‘Het begint altijd met jezelf in vraag te stellen’

© BELGAIMAGE

Dat Anderlecht vorig seizoen kampioen werd en de twee seizoenen daarvoor géén kampioen werd, lag volgens zijn manager Herman Van Holsbeeck telkens aan ‘de vestiaire’. Maar wat is dat precies, een goede kleedkamer? Hoe creëer je het, hoe hou je het in stand en hoe gaat het teloor?

Hoe vaak is het vorig seizoen niet gezegd en geschreven geweest: de nieuwe coach René Weiler kuiste bij Anderlecht de kleedkamer op en legde daarmee de basis voor de landstitel die tien maanden later gevierd werd. Weg intriges en onrechtvaardigheden waar de Brusselse vestiaire in play-off 1 al twee seizoenen op rij aan ten onder ging. Een duidelijke schifting drong zich op, was ook de vaststelling van de directie, en dus was de eerste missie van de nieuwe coach een loyale en integere groep te smeden.

‘Toen ik aankwam op Anderlecht lieten enkele spelers en clubmedewerkers vallen dat de mentaliteit de voorgaande jaren een drama was’, vertelt Sofiane Hanni, die na het vertrek van Steven Defour de aanvoerdersband kreeg. ‘Als je ziet hoe we nu met elkaar omgaan, dan kan ik moeilijk vatten dat de kleedkamer rot was.’ En toch was de in Parijs geboren Algerijn getuige van een opmerkelijke metamorfose: van een kleedkamer die in groepjes uiteenviel, ging het naar een entiteit waarin broederschap de omgangsvorm werd. ‘Ik hoor van sommige ex-voetballers, grote namen die in hun carrière veel titels wonnen, dat ze in de kleedkamer niet altijd met iedereen konden opschieten, maar dat ze de knop wisten om te draaien wanneer de scheids de wedstrijd op gang floot. Wel, wij moesten vorig seizoen geen enkele moeite doen: op en naast het veld konden we het goed met elkaar vinden. Dat maakte in de eindafrekening het verschil. Het is zeker niet zo dat wij elke week samen op stap moeten gaan, dat zou toch maar geforceerd overkomen, maar volgens mij heb je wel een minimum aan onderlinge vriendschap nodig. En met waarden als respect, bescheidenheid en het principe dat iedereen in de ploeg evenwaardig is, kom je al een eind.’

Een paar leiders

‘De eerste vereiste voor een goeie kleedkamer is: een paar leiders’, zegt Philippe Clement. ‘Leiders in woord en daad.’ Hij debuteert dit seizoen als hoofdcoach bij Waasland-Beveren. Na een spelerscarrière bij Beerschot, Genk, Coventry, Club Brugge en de Rode Duivels werd hij eerst beloftecoach en daarna assistent-coach bij Club. Hij kent het belang van een goeie kleedkamer als geen ander. ‘Er zijn jongens nodig die het verhaal van de coach voortzetten, op en naast het veld, en die dingen kunnen corrigeren op momenten dat niemand van de technische staf erbij is. Als je over een paar zulke mannen beschikt die heel de kleedkamer bestrijken, dan ben je al een hele stap vooruit. Want er zijn in een spelerskern altijd wel groepjes, spelers die meer naar elkaar toetrekken, en als je in elk groepje zo’n leider hebt, dan is dat een grote troef. Bij elke ploeg waarmee ik in mijn spelerscarrière prijzen won, was dat er op natuurlijke wijze. In Genk waren dat Domenico Oliveiri bij de Belgen, Branko Strupar en Besnik Hasi bij de buitenlanders en Aimé Anthuenis gaf mij als een van de jongere gasten ook zo’n rol om bijvoorbeeld spelers scherp te zetten voor een match. In het Club Brugge van Trond Sollied waren dat Gert Verheyen, Timmy Simons en ikzelf.’

Duidelijke lijnen

Heel schadelijk voor een groep zijn perslekken, aldus Clement. ‘Het is heel nefast als in moeilijke periodes alles wat in de kleedkamer gezegd wordt in de krant staat. Iedereen wordt dan argwanend en gaat op zijn eigen eilandje functioneren.’ Ook ondermijnend: egoïsme. ‘Uiteraard, jongens die vooral aan zichzelf denken. Of die het verhaal van de trainer niet willen volgen. Ik maakte het mee dat er tijdens het seizoen een nieuwe hoofdcoach werd aangesteld en dat ik een hele belangrijke speler zag blazen van: welke keuze maken ze nu! Er is dan ook nooit een klik geweest tussen die twee.’

‘Met een goeie kleedkamer is alles mogelijk,’ vervolgt Clement, ‘want dat kan ervoor zorgen dat spelers veel meer voor elkaar doen, dat mindere schakels sterker worden, dat iedereen naar zijn maximumniveau getrokken wordt en de ploeg boven zichzelf uitstijgt. Het is heel belangrijk dat iedereen dat beseft.’

Preventief kun je karakters vooraf laten screenen, informatie inwinnen over hoe spelers in bepaalde situaties reageren. ‘Maar het is vooral belangrijk dat de coach heel duidelijk lijnen bepaalt waartussen spelers zich kunnen bewegen én dat hij heel duidelijk optreedt als iemand daarover gaat. Kijk naar Anthony Limbombe: er waren slechte signalen uit het verleden, maar in Brugge paste hij zich heel goed aan en blijkt het een goeie, aimabele jongen te zijn.’

Geen excuses

‘Het moeilijkste’, aldus Clement, ‘is op het moment dat je voelt dat er veel spelers vooral met zichzelf bezig zijn en allerlei excuses zoeken om uit te leggen waarom het niet aan hen ligt dat er niet gepresteerd wordt. Het gras dat te hoog is, de pass die niet goed was et cetera… Dat was het geval in het seizoen dat we met Club pas als zesde eindigden. Op het einde konden we dat met veel gesprekken met een aantal jongens nog rechttrekken met uiteindelijk nog winst in de bekerfinale tegen Standard. Daar staken de coach, ik als aanvoerder en een aantal andere mensen veel tijd in om iedereen weer in het collectief verhaal te krijgen. Het begint altijd met jezelf in vraag te stellen.’

Bepaalde gesprekken

Vechtpartijen maakte Clement ook weleens mee. ‘Maar het effect daarvan was uiteindelijk nooit slecht. Telkens werd dat opgelost. Het hangt er ook wel van af wat de reden van de ruzie is natuurlijk: is het omdat de één aan de andere zijn vrouw zit of omdat ze op training per se willen winnen? In ploegen met veel winnaars kan het op training soms pittig zijn en tot gespannen situaties leiden, maar nogmaals: het is belangrijk hoe er daarna wordt voortgegaan. Bepaalde gesprekken kunnen mensen dichter bij elkaar brengen.’

Een goeie kleedkamer is graag samen, besluit hij. ‘Dat merk je aan jongens die veel langer op de club blijven dan verwacht wordt, die samen dingen doen naast het voetbal, die samen plezier maken. Bij Genk gingen we vroeger na de wedstrijd altijd op stap en dan ging iedereen mee, ook wie op de bank en in de tribune zat. Dat is intussen twintig jaar geleden. Ik denk dat het nu niet meer kan, in onze veel individueler geworden maatschappij waarin alles op de sociale media wordt geplaatst.’

Geen opperhoofd

Peter Balette is assistent-coach bij AA Gent en was dat de voorbije tien jaar ook bij Club Brugge, Standard en Genk. In 2015 maakte hij de kleedkamer mee die de Buffalo’s naar de eerste landstitel uit hun geschiedenis leidde. ‘Dat succesverhaal werd zeker ondersteund door een goeie kleedkamer en dat is gegroeid met de resultaten’, zegt hij. ‘Er was toen niet echt een opperhoofd, maar er waren wel mensen die alles goed stuurden. Sven Kums was de stille leider die alles op een heel subtiele manier naar zich toe trok. Zonder grootspraak en zonder roepen en schreeuwen bracht hij vaak naar ons wat er leefde in de kleedkamer, met ondersteuning van oudgedienden als Karim Belhocine voor de Franstalige jongens. Ik denk niet dat je dat kunstmatig kunt creëren. Zulke dingen groeien, zoals Sven dat ook in die rol deed. Er werd met veel respect naar hem geluisterd, ook door de kwaliteit die hij op het veld bracht. Op zijn manier was zijn impact op de kleedkamer enorm. Te veel leiders, denk ik, is niet goed.’

Positieve resultaten

Een groeimindset met zware trainingsarbeid was een van de pijlers van het succes, dankzij de kleedkamer, merkt Balette op. ‘De voorbereiding van Hein Vanhaezebrouck was loodzwaar en dat trok hij door in het seizoen. In het begin lag dat bij sommige jongens vrij moeilijk. Als de lat hoog ligt, de doelen duidelijk zijn en alles gemonitord wordt, voelen spelers dat er inspanningen moeten worden geleverd om beter te worden. Ontevredenen zijn er altijd wel, maar als een groot deel van je groep meegaat in dat verhaal zijn de ‘andersdenkenden’ geïsoleerd en worden ze opgeslorpt in die positieve hype of worden ze op een natuurlijke manier aan de kant gehouden, zodat de trainingsintensiteit er niet onder lijdt.’ Op het einde leken het allemaal vrienden die voor elkaar door het vuur gingen. ‘Als je kampioen speelt, is het makkelijk praten’, beseft Balette. ‘Dan worden alle scherpe randjes afgevlakt. Primordiaal is: zware arbeid moet gevoed worden door positieve resultaten, zo niet is dat een makkelijke voedingsbodem voor negativisme. Ik maakte een degradatie mee met Heusden-Zolder en ik kan je zeggen: resultaten bepalen grotendeels de kleedkamer.’

Voortrekkers

‘Als trainer kun je niet zonder voortrekkers die zowel op als naast het veld de zaken in een positieve sfeer blijven duwen’, benadrukt Balette. ‘Want alles wat niet positief is, kan een schadelijk gevolg krijgen. Die voedingsbodem mag niet te groot worden. Heel belangrijk zijn mensen die in moeilijke momenten blijven doorgaan. Wie bij de minste tegenslag negatief reageert, krijgt het moeilijk om een grote carrière uit te bouwen. De barometer in het kampioensjaar was altijd de ochtend na de wedstrijd: kunnen zij die niet mochten invallen, misnoegden die al lang op de bank zitten, het opbrengen om in die moeilijke omstandigheden toch telkens in een goeie sfeer heel hard te werken? Jongens die daartoe bereid zijn, die willen werken om bijvoorbeeld de volgende keer beter in te vallen, kunnen anderen rond zich een boost geven.’

Verdraagzaamheid

Tim Smolders zat vijftien jaar lang in voetbalkleedkamers in Brugge, Roosendaal, Charleroi en Gent. Tegenwoordig begeleidt hij spelers op financieel vlak. ‘Een goeie kleedkamer heeft vooral te maken met verdraagzaamheid’, zegt hij. ‘Het komt eropaan: kunnen spelers iets van elkaar verdragen? Is dat het geval, dan zullen ze ook op het veld een stapje meer willen doen dan gewoon hun eigen taken. Dan zullen ze ook bereid zijn een steek van een ander op te rapen. Zo kom je tot een goeie kleedkamer met meestal ook goeie resultaten.’ Verdraagzaamheid slaat ook op openstaan voor kritiek, voegt hij eraan toe. ‘Op momenten dat de dingen eens scherp worden gesteld, bijvoorbeeld wanneer een speler zijn taak niet deed, dan moet die daarmee om kunnen. Je moet van elkaar kunnen verdragen dat er iets gezegd wordt.’

Respect

Onderling respect draait vooral om communicatie, vindt Smolders. ‘Het gaat ook over je openstellen voor iemand anders, wat de taal of de cultuur van die andere ook is. Ik vind het goed dat iemand die nieuw is, gekoppeld wordt aan iemand die er al was om hem wegwijs te maken. Verantwoordelijkheid dragen voor bijvoorbeeld een jonge gast creëert een band. De beste band die je kunt smeden, is dat je iets extra’s kunt doen voor een ander, ook naast het veld. Investeren, laten zien dat je het goed voor hebt met de ploeg. Bij schadelijke karakters draait het meestal om één woord: respect. Als dat er niet is voor jezelf en niet voor je ploegmaats, waardoor je er op training de kantjes afloopt bijvoorbeeld, dan is het moeilijk.’

People management

Van teambuildingsstages zegt Smolders niet te weten of het veel uithaalt: ‘Zeker als het niet voor iedereen van harte is. Zij die niet meedoen, zetten zichzelf een beetje voor het blok. Maar soms is het ook een geforceerde boel. Ik vind het wel belangrijk om af en toe iets samen te doen.’

Kliekjes in een kleedkamer zijn vooral gevaarlijk als één groep binnen de groep te groot en te dominant wordt, zeker als het om een groep van buitenlanders gaat, zo is zijn ervaring. ‘Het is dikwijls als het minder gaat dat je heel wat groepjes krijgt. De moeilijkste taak van een trainer is meestal het people management. Dat is werken met karakters.’ Maar, benadrukt hij, een groep moet zelfcorrigerend worden: ‘Het is ook wel heel belangrijk dat het niet altijd van bovenaf moet komen, dat er een paar tussen lopen die zeggen: ‘Dat kan zo niet meer, hé vriend!’ Ze kunnen op sommige momenten wel gesteund worden door een trainer, maar je moet zelf ook kunnen corrigeren.’

Hij maakte het ook weleens mee dat een vechtpartij gunstig was voor de kleedkamer. ‘Ja, als het bij iedereen al zo lang borrelt dat een speler niet gecorrigeerd wordt door de trainer, bijvoorbeeld. Een akkefietje op training kan dan wel deugd doen voor een groep, als iedereen het daarmee eens is. Maar in de meeste gevallen is dat helemaal niet zo. Ik maakte het in Gent mee en dan zie je toch dat de ploeg daaronder lijdt. In een groep is er altijd een machtsverhouding met leiders, maar het is wel een vereiste dat je dat op het veld laat zien of een staat van verdienste hebt. Een leider die niet presteert, dat duurt nooit lang.’

Vers bloed

Smolders pleit er ten slotte ook voor om geregeld de samenstelling van de kleedkamer te veranderen. ‘Ik geef Michel Louwagie gelijk als hij zegt: ‘Om de drie jaar moet een kleedkamer eens ververst worden, ook al zijn de resultaten goed.’ Een beetje vers bloed kan goed zijn. Want het gevaar bestaat dat je uitgekeken geraakt op elkaar en dat gaat ten koste van de teamspirit.’

DOOR THOMAS BRICMONT, ALAIN ELIASY EN CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE

‘De moeilijkste taak van een trainer is meestal het people management.’ Tim Smolders

‘Als trainer kun je niet zonder voortrekkers die zowel op als naast het veld de zaken in een positieve sfeer blijven duwen.’ Peter Balette

‘Het is heel nefast als in moeilijke periodes alles wat in de kleedkamer gezegd wordt in de krant staat.’ Philippe Clement

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content