Vrij snel kregen in België ook de jeugd- en de amateurvoetballer hun vrijheid. Positief, toch ?

“Dat heeft niets te maken met het arrest-Bosman, al wil de Belgische voetbalbond ons dat wel laten geloven. Alain Courtois en Michel D’Hooghe hebben toen zelfs met ontslag gedreigd als die vrijheid er niet kwam, volgens mij omdat het helemaal in het belang was van de profclubs die jong talent voortaan overal gratis konden weghalen. Begrijp me niet verkeerd : ik was een van de eersten om te pleiten voor de vrijheid van álle voetballers. Maar dat het op dát moment gebeurde, was alleen omdat het in het belang was van de profclubs. Zo is het ook niet waar dat de toevloed van spelers uit Zuid-Amerika, Oost-Europa en Afrika een gevolg is van het arrest. Dat verplichtte de Belgische bond slechts om de deur open te zetten voor spelers uit de Europese ruimte. Het was hun eigen beslissing om ze voor iederéén open te zetten. Waarom ? Omdat ze bang waren dat de lonen de hoogte in zouden schieten. Ten onrechte.”

Dus : niks positiefs.

“Weinig. Het transfereren van spelers bestaat nog steeds en de bedragen ná het arrest zijn duidelijk hoger dan die ervóór. De huidige terugval is uitsluitend toe te schrijven aan het failliet van de groep-Kirch, wat een grote slag was voor de gewone clubs, niet voor de G14 waar altijd wel een Rus of een Amerikaan à la Malcolm Glazer klaarstaat. Het gevaar voor het huidige voetbal is dat de investeerders van vandaag meer in hun eigen investeringen en populariteit geïnteresseerd zijn – als Berlusconi eerste minister is van Italië, dankt hij dat aan AC Milan – dan in het voetbal. Kortom : de logica van de G14. Ik heb daar een groot probleem mee, omdat sport volgens mij solidariteit impliceert van de top naar de basis. De rijke clubs zijn slechts uit op de maximalisatie van hun eigen profijt, ten koste van het voetbal.”

U veranderde ook van kamp : u maakte deel uit van de werkgroep in de profliga die onder leiding van Michel Preud’homme heeft gewerkt aan de bescherming van de jeugdopleiding. Uw tussenkomsten daar werden zeer gewaardeerd. Van een ommekeer gesproken.

“Begin jaren negentig zochten vele spelers mij op. Daaruit ontstond mijn idee dat de spelers allemaal lijfeigenen en slachtoffers waren, de clubleiders uitbuiters en handelaars in mensenvlees, en alle makelaars oplichters. De bonden hielpen de clubs de spelers uit te buiten.

“Ik heb mijn kijk op de dingen sindsdien erg veranderd : veel spelers hebben mij ontgoocheld. Er zijn er die hoog in mijn achting staan, zoals Johan Walem, maar ik heb er te veel gekend die met gespleten tong praatten. Ik heb ook clubleiders ontmoet die me in aangename zin hebben verrast, die erg menselijke beslissingen nemen en proberen correct te zijn. Er zijn mensen van wie ik toegeef dat ik me in hen heb vergist : ik heb indertijd veel slechts gezegd van Jean-Marie Philips, maar sinds we samen in de werkgroep-Preud’homme zaten, heb ik een positief beeld van hem. Ook van Michel Preud’homme, die ik in alle opzichten enorm apprecieer. Ik ben de eerste om toe te geven dat niet alle dirigenten van clubs en federaties monsters zijn : ik heb respect voor Jan Peeters als mens. Ook bij de makelaars heb ik geleerd onderscheid te maken tussen de oplichters en zij die het goed voor hebben met hun spelers.

“Wat ook een rol heeft gespeeld, is dat ik na dertien jaar afwezigheid naar het stadion ben teruggekeerd toen (advocaat, nvdr) Pierre François, een van mijn vrienden, directeur-generaal werd van Standard. Ook (conditietrainer, nvdr) Guy Namurois is een vriend. Door hen ben ik weer een supporter van Standard, wat ik altijd was geweest. Ik beleef weer ongelooflijk veel plezier aan mijn abonnement.

“Al die dingen hebben gemaakt dat ik mijn visie heb bijgestuurd. Ik geloof dat ze nu meer aansluit bij de realiteit. Ik heb vooral begrepen welke ongelooflijk belangrijke rol het budget speelt in het beleid van een club.”

In de werkgroep verdedigde u de opmerkelijke stelling dat de problemen van het Belgische voetbal niet het gevolg zijn van slecht beleid bij onze clubs. U wees erop dat álle kleine landen hebben afgehaakt als gevolg van de boomende tv-rechten.

“Als men zegt : ‘Ons voetbal is in verval’, is dat niet juist. Ik ben dertien jaar weggebleven uit de stadions. Toen ik terugkeerde, zag ik duidelijk dat het spel beter, sneller en technischer was geworden dan de beste matchen uit mijn jeugd. De stadions, de oefenvelden, de begeleiding van de spelers : het is allemaal beter dan vroeger. Daar ligt het dus niet aan. Nee, het probleem is het verschil in groei in vergelijking met het buitenland. Resultaten hangen af van het budget, de belangrijkste factor in dat budget zijn de tv-gelden en die worden bepaald door de grootte van een markt : het logische gevolg is dat er meer belangstelling en geld naar de grote landen gaat. Dus ben je als Belgische club al van bij de start benadeeld.”

Daar zullen we niets aan kunnen veranderen.

“Toch wel. Eén zaak kunnen we veranderen : de competities niet langer op basis van landsgrenzen organiseren. We leven in een eengemaakt Europa, dus horen we in Europese kampioenschappen te spelen. Waarschijnlijk zullen onze beste clubs dan in de derde klasse van Europa spelen, maar ze zouden de mogelijkheid hebben om te promoveren. Ik ben zeker dat onze clubbestuurders niet slechter zijn dan die in welk buitenland ook : het probleem is dat de Belgische clubs opgesloten zitten in een Belgisch kampioenschap.

“Ik zeg niet dat als we het nationale karakter van onze competities afbreken, alles direct beter wordt, maar we kunnen eraan werken. Nu blijven we zitten in een vicieuze cirkel. Om die te doorbreken moeten we risico’s durven nemen, maar net dat is het probleem : alle voorzitters willen dat het verandert, maar ze willen geen enkel risico nemen. Elk bedrijf dat groot wil worden, doet dat wel. Het is bijzonder verbazend vast te stellen hoe conservatief de sportwereld is, terwijl de essentie van sport beweging is.”

Hoe kijkt u terug op de werkzaamheden van de werkgroep-Preud’homme ?

“Erg positief. Ik heb me er heel erg op mijn gemak gevoeld. Toch heb ik niet echt de indruk dat we oplossingen hebben gevonden. Het probleem is altijd de oorzaak van het kwaad te identificeren. Volgens mij is dat het feit dat we een klein land zijn, dus moet je die oorzaak wegnemen. Maar dan stel ik vast dat het nationalisme nog erg sterk leeft in de sport. Míjn vlag. Ik beschouw dat niet als positief : mijn vlag is de Europese. Ik ben gespecialiseerd in Europees recht, ik strijd voor een Europese unie, voor een Europees burgerschap. Ik geloof dat zo lang we met nationale sport te maken hebben, het niet zal lukken. Victor Hugo droomde van de Verenigde Staten van Europa : ik wil me niet met hem vergelijken, maar het is wel ook mijn droom.”l

JAN HAUSPIE

‘IK HEB ME VERGIST IN MENSEN : DAT GEEF IK TOE.’

‘HET PROBLEEM IS DAT DE BELGISCHE CLUBS OPGESLOTEN ZITTEN IN EEN BELGISCH KAMPIOENSCHAP.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content